Gedicht 2

A. Serik, 1985

De waarheid van een driejarige

Ze stonden voor hun huis,
zijn moeder huilde,
zijn vader was net zo wit als opa,
toen hij dood was.

Ze moesten hun huis uit,
voor de deur stonden gewapende soldaten,
zijn zus van zeven,
droeg al hun bezittingen.

Ze moesten weg,
waarom?
dacht Huseyin, de driejarige Koerdische jongen.

Toen zag hij de vader van zijn Turkse vriend,
achter de toornige soldaten,
toen wist hij het meteen,
dacht aan de knikkers,
die hij gisteren gewonnen had.

Huilend omarmde hij moeders rok,
en beloofde plechtig
- van Omer zal ik nooit meer een knikker winnen.