Griekse verkiezingen: een nadere analyse

Door Anna Ioannatou

In dit artikel kom ik terug op de nationale verkiezingen in Griekenland van 9 april jl. (zie ook Manifest 8). De resultaten geven stof genoeg voor een gedegen analyse. Hoe kwam het dat de beide grote partijen, de PASOK en de Nea Dimokratía een flinke winst wisten te boeken vergeleken met de verkiezingen van september 1996 en daarmee een verdergaande polarisering van het politieke leven veroorzaakten?

De PASOK kwam in deze race als winnaar uit de bus met 1 procent voorsprong op de Nea Dimokratía. Het Griekse kiezersvolk steunde deze twee partijen met maar liefst 86,5 procent van de stemmen. Temidden van dit geweld handhaafde de KKE zich, terwijl één van de twee kleine partijen uit het parlement verdween en de ander qua zeteltal halveerde. De hele verkiezingscampagne, zoals georganiseerd door de grote partijen leek op een paardenrace, waarbij men kon gokken op de percentages die de deelnemende 'paarden' zouden krijgen. Het klimaat rond de verkiezingen was sterk gepopulariseerd.

Voor KKE uitslag positief én negatief
Temidden van deze polarisering, of liever, dit opleggen van de burgerlijke totalitaire 'democratie', heeft de Communistische Partij (KKE) standgehouden. De groei bij de Europese verkiezingen (8,7%) werd niet vastgehouden, het werd nu weer 5,5 procent, hetzelfde als in september 1996. Met behoud van de 11 parlementszetels. Voor de verkiezingen schreef een krant al dat de KKE voor 4,5 procent uit beton bestaat, waarmee wordt bedoeld dat dit het percentage communisten is, dat met geen aardbeving plat te krijgen is.

De uitslag is voor de KKE zowel negatief als positief te zien. Positief om bovengenoemde redenen. Negatief, omdat twee doelstellingen niet in vervulling zijn gegaan. Aan de ene kant vermindering van de percentages van beide grote partijen als een soort 'straf' voor hun beleid en aan de andere kant een stijging van het percentage voor de KKE ten opzichte van de vorige landelijke verkiezingen.

Op het eerste gezicht is het vreemd dat deze doelstellingen niet werden gehaald. De laatste jaren heeft de regeringspolitiek immers veel verontwaardiging teweeggebracht bij de bevolking. Maar een gedeelte van die verontwaardiging kwam terecht bij de traditioneel rechtse Dimokratía, omdat die zich als dé 'oppositie' profileerde tegen al deze regeringspraktijken. Een ander gedeelte blijkt diezelfde regering nog eens extra te hebben geholpen.

Schijnzekerheid
Als het puntje bij het paaltje komt, blijkt de overgrote meerderheid de politieke kaart van het land niet te willen differentiëren, maar te polariseren. Of liever: de kiezer houdt vast aan wat in de ellendiger wordende wereld (met als gevolg stromen vluchtelingen uit andere landen naar de lidstaten van de EU) toch de zekerste, veiligste en rustigste plek lijkt: 'Europa'. Niet dat hij er echt van houdt, maar wat anders? Dit lijkt de, op de achtergrond aanwezige, logica te zijn. Waarbij we niet moeten vergeten, dat er op het ogenblik geen alternatieven lijken te zijn, gezien de z.g. 'mislukkingen' van het socialisme, zoals men die kende in de Sovjet-Unie en de andere landen van Oost-Europa. Voorlopig zien we nog 'de blik westwaarts' naar het 'zekere' kapitalisme West-Europese stijl.

Dit ook weer niet van harte, maar meer in de stijl van: we kunnen toch niet anders. Op dezelfde manier worden er verontschuldigingen aangevoerd voor het gedrag van de Griekse regering. Uiteraard spelen, als men de verkiezingsuitslag goed wil analyseren, andere factoren een rol, die te maken hebben met Griekenlands sociaal-economische structuur en een daarop historisch gegroeide mentaliteit.

En toch verandert er iets
Het zou echter niet juist zijn een eerste benadering van de verkiezings(uit)slag in Griekenland op papier te zetten zonder nog te wijzen op het volgende: Het landelijke gemiddelde van de KKE was 5,3 procent. Dit lijkt op onveranderlijkheid. Maar als je diverse gebieden nader bekijkt, zie je dat de KKE in een aantal daarvan, o.a. de grote stadscentra, gestegen is. Van flinke stijging kun je nergens spreken, ook niet van flinke daling. De grote stadscentra (waarin zo ongeveer de helft van de bevolking leeft) waren altijd een probleem voor de KKE (sterk reformistische invloeden), terwijl de provincie toegankelijker was. Belangrijk is nu te onderzoeken, hoe er gewerkt is door de communisten daar waar er sprake van stijging was en daar waar er juist sprake van daling was. Soms blijkt dit eenvoudig afhankelijk te zijn van de partijvertegenwoordigers zelf, hoe die 'vallen' bij de bevolking. Soms ook hangt dat weer van andere factoren af. Een ding is zeker. De persoonlijke inzet van elke communist speelt een rol en geen stem wordt ons cadeau gegeven. Voor elke nieuwe aanhanger moet keihard gewerkt worden, zeker in deze omstandigheden van de verpletterende, alom aanwezige invloed van de grote partijen van het kapitalistische establishment.

Daarom is het goed toch weer even een paar dingen te herhalen, die een constant gegeven vormen in benadering van de kleine partijen.
- Het kiesstelsel is niet proportioneel en voegt zetels toe aan partijen boven een bepaald percentage en dat verandert weer per district. De KKE zou, op grond van deze verkiezingsuitslag zo'n 15 parlementsleden moeten krijgen i.p.v. 11. Dit wekt bij veel kiezers het gevoel, dat hun stem toch verloren gaat als ze op een kleinere partij stemmen.
- De vriendjespolitiek heeft een olievlekeffect. De PASOK deelt banen uit en heeft in het hele overheidsambtenaren-netwerk eigen mensen benoemd, tot op de laagste niveaus. Het effect gaat verder dan de betrokken personen alleen, want het wekt hoop bij mensen, die dit verschijnsel gadeslaan. Terwijl communisten spreken over een systeem met kansen voor iedereen, staat de regeringspartij, die een systeem vertegenwoordigt met toenemende werkloosheid, met baantjes en met gunsten klaar. En dit geldt uiteraard ook voor al diegenen, die aan de kant van de Nea Dimokratía staan, mocht deze partij aan de macht komen.
- De verstikking van de stem van de KKE blijft in wezen voortbestaan, ondanks de doorbrekingen die er geweest zijn. Bijvoorbeeld: de laatste week van de verkiezingen is de KKE bij geen enkel tv-debat meer uitgenodigd, ondanks de in het parlement aangenomen wet, waaraan men zich aardig gehouden heeft.

Het anti-rechtse syndroom
Een belangrijke psychologische rol in het stemgedrag van veel Griekse kiezers speelt het zogeheten anti-rechtse syndroom. Het grootste gedeelte van de Griekse bevolking is sinds de burgeroorlog ('47-'49) geterroriseerd en getiranniseerd door politiek rechts. De PASOK heeft sinds zijn oprichting, na de junta, als zogenaamde socialistische beweging, heel handig misbruik gemaakt van deze angst. Men kan zelfs spreken van psychologische chantage, gebaseerd op het leed van een bevolking. Dit anti-rechtse syndroom blijkt nog steeds te functioneren op kritieke momenten. Volgens analyses, gebaseerd op exit-polls, heeft een flink gedeelte van de kiezers, dat op een van de drie kleine partijen had willen stemmen, toch maar op de PASOK gestemd om de rechtse Nea Dimokratía niet aan de macht te laten komen. Die zat immers duidelijk in de lift.

Dat beide grote partijen voor dezelfde politiek staan, met enkel verschillen in aanpak van hetzelfde sociaal-economische systeem, is nog lang niet doorgedrongen tot het bredere publiek, voor wie de PASOK toch een linkser profiel blijft houden.

En wat nu?
Nog nooit heeft een verkiezingsuitslag zo weinig in verhouding gestaan tot de problemen in het land. Vanaf 10 april zijn daarom gewoon weer alle sociale problemen 'aan het woord'. De niet-oplossing ervan vormt een steeds grotere dynamiek in de Griekse samenleving, die op een gegeven moment zijn uitdrukking op politiek niveau moet krijgen. En daarom is het zo'n positief teken, dat een communistische partij zich tegen alle stromen in weet te handhaven.