Onwilligheid en prestatieloon

Door Jan Cleton

De kop van dit artikel toont twee hoofdonderwerpen van de sociaal-economische berichtgeving in de burgerlijke kranten. Alhoewel losstaande thema's, raken ze elkaar hier en daar wel. Bijna elke dag komt de lezer van deze bladen de genoemde termen tegen. Ieder die zich niet wenst aan te passen aan de belangen van een kleine groep kapitaalbezitters wordt afgeschilderd als onwillig. En wie zich buitensporig wil laten uitbuiten, of daartoe wordt gedwongen, wil men voor die 'prestatie' belonen.

Onwil om slaafs mee te doen aan de bevelen van het betrekkelijk kleine groepje machthebbers was er altijd al. Onwillig was je als je het verdomde om voor een habbekrats te werken, of als je betere leefomstandigheden eiste, of meer rechten opeiste. Tegenwoordig ben je onwillig als je niet tot je 65-ste of langer voor een baas wil werken. Een deel van de onwillige 'medewerkers' probeert men een worst voor te houden, genaamd prestatiebeloning. Op zich geen nieuw verschijnsel. De bazen probeerden altijd al een wig te drijven tussen de arbeiders. Maar nu wordt het ook een manier om 'onmisbare' medewerkers sterker en langer aan het bedrijf te binden. Soms bestaat de prestatie er slechts uit dat een bepaalde opleiding of ervaring schaars is. Dat wil men ook belonen. Het algemene opleidingspeil wordt niet verhoogd, maar de baasjes proberen bij elkaar de krenten uit de pap te pikken.

Er zijn echter verschillende categorieën medewerkers. De meesten zullen door alle nieuwe ontwikkelingen er slechts op achteruitgaan. Daarom zijn er gelukkig nog velen die het gif in de voorgehouden worst bijtijds ontdekken.

Erg giftig

Dat deze worst uiterst giftig is wordt ook aangetoond door de twee grootste vakorganisaties in Nederland die zich op dit punt, in hoofdlijnen, gezamenlijk verzetten tegen de invoering van het prestatieloon. Een groot deel van het middelbaar en hoger personeel, dat zich veelal apart georganiseerd heeft en daardoor reeds afstand heeft genomen van de solidariteit onder de werkers, denkt te kunnen profiteren van het prestatieloon. Het zal er in de praktijk echter wel op neer komen dat 'de chef' van goed presterende werknemers onevenredig 'de buit' krijgt toegespeeld. Werknemers hebben op dat punt een gezonde argwaan opgebouwd, en, de goede chefs daargelaten, terecht!

Uitbuiting waar mogelijk nog verder opvoeren

De Nederlandse werknemer is, volgens in het Westen gerespecteerde onderzoeksinstituten, de hoogst-producerende ter wereld. Dat het aantal uitvallers ook hoog ligt is navenant. Het kapitalistische systeem, gebaseerd op concurrentie, dwingt werkgevers - ook al bezitten ze persoonlijk miljarden - om de kosten van de arbeid nog verder te reduceren om in de concurrentiestrijd te overleven.

Deze overleving wordt nog steeds voor een overgroot gedeelte bepaald door de hoogte van de arbeidskosten. Om de onderlinge kapitalistische concurrentieslag te winnen wordt zij nog steeds meerendeels betaald, en dat zal onder het kapitalisme altijd blijven, door de kosten van en voor de arbeidskracht te verlagen. De uitbuiting dient dus nog verder opgevoerd te worden. Kapitalisten zijn personen die rijk willen worden door de arbeid van anderen te exploiteren.

Mede daarom proberen ondernemersorganisaties ook de kosten die in feite door de werknemers zelf betaald worden, zoals bijvoorbeeld de WAO en de pensioenen, zoveel mogelijk te reduceren. Zij vinden dat 'zij' het betalen. Maar aangezien alle waarde voortkomt uit arbeid, is dat een onmogelijkheid. Als zij het al betalen dan doen zij dat van het geld dat zij aan de meerwaarde van de arbeid 'overgehouden' hebben. Maar dit beperkt wel hun winst! Hoe valt hun doel dan te bereiken? De invoering van het prestatieloon moet leiden tot verlaging van de loonkosten. Om het 'sociale' draagvlak hiervoor te creëren gebruiken zij het oude verdeel en heersprincipe, dat tijdens de 'koude oorlog' gedeeltelijk opgeborgen was. Arbeiders dreigen door deze propaganda-oorlog steeds meer alleen op te komen voor hun eigen belang en hun eigen loon. De solidariteit moet het afleggen tegen egoïsme.

Werken en werken

Voor werkgevers is het financieel zeer voordelig om de werknemer zijn - door strijd - verworven sociale voorzieningen af te nemen en te vervangen door geprivatiseerde sociale onzekerheid, want ook daar kunnen zij aan verdienen, terwijl hun aandeel in de sociale premies daalt. Dat gebeurt zeer omzichtig, door het propageren van het individualisme, de vakbonden ervoor te winnen, het rondbazuinen van verhalen over zogenaamde profiteurs (veelal met een racistische ondertoon) en het verder tegen elkaar uitspelen van overige slachtoffers van het systeem. Slachtoffers van over de grens en autochtone slachtoffers die (dreigen te) bezwijken onder de arbeidsdruk of de financiële lasten. Tezelfdertijd krijgen de werkelijke profiteurs van de arbeid van anderen, levend zonder de druk waaronder de arbeiders in steeds grotere mate bezwijken, korting op hun levensverzekeringspremie, omdat zij aantoonbaar gezonder en dus langer leven.

Sociale inzet dient de norm te zijn

Het is dus niet de zogenaamde prestatie, waardoor werknemers alleen maar tegen elkaar worden uitgespeeld, maar de sociale inzet in het algemeen belang die toonaangevend dient te zijn. Slechts dan is er vooruitgang mogelijk voor de massa. Er is voldoende productiekracht om iedereen op deze wereld van een menswaardig bestaan te verzekeren. Werkelijk sociale inzet om de wereld o.a. voor een sociaal of ecologisch debacle te behoeden, kan slechts bereikt worden door een socialistische oplossing van bovengenoemde problemen. Maar als je daarvoor kiest word je niet meer als onwillig aangemerkt, nee, je wordt gegarandeerd, met behulp van de media, tot volksvijand gebombardeerd, terwijl je juist voor de objectieve belangen van het volk opkomt. Dat is de dictatuur van de burgerij! Maar die is eindig.