Het proces Clabecq:

Twee-nul voor de beklaagden, maar justitie gaat door

Door Jan Cleton

De schijnvertoning is nog niet ten einde. Halsstarrig blijven de tegenstanders van arbeidersrechten zich, bij monde van het parket, verzetten tegen arbeiders die het voortouw durven te nemen tegen de logica van het kapitalisme. De logica die het financieel belang van enkelen laat prevaleren boven simpele mensenrechten, zoals het recht op arbeid. Dat geen enkel middel daarbij geschuwd wordt bleek, en blijkt opnieuw, in de rechtszaak tegen de 'dertien van Clabecq'.

Het proces begon in november 1998. De beklaagden mochten niet verschijnen voor de raadkamer, die moet beslissen of de aanklachten voldoende zwaar wegen om naar de rechtbank te stappen. De procureur (officier van justitie, JC) had zelf verzachtende omstandigheden aangevoerd -namelijk dat er geen eerdere veroordelingen waren - om de dertien voor een correctionele rechtbank te dagen. Dat wil zeggen dat het om misdrijven gaat en niet om misdaden. In dat geval hoeft er geen onderzoeksrechter aangesteld te worden die beoordeelt of het proces gevoerd kan worden.

Juist om die reden oordeelden de drie nieuwe rechters van de correctionele rechtbank van Nijvel zich - na de wraking in januari dit jaar, omdat een van de rechters gehuwd was met een substituut die in de zaak was opgetreden - onbevoegd en verklaarden dit in hun vonnis van 11 juli.

Enkele uitspraken uit dat vonnis

  • "Door zelf verzachtende omstandigheden aan te geven, zo stelt het vonnis, verhinderde de procureur des konings dat de beklaagden voor de raadkamer zouden verschijnen (...) en dat ze zich zouden kunnen uitspreken over het rapport van een onderzoeksrechter en om een niet-ontvankelijkheidsverklaring zouden kunnen vragen."
  • "Als er verzachtende omstandigheden kunnen worden aangevoerd", zo zegt de rechtbank, "dan is dat in het belang van een goede rechtspraak en niet om het samenstellen van complete en onbevooroordeelde informatie te omzeilen."
  • De rechters geven nog een laatste veeg uit de pan: "het aanstellen van een onderzoeksrechter zou overigens mogelijk hebben gemaakt tegemoet te komen aan de grieven van de beklaagden, gebaseerd op de overtreding van artikel 6 van de Rechten van de Mens; zo zouden de beklaagden gehoord geweest zijn door onafhankelijke onderzoekers en had de zaak beoordeeld kunnen worden in normale omstandigheden."
Het parket trok zich hier niets van aan en ging in beroep. Het Hof van Brussel moet het gehele dossier nu opnieuw onderzoeken.