Griekenland, Europa en de orthodoxie

Door Anna Ioannatou

Gedurende de afgelopen paar maanden is het meest besproken onderwerp in Griekenland dat van het al of niet vermelden van het religieuze geloof op de identiteitskaarten, die elke Griekse staatsburger verplicht is bij zich te hebben. Binnen het kader van de Europese eenwording en in dit geval van het Verdrag van Schengen in het bijzonder, dient het geloof van de houder niet meer vermeld te worden.

Op het eerste gezicht een simpele zaak, zou je zeggen. De regering heeft deze maatregel mooi verpakt als humanitair gericht en tegen discriminatie op grond van geloofsovertuiging. Op zich is dit juist en er is geen enkele reden om op een persoonsbewijs te vermelden wat de houder gelooft. Maar daar blijkt het helemaal niet om te gaan. Deze ogenschijnlijk administratieve zaak werd aanleiding tot een enorme confrontatie tussen kerk en regering, die geen echte is, zoals verderop zal blijken. Bovendien maakte het een heel complex aan gevoelens los in de Griekse samenleving, die onthullend waren voor de historische, politieke en sociaal-psychologische stand van zaken in het land.

Kerk en staat

In Griekenland zijn kerk en staat niet gescheiden en daarmee is het land nog de enige lidstaat van de EU, waar dit nog niet zo is. Dus de greep van de (Grieks-orthodoxe) kerk op het politieke en sociale leven is groot en bovendien geïnstitutionaliseerd. Uiteraard wil de kerk dit soort macht helemaal niet afstaan. Is die machtsstrijd wel zo echt of gaat het om een opgezette confrontatie om de bevolking te verdelen in een schijngevecht en zo af te leiden van de echte problemen? Immers nieuwe beperkende maatregelen zijn op til in het sociale politieke leven als gevolg van Griekenland's recente toetreding tot de EMU (Economische Monetaire Unie), dus verdere afbraak van sociale en politieke rechten.

Het grote 'gevecht' tussen kerk en staat onthult veel wat betreft de historische gevoeligheden in de Griekse samenleving. Aan de ene kant hebben we de regering + meelopende 'oppositie', die een soort reïncarnatie van de Europese Verlichting predikt en flirt met termen als progressiviteit, modernisme en nieuw internationalisme, als opvolgers van de klassieke Europese bourgeoiswaarden, die een paar eeuwen geleden inderdaad nieuw en historisch een stap vooruit waren.

Aan de andere kant de orthodoxe kerk, die met nationalistisch religieuze waarden schermt en teruggrijpt op de Bevrijdingsstrijd (1821-1830) tegen de Turken als symbool van nationale trots, maar dan wel met een overgrote nadruk op de orthodoxie als nationaal bindmiddel (zoals destijds, is de gedachte) en als onmisbare steunpilaar voor het ontstaan van en het handhaven van de onafhankelijkheid van Griekenland als natie.

Godsdienst als opium, ook nu?

Het opsplitsen van een volk om religieuze kwesties is beslist geen nieuwe 'truc'. In de vorige eeuw al veroordeelde Fr. Engels de pogingen van diegenen, die zich 'linkser' of 'revolutionairder' wilden opstellen dan de toenmalige sociaal-democratische arbeiderspartijen en in de partijprogramma's een rechtstreekse erkenning van het atheisme als grondslag wilden opnemen in de zin van een soort oorlogsverklaring tegen de godsdienst. Volgens Engels was dit de beste manier om de belangstelling voor religie te doen groeien. Alleen de betrokkenheid van de bredere volkslagen bij de politieke, economische en sociale strijd en via die weg de bewustmaking van de rol van godsdienst als het bekende opium voor het volk kon de bevrijding van het religieuze juk brengen.

Ook uit de aan ons overgeleverde discussies in het pre-revolutionaire Rusland blijkt hoe belangrijk deze zaak was, vooral in landen met enorme achterstanden, waar de (vooral armere) bevolking letterlijk in de greep leefde van het religieuze establishments-instituut kerk. Ook daar wees de partij onder Lenin het af atheïsme geprononceerd in het partijprogramma te plaatsen als onlosmakelijk onderdeel van het marxisme, omdat men de eenheid van de bevolking in de politieke, economische en sociale strijd vooropstelde als eerste noodzaak en verdeeldheid wilde vermijden om een secundaire zaak als religie. Lenin adviseerde wel nadrukkelijk de 18e eeuwse Franse atheïsten te bestuderen om te begrijpen, hoe in het zich kapitalistisch ontwikkelende West-Europa de bourgeoisie zich ontdeed van religieuze banden, of compromissen sloot, als noodzakelijke historische stap. In Rusland moest het revolutionaire proletariaat ook deze taak nog op zich nemen, omdat de Russische samenleving niet door deze historische fase was gegaan.

In beide voornoemde gevallen stonden uiteraard de burgerlijke partijen klaar om de marxisten te beschuldigen van afvalligheid van hun eigen theorieën, want het is in hun voordeel om verdeeldheid te zaaien in de communistische beweging, door secundaire kwesties op de voorgrond te stellen.

De geschiedenis herhaalt zich

Maar natuurlijk telkens op een ander niveau en in andere omstandigheden. In het huidige Griekenland zien we zo'n herhaling in de aanvallen op de Communistische Partij (KKE) door vooral de regerende PASOK en de kleine, reformistische Synaspismos. De KKE respecteert de historisch gegroeide gevoeligheden en gevoelens van de bevolking en geeft de voorkeur aan het vermijden van een maatschappelijke discussie op deze basis i.p.v. een tirade te houden tegen kerk en religie om die 'ideologische zuiverheid' te bewijzen, die de andere partijen haar opleggen. De KKE zou dus religieus nationalistisch zijn en ondergaat felle aanvallen, waarbij weer eens opvalt hoe ontroerend de burgerlijke partijen wensen te waken over de ideologische zuiverheid van een communistische partij... Historische kennis helpt, zoals we hierboven zagen, bij het doorgronden van deze alles behalve onschuldige aanvallen.

Geen Khomeini's

"Wij zijn geen Khomeini's", verklaarde de Griekse aartsbisschop Christodoulos om slechte indrukken van religieus fanatisme te vermijden. In een toespraak gaf hij zijn eigen definitie van het Verenigd Europa: "Sommige Nieuwgriekse intellectuelen denken, dat het Verenigde Europa een juridische ruimte is, waar het Christendom verboden is of een vlekje is. In werkelijkheid is de Europese eenheid een schepping van de spiritualiteit van het Christendom en kan alleen maar verstaan worden als uitdrukking van de heilige christelijke leer." Verder zegent hij de Monetaire Unie en de "Europese oriëntatie", de globalisering en zelfs het economisch beleid van de regering. In diezelfde bovenvermelde toespraak was hij zeer duidelijk. "De orthodoxie heeft een rol te spelen in ons gemeenschappelijk Europees gebeuren."

Zo speelt de een met het geloof van de bevolking, of liever, maakt er misbruik van. En de ander, de regering Simitis, met de democratische gevoeligheden. Men heeft een groot gedeelte van de bevolking opgehitst door haar te doen geloven, dat het schrappen van het geloof van de identiteitskaart een schrappen inhoudt van de orthodoxie door het imperialisme; dat het een eerste stapje in de richting van het schrappen van het Griek-zijn zou betekenen. Dit speelt in op de historisch gevormde gevoeligheden en angsten. Dan komt de orthodoxe kerk het volk redden met patriottisme en anti-imperialisme als tegenwicht tegen het kosmopolitisme en het Europese 'internationalisme' van de regering.

Dit komt de regering weer goed uit, want de gevoelens van weerzin onder de bevolking worden zo in kerkelijke handen christelijk geneutraliseerd. En dan maakt die kerk toch weer propaganda voor de Europese Unie. Vandaar die meer dan gegronde vermoedens, dat het om een schijngevecht gaat. Uiteindelijk dienen kerk en staat dezelfde 'God': de kapitalistische eenwording.

Een pseudo-dilemma

En het volk? Het volk wordt geplaatst voor een pseudo-dilemma: Simitis (Premier) of Christodoulos (aartsbisschop). Dat is niet voor het eerst in de Griekse geschiedenis, waarin dit soort schijndilemma's troef is. Na afloop van de militaire junta (1974) was het: Karamanlis (leider van de rechtse Demokratia) of de tanks (van de junta) en daarvoor nog veel ergere, vergelijkbare dilemma's.

Hoe dan ook, de regering is overgegaan tot het uitgeven van de nieuwe identiteitskaarten, zonder vermelding van de religie van de houder.

De Heilige Synode van de Grieks-orthodoxe kerk reageerde onmiddellijk: "De kerk van Griekenland constateert met treurnis en grote bezorgdheid, dat sommige regeringskringen blijven aandringen op de toepassing van een anti-religieus plan, waarbij de mening van ons gelovige volk zoals die kort geleden in Thessaloniki en Athene geuit werd, volledig geminacht wordt."

Ongeveer half juni had de orthodoxe kerk namelijk in beide grote steden een massale bijeenkomst op touw gezet, waarbij de aartsbisschop het verenigde 'gelovige' volk ophitsend toegesproken heeft.

De kerk heeft tevens besloten vanaf 1 september een handtekeningenactie te beginnen ten gunste van de vermelding van het geloof op de identiteitskaarten. Hiermee wil men de regering dwingen, op bases van Grondwetsbepalingen, een referendum te houden over de kwestie.

De serie 'confrontatie kerk en staat' wordt dus voortgezet, vermoedelijk tot het moment dat een officiële 'verzoening' ten overstaan van het volk tot stand gebracht wordt. Beide kanten aanbidden immers dezelfde 'God', zoals we al eerder aantoonden?