Verenigde Naties klagen aan:

Kloof tussen rijk en arm steeds breder

Door Pol De Vos

De ongelijkheid tussen arm en rijk is in de loop van de 20ste eeuw toegenomen zoals nooit eerder het geval is geweest, dat schrijft het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) in haar jaarrapport.

Tussen 1990 en 1998 is het inkomen per inwoner gedaald in 50 landen. De rijkste tweehonderd mensen hadden vorig jaar samen 2618 miljard gulden. Dat is 231 miljard gulden meer dan het jaar ervoor. De 582 miljoen inwoners van de minst ontwikkelde landen hebben samen minder dan 10% van dat bedrag. De kloof tussen de rijkste en de armste landen was 3 tegen 1 in 1820, 35 tegen 1 in 1950, 44 tegen 1 in 1973 en 72 tegen 1 in 1992.

Hoewel de armoede in landen als China drastisch verminderd is, moet éénvijfde van de wereldbevolking (1,2 miljard mensen) nog altijd rondkomen met minder dan 1 dollar per dag. Bovendien leven of werken 100 miljoen kinderen op straat en zijn jaarlijks 1,2 miljoen vrouwen en jonge meisjes slachtoffer van vrouwenhandel voor prostitutie. In de 30 meest ontwikkelde landen, is de levensverwachting bij de geboorte hoger dan 75 jaar. In zwart Afrika is die slechts 49 jaar. Voor Malawi is dat maar 39 jaar en voor Sierra Leone 38 jaar. De rijken worden niet alleen steeds rijker, maar leven ook steeds langer.

Ook in West-Europa en de Verenigde Staten groeit de kloof. In de Oeso (de rijkste landen) zijn er 8 miljoen kinderen ondervoed. In de Verenigde Staten hebben 40 miljoen mensen geen sociale zekerheid, en één op vijf volwassenen is functioneel analfabeet. (Bron: UNDP, jaarrapport 2000)