Sociaal Economische Commissie: Intro.

Dit artikel is het eerste in een reeks over het oppakken door de partij van de sociaal-economische strijd in ons land. In dit artikel wordt de aanpak hiervan geschetst die de sociaal-economische commissie voor ogen staat. Deze aanpak wordt in de partij in discussie gebracht, eerst in de afdelingen en vervolgens op 11 november in een sociaal-economische conferentie. De bijdragen die over dit onderwerp in Manifest volgen zullen onder verantwoordelijkheid vallen van de sociaal-economische commissie. Deze zal de artikelen begeleiden met commentaar en er discussiethema's uit distilleren voor de partijconferentie in november.

NCPN en sociaal economische strijd

Vanaf het vorige partijcongres heeft sociaal-economische strijd opnieuw een centrale positie in de partij gekregen. Hiertoe heeft de sociaal-economische commissie van het partijbestuur de opdracht gekregen om, uitgaande van de krachten die in de partij aanwezig zijn, sociaal-economische strijd in ons land te ondersteunen, te stimuleren, verder te ontwikkelen en te sturen. Voor communisten is de sociaal-economische strijd één van de peilers van haar bestaan. Het is echter geen strijd die beperkt blijft tot sociaal-economische verhoudingen. Voor communisten gaat het er om voortdurend opnieuw aan te tonen dat binnen continu wisselende sociale, economische en politieke verhoudingen:
  1. klassenstrijd, het (sluimerende) conflict tussen hen die met bezit van productiemiddelen in hun bestaan en hen die met arbeidskracht in hun levensonderhoud voorzien, zich in alle aspecten van het maatschappelijk leven openbaart;
  2. deze strijd in alle vezels van de samenleving ook met succes kan worden gevoerd.
De NCPN is echter nog een kleine partij en moet zich tot ambities voor de korte termijn beperken. Op voorstel van de commissie zal de aandacht van de partij zich in de eerste plaats richten op industrie-arbeiders en uitkeringsgerechtigden. Dat neemt uiteraard niet weg dat in de praktijk ook aandacht wordt besteed aan andere groepen arbeiders en aan acties in andere instellingen. De beperkte kracht van de partij moet echter niet worden versnipperd over de gehele arbeidersklasse, maar geconcentreerd op twee belangrijke, maar geheel verschillende, delen daarvan. Bij deze keuze voor industrie-arbeiders en uitkeringsgerechtigden hebben overigens naast het besef dat we niet alles kunnen aanpakken ook strategische motieven meegewogen. Deze strategische afweging betreft vooral materialistische argumenten. De commissie heeft zich bij deze keuze heel bewust laten leiden door het gedachtegoed van een materialistische wereldbeschouwing. In dit artikel zal deze keuze voor een aanpak van de sociaal-economische strijd door de partij verder worden toegelicht en uitgewerkt. Daarna zal worden ingegaan op het gevaar van het dogmatisch interpreteren en uitvoeren van deze keuze door de partij. Immers hoe juist een besluit theoretisch ook kan zijn, toch zal het niet klakkeloos moeten worden uitgevoerd. In de praktijk van sommige partijafdelingen kan blinde uitvoering van het besluit leiden tot verzwakking van de partij. Communisten moeten echter altijd oog hebben voor de wisselwerking tussen klassenstrijd en versterking van de partij. Bij het aanpakken van sociaal-economische vraagstukken door partijafdelingen zullen daarom altijd twee vragen centraal staan: hoe kan de strijd tot resultaten leiden voor de arbeidersklasse en hoe kan de partij(afdeling) erdoor worden versterkt?

Industriële productie: centrum in meerwaardevorming

De communistische partij heeft de pretentie de dictatuur van het kapitaal te vervangen door de dictatuur van de arbeid. Deze wisseling van macht kan alleen duurzaam succes hebben als die wetenschappelijk wordt voorbereid en uitgevoerd: met behulp van het wetenschappelijk socialisme. Volgens dit marxisme-leninisme is de strijd om de macht niet alleen een politieke strijd, maar evenzeer een economische, culturele en ideologische strijd. Al deze aspecten van klassenstrijd zijn belangrijk, veronderstellen en ondersteunen elkaar, maar zonder een krachtige en succesvolle economische strijd zullen resultaten op ideologisch en politiek terrein uiteindelijk onvoldoende machtsbasis verschaffen om duurzaam te zijn. Het is daarom voor een communistische partij van levensbelang dat zij sterk is georganiseerd onder die arbeiders die een sleutelpositie hebben in de machtsbasis van de kapitalist: de meerwaardevorming. In onze maatschappij zijn dat (vooral) de industriële arbeiders. Daar vindt objectief de grootste meerwaardevorming en derhalve de grootste uitbuiting plaats. Deze groep van de arbeidersklasse is niet alleen strategisch van enorm belang omdat zij de grootste meerwaarde realiseert en bij strijd de meerwaardevorming ernstig kan laten stokken, maar deze groep is in staat bij strijd bovendien zeer snel haar situatie te begrijpen en bewust te worden van de 'extreme' uitbuiting waaraan zij bloot staat. Objectief zijn immers de voorwaarden daarvoor aanwezig: dit deel van de arbeidersklasse is binnen de bedrijven uiterst 'productief'. Het bedrijf bestaat vooral dankzij deze productiviteit en op basis daarvan zijn eigenaren en topmanagement in staat elkaar topdividenden en topsalarissen toe te schuiven. Vergeleken met deze de pan uitrijzende bedragen worden productie-arbeiders afgescheept met een schijntje. Vroeg of laat zal deze structurele onrechtvaardigheid, deze fundamentele 'weeffout' in de kapitalistische productie, doordringen tot het bewustzijn van de arbeiders. Het is de taak van de communistische partij dit klassenbewustzijn te stimuleren en te ontwikkelen. Niet om arbeiders ontevredenheid met het maatschappelijk systeem 'aan te praten' en tot tegenwerking en opstand aan te zetten zoals rechtse kapitaalbezitters en hun woordvoerders vaak beweren. Nee, het is de taak van de communistische partij de feitelijke fundamenten en drijfveren van dit maatschappelijk stelsel bloot te leggen. Arbeiders, en zeker diegenen die uitbuiting 'aan den lijve' ervaren zullen zelf op grond van deze 'blootgelegde werkelijkheid' conclusies trekken. De uitdaging aan de communistische partij is dat deze ontluikende, klassenbewuste arbeiders, gaan inzien dat de communistische partij aan hun kant staat. Uiteraard moet de communistische partij niet naïef zijn. Naast haar primair 'onthullende taak' kan en zal de communistische partij dit bewustwordingsproces eveneens stimuleren en versterken met agitatorische middelen. Communisten zijn niet alleen theoretici, maar passen hun inzichten toe door het noemen van 'man en paard'. De verrijking door management en kapitaalbezitters wordt immers veel duidelijker door deze verrijking bij individuele personen te onthullen.

Fundament van de taken van de communistische partij blijft evenwel de analyse van economische grondslag van de samenleving en verspreiding daarvan onder de arbeidersklasse van de resultaten.

Kennis van zaken noodzakelijk

Het 'blootleggen van de werkelijkheid' is even gecompliceerd en eenvoudig als de werkelijkheid zelf. De 'werkelijkheid' schuilt in de machtsverhoudingen tussen internationale kapitaalsgroepen en economische en militaire machtsblokken. Maar dezelfde 'werkelijkheid' tref je ook aan in belangentegenstellingen tussen exploitanten van het openbaar vervoer en gebruikers daarvan, de reizigers, tussen het groot en klein winkelbedrijf enz. en tussen management en werkers op de werkvloer van afzonderlijke bedrijven. Kritische analyses op alle niveaus van de internationale en nationale gemeenschap, in alle sectoren van de maatschappij, zullen elkaar versterken en aanvullen. Met het wetenschappelijk socialisme zullen ze op revolutionaire wijze de werkelijkheid verklaren. Maatregelen op de werkvloer zullen op overtuigende wijze in verband worden gebracht met kapitaalsbewegingen op globaal niveau. Maar de individuele arbeider wordt geconfronteerd met onderhandelingsresultaten van zijn CAO, met reorganisaties en fusies van zijn bedrijf en binnen zijn bedrijfstak. Hem zullen algemene economische bewegingen en wereldmarktperspectieven vaak worst zijn. Hij zal er vooral in geïnteresseerd zijn om de ontwikkelingen binnen het eigen bedrijf te snappen en daarmee de eigen positie daarbinnen te begrijpen om een succesvolle strategie te kunnen ontwikkelen die zijn belangen dient.

Communisten kunnen en moeten daarbij behulpzaam zijn. Zij hebben in principe inzicht in de bewegingswetten van het kapitaal en beschikken over de ervaringen van strijd die elders is gevoerd. Maar om succesvolle ondersteuning te bieden moeten zij wel beschikken over 'kennis van zaken': specifieke kennis over individuele bedrijven. Deze is niet of nauwelijks van buitenaf te vergaren. Daartoe zijn kennisbronnen in bedrijven zelf onontbeerlijk. Willen communisten met succes economische strijd ondersteunen dan moeten zij in contact staan met arbeiders in bedrijven. Enerzijds omdat de arbeiders kennisbronnen zijn over het bedrijf, anderzijds omdat steun in de vorm van inzicht en kennis uit het communistisch gedachten- en ervaringsgoed pas effectief door arbeiders in bedrijven zelf tot gelding kan worden gebracht.

Elke afdeling van de NCPN staat daarom voor de taak contacten aan te gaan met (strijdbare) arbeiders uit bedrijven in hun afdeling. Vaak zullen deze contacten reeds bestaan en dan staat de afdeling voor de vraag hoe deze moeten worden aangewend en ontwikkeld binnen de wisselwerking van klassenstrijd en versterking van de afdeling. Als ze ontbreken dan staat de afdeling voor de vraag hoe deze contacten gelegd kunnen worden. In beide gevallen wordt er grote creativiteit, initiatief en doorzettingsvermogen van de afdelingen gevraagd. Maar een keus heeft de afdeling niet. Kennis over bedrijven, economisch (hoe staat het bedrijf ervoor? Welk aandeel levert zij in een productieketen? Welke positie heeft het bedrijf binnen het kapitaal dat actief is in deze productieketen?), sociaal (welk type arbeiders werken in het bedrijf? Welke binding hebben zij met het bedrijf? Onder welke arbeidsvoorwaarden wordt er gewerkt? Hebben de arbeiders directe invloed gehad op de CAO?) en politiek (Wat produceert het bedrijf? Wapens of consumptiegoederen? Welke politieke kleur hebben de eigenaars -als die 'zichtbaar zijn'- en het management? Zijn er bindingen van de leiding van het bedrijf met politieke partijen?) zijn voor een communistische partij essentieel!

Uitkeringsgerechtigden

Naast productie-arbeiders, waarvan industriële arbeiders het centrum van meerwaardevorming zijn, kent onze maatschappij eveneens een groot 'arbeidsreserveleger': de uitkeringsgerechtigden. Deze groep binnen de arbeidersklasse is in de regel niet ingeschakeld bij de meerwaardevorming en is daarom economisch voor de kapitalist van veel minder belang (uitzonderingen hierop zijn uitkeringsgerechtigden in de sociale werkvoorziening en vrijwilligers die werken 'met behoud van uitkering'). Uitkeringsgerechtigden hebben daarom economisch voor enkele kapitalisten alleen betekenis als consument. Maar politiek is deze groep van veel groter belang. Niet alleen door het getal (Nederland kent 15% uitkeringsgerechtigden), maar ook door hun ideologisch-propagandistische betekenis: uitkeringsgerechtigden zijn het levende bewijs van de welvaartstaat, maar zij zijn ook arbeidsreserveleger en moeten dus wel bereid zijn (of gedwongen kunnen worden) aan de slag te gaan als dat nodig is. Als 'bewijs' van de welvaartstaat is dit deel van de arbeidersklasse voor de kapitalist bovendien politiek van belang om te worden 'ingezet' tegen materialistische levensbeschouwingen die arbeid als enige bron van maatschappelijke rijkdom zien. De filosofische 'consequentie' hiervan is dat de mens door arbeid pas mens wordt en zich onderscheidt van de dieren. Uitkeringsgerechtigden worden door kapitalistische mechanismen, soms langdurig, buiten het arbeidsproces gehouden. Hen ontbreekt het aan passend werk en effectieve prikkels om kansen op een baan te vergroten om 'zich als mens met arbeid te realiseren'. Zelfs gepensioneerden ervaren soms de 'schok' om abrupt buiten het arbeidsproces te worden geplaatst. Ideologisch wordt hier echter minder zwaar aan getild omdat zij 'deze verlossing van arbeid' als een verworven recht zien, waarvoor zuurbetaalde premie is betaald.

Soms hebben uitkeringsgerechtigden voor deze situatie een rechtvaardiging opgebouwd van zelfontplooiing buiten het collectieve arbeidsproces om. In het verlengde van deze redenering ligt dat werkloosheid de verantwoordelijkheid is van de uitkeringsgerechtigde zelf: hij heeft er immers zelf voor gekozen zich te ontplooien buiten de betaalde arbeidsplaats om. Ideologisch misbruikt het kapitalisme de situatie van het 'arbeidsreserveleger' in de welvaartsmaatschappij tweeledig, naar gelang het van pas komt:

  1. Door uitkeringsgerechtigden af te houden van de materialistische levensbeschouwing worden ze in de armen gedreven van anarchistische en individualistische filosofieën over zelfontplooiing.
  2. Door uitkeringsgerechtigden te verwijten niet te willen werken en af te schilderen als profiteurs, die moeten worden gedwongen werk te accepteren, door het intrekken of verminderen van verworven rechten, bijv. door verlaging van uitkeringen.
Politiek zijn uitkeringsgerechtigden hierom een bijzonder belangrijke groep. Zij vertegenwoordigen eveneens, maar wel om heel andere redenen dan industrie-arbeiders, een zwakke plek in het kapitalistische stelsel.

De sociaal-economische commissie stelt om praktische redenen voor dat de partij zich niet met de totale groep van uitkeringsgerechtigden gaat bezighouden, maar zich concentreert op de economische strijd van die groep onder uitkeringsgerechtigden die wel degelijk arbeid verricht, zonder loon maar 'met behoud van uitkering'. De commissie is van oordeel dat het kapitalisme zich bij deze groep van een asociale, maar ook machteloze, uitbuitingskant laat zien, waartegen met succes zal kunnen worden opgetreden.

Geen dogmatisch opleggen van de partijlijn

In bovenstaande door de sociaal-economische commissie voorgestelde, aanpak zijn verschillende keuzes gemaakt die binnen de afdelingen van de partij moeten worden doorgesproken en gedeeld. Uit discussies binnen partij-afdelingen kan blijken dat in de specifieke situatie van een afdeling bovenstaande lijn niet dogmatisch in de afdeling kan worden doorgevoerd. Een afdeling kan immers zeer goede contacten hebben opgebouwd met arbeiders die niet tot de groep industrie-arbeiders behoren of met uitkeringsgerechtigden die niet werken 'met behoud van loon'. Daar waar afdelingen goede contacten met (andere) delen van de arbeidersklasse hebben opgebouwd (met werkers in het openbaar vervoer of met uitkeringsgerechtigden in een anti-banenpoolcomité bijvoorbeeld), die bovendien perspectief hebben op succesvolle klassenstrijd, mogen deze contacten uiteraard niet worden opgeofferd aan het doorvoeren van een 'lijn' in de partij. Daarentegen is het wel zinvol om deze contacten opnieuw te bekijken vanuit de 'partijlijn' om na te gaan of in die contacten wellicht toch aanknopingspunten worden gevonden om, voor een deel, mee te gaan in de 'partijlijn' of om aan die keuzes van de partijcommissie belangrijke 'feed back' te geven.

In ieder geval acht de commissie het noodzakelijk dat binnen elke partij-afdeling de discussie over de voorgestelde aanpak wordt gevoerd, ongeacht of daar omstandigheden zijn die dwingen tot het afwijken daarvan. Discussies in de partij-afdelingen over de voorstellen van de commissie kunnen het volgende opleveren:

  1. Vastgesteld kan worden of de toepassing door de commissie van het wetenschappelijk socialisme, op de sociaal economische situatie in ons land, door de afdeling wordt gedeeld;
  2. een besluit door een afdeling dat de specifieke situatie in die afdeling dwingt om 'af te wijken' van de partijlijn wordt op basis van argumenten genomen en door zoveel mogelijk betrokken kameraden gedragen;
  3. om zoveel mogelijk creativiteit aan te boren bij het zoeken naar aanknopingspunten tussen de sociaal-economische activiteiten van de afdeling en de 'partijlijn'.