Irak: een economische zijde

Door Luk Brusselaers

Op 6 augustus was het 10 jaar geleden dat het moordende embargo tegen Irak werd ingesteld. De VS en het VK doen hernieuwde aanvallen op Irak en houden de VN onder druk om de sanctie niet te beëindigen. Hoe kwam dat zo? Wat zijn de economische oorzaken? (deel 2)

De militaire aanval op Irak was slechts een eerste stap om vooral de industriële infrastructuur te vernietigen.

Militaire aanvallen op economische doelen

De bedreiging dat de VS en haar trawanten, Irak zouden 'terugbombarderen' naar het stenen tijdperk (James Baker tegen Tariq Aziz gedurende de conferentie te Genève op 9 januari 1990), werd een week later in de praktijk omgezet middels een voorheen nog niet vertoonde massale inzet van militaire middelen. Tijdens deze oorlog werden honderdduizenden tonnen explosieven op Irak gegooid. Niets mocht worden gespaard in Irak. Generaal Michael Dougan, toen chef-staf van de VS-luchtmacht, zei "wegen, spoorwegen, krachtcentrales, een mooie lijst van doelen, maar dat is niet genoeg", het sluitstuk wordt Bagdad. Generaal Dougan was er verder voorstander van om die doelwitten te nemen die voor de Irakezen van grote waarde waren, ook cultureel; psychologisch zou zoiets een grote invloed moeten hebben op de Iraakse regering.

De militaire aanvallen tijdens de golfoorlog waren gericht tegen alle economische activiteiten. Krachtstations en olieraffinaderijen werden vernield, telecommunicatiesystemen, transportvoorzieningen, havens en depots werden overal aangevallen. De voedselvoorziening van de bevolking, waterzuiveringsinstallaties, het irrigatiesysteem -belangrijk voor de landbouw-, alles werd in de mate van het mogelijke middels de bombardementen vernietigd. De vernietiging, het breken van de Iraakse bevolking stond op het militaire programma. De Iraakse bevolking zelf was het doelwit!

Maar hoe dan ook, ondanks de massale vernietigingen in Irak, het was niet gelukt om het Iraakse volk te breken, middels de massale inzet van militaire middelen. Om die reden werd het noodzakelijk geacht om met andere middelen te trachten Irak op de knieën te krijgen, het aanhoudende moorddadige embargo moet in dat kader dan ook als een belangrijk middel gezien worden.

En dat het nu al 10 jaar oude embargo een moordend resultaat heeft, is intussen al menigmaal overduidelijk gemaakt in diverse rapporten. Eén van de resultaten van het embargo is dat er tussen 6 augustus 1990 en 15 april 2000 1.992.871 doden zijn gevallen (rapport statistische gegevens april 2000 Bagdad). Zo geven de Iraakse statistieken bijvoorbeeld aan, dat het aantal dode kinderen (beneden 5 jaar) in maart 1989 362 bedroeg, in maart 2000 was dit 64.328! Voor ouderen was dit 407 tegen 2.890!

De sancties opgelegd aan Irak zijn een verkrachting van het internationaal recht, een soort van oorlogvoering gericht tegen de bevolking. Het besef zal moeten groeien dat sancties van deze aard in werkelijkheid een recept voor volkerenmoord inhouden, waar ook op deze aarde!

Irak kijkt momenteel aan tegen gigantische claims die door de westerse wereld worden opgelegd ingevolge de golfoorlog. De bedragen zijn zo hoog, dat het Irak meer dan 100 jaar zou kosten om alles te voldoen (Guardian 11/06/00). Irak heeft zich 10 jaar geleden onder druk akkoord verklaard om schade ontstaan tengevolge van de invasie in Koeweit te zullen betalen. Pas toen men met het 'voedsel-voor-olie'-programma op de proppen is gekomen kwam hier dan ook geld voor. Sinds het 'voedsel-voor-olie'-programma van start is gegaan betaalt Irak 30 procent van de hieruit ontstane inkomsten aan oorlogsschade af.

In Irak groeit door het nu al 10 jaar oude embargo een generatie op, waarvan de vooruitzichten voor de toekomst niet rooskleurig zijn. Het onderwijs, dat al te lijden heeft van de materiële tekorten door het embargo, kent veel absentie op school, van zowel leerlingen als onderwijzend personeel, omdat iedereen feitelijk gedwongen wordt om in leven te blijven en de eigen levensomstandigheden op peil te houden met bezigheden die geld opbrengen.

Het embargo veroorzaakt de noodzaak voor kinderen om te gaan werken in plaats van naar school te gaan (Reuters 14 juni 2000). Anupama Rao Singh, directeur voor UNICEF in Irak gaf aan, dat Irak waar de oliedollars eerder (vòòr de Golfoorlog en het embargo) de weelde van het onderwijs betekenden, wordt nu de basis voor onderwijs gemist. "Slechts 67 procent van de kinderen vanaf 6 jaar ging nog naar school eind negentiger jaren", zei Rao Singh tegen Reuters. Rao Singh zei verder dat 55 procent van de huidige schoolgebouwen niet meer geschikt is om les te geven. Het gebrek aan stromend water, standaarduitrusting en een groeiend tekort aan onderwijzend personeel bevordert de uitval van leerlingen. Vroeger ontvingen de ouders alle noodzakelijke benodigdheden voor hun schoolgaande kinderen, nu moeten zij daar zelf voor zorgdragen. Rao Singh zei ook, dat het geld dat beschikbaar kan worden gesteld uit het 'voedsel-voor-olie'-programma veel te weinig is voor onderwijs.

Op cultureel en sociaal vlak heeft het embargo een grote invloed op het leven van de mensen, omdat het vergaren van de primaire levensbehoeften nagenoeg alle tijd opslokt. Huwelijken werden en worden nog uitgesteld, omdat het voor de bruidegom niet meer mogelijk is om zijn bruidsschat te betalen.

Gedwongen door het embargo is momenteel bijna 60 procent van de beroepsbevolking werkloos. De schaarste veroorzaakt kettingreacties: de voedseltekorten vormen een gunstige bodem voor ziekten die nu weer veelvuldiger voorkomen, zoals cholera, tyfus, kwashiorkor, rachitis, enz.

Ondanks het embargo lukt het blijkbaar toch om kunstschatten tegen forse betaling in Irak te laten roven, die later in Brussel en Londen te koop worden aangeboden. Gebruikmakend van de pure armoede, die kunstmatig wordt gecreëerd door het Westen (embargo), koopt men mensen om, die blijkbaar ondanks het embargo Iraakse kunstschatten moeten gaan roven. Belangrijke archeologische plaatsen in Irak worden sinds een aantal jaren nu dan ook bewaakt om deze diefstallen en vernietigingen te voorkomen.

Iraakse intellectuelen verlaten het land om elders een nieuwe toekomst te kunnen opbouwen. Tussen de Iraakse asielzoekers treft men dan ook meestal goed opgeleide mensen aan, die omwille van de ellende in eigen land hun heil elders zoeken. (wordt vervolgd)