Rijken leven langer, armen sterven jonger

Verdeelde wereld verwoest door oorlog, armoede en aids

Van redactie buitenland

Het in kaart brengen van het menselijk genoom kan het vooruitzicht op het verhogen van de levensverwachting naar 100 jaar in het Westen misschien tot werkelijkheid maken, maar dit komt veel te laat voor landen waar armoede, oorlog en HIV/Aids de klok van de ontwikkeling vele tientallen jaren terug hebben gedraaid, zeggen de VN in een rapport gepubliceerd op 29 juni 2000. De jaarlijkse meting van ontwikkeling in 174 staten gaf aan dat de superrijken niet alleen rijker worden, zij leven ook langer. Manifest schreef er vorige keer al kort over. Deze keer gaan we dieper op de zaak in.

Terwijl de inkomenskloof tussen rijke en arme landen nog steeds groter wordt, is de gemiddelde levensduur in sommige Afrikaanse landen slechts de helft van die in de ontwikkelde landen.

Volgens een recente meting van het 'Human Development Report'(HDR) heeft de top 200 van miljardairs een gezamenlijke rijkdom van 1.135 miljard dollar, een stijging met 100 miljard dollar ten opzichte van het jaar ervoor. Het totale inkomen van de 582 miljoen mensen in alle ontwikkelde landen bij elkaar is nauwelijks meer dan 10 procent van dat bedrag, namelijk: 146 miljard dollar.

In de 30 landen die worden beschouwd als landen met het hoogste niveau van menselijke ontwikkeling, is de levensverwachting bij de geboorte meer dan 75 jaar. In grote delen van Afrika is dat 48,9 jaar, in Malawi zelfs 39,1 en in Sierra Leone 37,9 jaar. Voor het eerst, sinds het verschijnen van het eerste rapport in 1990, bepleit het HDR dat het hier gaat om ongelijkheden die de VN betitelen als schendingen van de mensenrechten.

Een gapende kloof

Dit jaar slaat het rapport een nieuwe weg in, met de bewering dat de mensenrechten niet alleen politieke- en burgerrechten moeten omvatten, maar ook economische, sociale en culturele rechten. Richard Jolly, de belangrijkste auteur van het rapport, zegt dat dit het meest belangwekkende rapport is van de 11 die tot nu toe gepubliceerd zijn. "We hebben in ons denken een enorme stap voorwaarts gemaakt."

Volgens het rapport zijn de ongelijkheden op wereldschaal in de 20e eeuw toegenomen "in een orde van grootte die tot dan toe ongekend was". De kloof tussen de inkomens van de rijkste en de armste landen was ongeveer 3:1 in 1820, 35:1 in 1950, 44:1 in 1973 en 72:1 in 1992. Dr. Jolly maakt de inschatting dat de berekening vandaag de dag een nog veel groter verschil zal laten zien.

Tussen 1990 en 1998 daalde het inkomen per hoofd van de bevolking in 50 landen, slechts één daarvan bevindt zich onder de 29 ontwikkelde landen die de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) vormen.

Enige vooruitgang

De nationale ongelijkheid tussen rijk en arm neemt in veel landen op vergelijkbare wijze toe, aldus het rapport. In Rusland is de kloof dramatisch, maar zelfs in landen die niet onderhevig zijn aan grote sociale veranderingen, zoals Engeland, Zweden en de Verenigde Staten (en Nederland, nvdr), is het gat gestaag gegroeid in de afgelopen 20 jaar.

Volgens het rapport is er op enkele terreinen vooruitgang geboekt. Tussen 1980 en 1999 is het aantal kinderen met ondergewicht in ontwikkelde landen gedaald van 37 procent naar 27 procent. En de toegang tot veilig water is toegenomen van 13 tot 71 procent sinds 1970.

Maar terwijl de inkomensarmoede in landen zoals China dramatisch is afgenomen, moet 1.2 miljard mensen, eenvijfde van de wereldbevolking, van minder dan een dollar per dag leven. Daar komt nog bij dat naar schatting 100 miljoen kinderen op straat leven of werken en 1.2 miljoen vrouwen en meisjes per jaar worden verhandeld voor de prostitutie.

De VN zeggen dat er zowel in de rijkste landen ter wereld als in de armste landen problemen bestaan. In de gezamenlijke OESO-landen zijn acht miljoen kinderen ondervoed en in de Verenigde Staten hebben 40 miljoen mensen geen ziektekostenverzekering en is een op de vijf volwassenen functioneel analfabeet.

Engeland blijft op de 10e plaats staan op de index van menselijke ontwikkeling van de VN, waarmee alfabetisme en levensverwachting worden gemeten, in aanvulling op levensomstandigheden.

Het rapport roept op tot doortastende, nieuwe benaderingen om economische en andere mensenrechten voor iedereen te bereiken. "Vooruitgang in de 21e eeuw zal behaald worden door menselijke strijd tegen waarden die tot ongelijkheid leiden en tegen het verzet van de gevestigde economische en politieke belangen." Het rapport is optimistisch over de golf van verandering in het klimaat van mensenrechten in veel landen, waarbij veel verschillende groepen die ijveren voor burgerrechten, vrouwengroepen en media betrokken zijn. Dit heeft weer geleid tot het ontstaan van een nieuw democratisch klimaat, dat veraf staat van de formele verkiezingsprocessen, zonder daadwerkelijke betrokkenheid van gewone mensen.

In een speciale bijlage bij het rapport schrijft de Nigeriaanse president, Olesegun Obasanjo, over de "heerschappij van het kwaad" waaraan zijn land onderhevig was, voordat er weer een burgerregering kwam. "De duistere jaren hebben de strijd voor mensenrechten tot bloei gebracht... hoe tirannieker het regime werd, hoe meer mensen zich ervan bewust werden wat ze aan het verliezen waren, in de zin van vrijheid van meningsuiting en zelf kunnen bepalen hoe zij geregeerd willen worden." Deze veranderingen, aldus dr. Jolly, worden ondersteund door het grote aantal landen dat de verschillende VN- conventies over mensenrechten bekrachtigt.

De conventie over de rechten van het kind, bijvoorbeeld, is door alle landen onderschreven, met uitzondering van twee landen: de VS en Somalië.

En landen zoals Noorwegen, België, Zweden, Brazilië, Zuid Afrika en Sri Lanka hebben speciale budgetten goedgekeurd voor aangelegenheden die betrekking hebben op kinderen.

Maar deze stappen voorwaarts worden genomen tegen de achtergrond van een harde werkelijkheid voor kinderen op andere gebieden. Als voorbeeld noemt Dr. Jolly: "HIV/Aids is een grote catastrofefactor in ruim een dozijn landen in Afrika, waardoor hun levensverwachting daalt en ook hun plaats op de ranglijst voor de index van menselijke ontwikkeling. Ondertussen gaat de levensverwachting aan de top omhoog."

De kosten van oorlog

Botswana, dat zich in de afgelopen jaren mocht verheugen in een snelle groei, heeft een inkomen per hoofd van de bevolking dat vergelijkbaar is met dat van Rusland en Brazilië, maar de gemiddelde levensverwachting daar is gedaald met ongeveer tien jaar, ten gevolge van de verspreiding van HIV/Aids onder meer dan 25 procent van de bevolking.

Ondanks dat het aantal conflicten gedurende de jaren '90 is afgenomen, bedroegen de kosten voor de internationale gemeenschap ten behoeve van de zeven belangrijkste oorlogen (Kosovo niet meegerekend) 200 miljard dollar, vier keer meer dan de ontwikkelingshulp bedroeg in welk jaar dan ook.

"Het is dan ook niet al te verbazingwekkend dat de omvang van de ontwikkelingshulp substantieel is afgenomen in de jaren '90. Het minder aanwenden van middelen voor ontwikkeling kan zelfs toekomstige conflicten in de hand werken, omdat hulp wordt teruggetrokken juist op het moment dat dit nodig is om escalatie te voorkomen", zeggen de VN.

Guardian, 29 juni 2000, Victoria Brittain en Larry Elliott. Vertaling J.Bernaven.