Karl Marx - Bekend en onbekend - 25a (slot artikelenreeks)

Door Jasper Schaaf



Of men nu voor of tegen Marx' ideeën pleit, in veel populair-wetenschappelijke literatuur wordt zijn naam wel een keer genoemd. Marx zelf lezen, gebeurt echter niet zoveel. De artikelen "Karl Marx, Bekend en onbekend" beogen een bredere kennis van zijn werk en van samenhangende ideeën van Engels, Lenin en anderen.


TWINTIG OVERWEGINGEN BIJ MARX' ELFDE FEUERBACHTHESE

- De filosofen hebben de wereld slechts verschillend genterpreteerd;
het komt er op aan haar te veranderen.(1)

  1. Revolutionaire omwenteling van de maatschappelijke verhoudingen is noodzakelijk. Uitbuiting, armoede en onderdrukking vragen hierom. Marx accentueert de politieke praktijk.(2)
  2. In de "Praxis", in de praktijk van de inspanning veranderingen teweeg te brengen, komt de waarheid omtrent de werkelijkheid en over de mens meer en meer aan het licht. Grenzen van waarheid en onwaarheid worden zichtbaar. Grenzen worden vervolgens opgeheven. Oneindige beweging van leven en van verkenning van de werkelijkheid. Het accent op de politieke praktijk is dus zowel praktisch als theoretisch van verstrekkende betekenis.
  3. De waarheid komt vooral aan het licht tijdens en na het veranderingsproces. Wat vooraf koffiedikkijkerei was, is erna waarheid of onwaarheid. Handelen en waarheid staan in één verband. Na het kritisch verder ontwikkelde denken vanaf Hegel en Feuerbach kan de mens deze eenheid reflexief doorgronden en wint hij aan zelfkennis. Hierbij begrijpt hij zichzelf als denkend en handelend, en als afhankelijk van de materiële werkelijkheid. Deze eenheid is nu de welbewuste eenheid van de mens in de werkelijkheid die hij omvormt tot zijn wereld.
  4. Deze welbewuste eenheid, een stap op weg naar opheffing van vervreemding van de mens, is niet direct een publiekelijk, massaal begrepen zelfbewustzijn, eerder nog een abstract (theoretisch) begin, hoe concreet deze ook gedacht en beschreven wordt door de theoreticus. Het ingrijpen, het revolutionair veranderingsproces moet nog altijd worden voltrokken om het menselijk begrip tot begrip van de mensheid te laten uitgroeien.
  5. Met andere woorden, vervreemding kan niet direct worden opgeheven. Een lang maatschappelijk proces van omvorming kan mogelijkheden creëren om blokkades die tot vervreemding leiden, op te heffen.
  6. In het actieve handelen, gebed in het totale levensproces der mensheid, ontstaat steeds differentiatie. Het differente, het bijzondere is er niet zomaar, maar moet steeds weer ontstaan. Bij de groei van materiële mogelijkheden en een groei van het zelfbewustzijn kan de persoonlijkheid zich vormen, onderscheiden binnen het grotere geheel van de samenleving. De individualiteit, de persoonlijkheid is een historische verworvenheid.
  7. Marx zet de filosofen met beide benen op de grond. Ga deelnemen aan het veranderingsproces, zet je in voor concrete verbetering.
  8. Met beide benen, jawel. Toch veronderstelt deze op de wereld gerichte actie juist een hoger theoretisch reflexieniveau en wordt het denken erdoor gestimuleerd.
  9. De elfde stelling houdt verband met de andere tien, waarin Marx (o.m.) de positie van Feuerbach onder de loep neemt. Een (zuiver) afstandelijke beschouwing van de verandering houdt een nog onopgeloste tegenstrijdigheid in, omdat daarin de menselijke activiteit (Praxis) zelf niet voldoende als eenheid van subjectiviteit en objectief ingrijpende activiteit begrepen kan worden.(3) Vanuit een observatiepunt buiten het veranderingsproces kan men nooit ten volle die verandering begrijpen, zeker niet direct. Doorbreek de afstand van het maatschappelijk gewoel. Deelnemen!
  10. Deelnemen aan de verandering, midden in de beweging staan, houdt ook theorievorming in voor de welbewust denkende activist, arbeider of filosoof. De veranderende wereld impliceert permanente grensverlegging van de kennis. Steeds ontstaan weer confrontaties met vele nieuwe gebeurtenissen, feiten, meningen, reflecties. Deelnemen houdt daarom een creatieve kennisontwikkeling in. Praktijk en theorie zijn inniger verbonden dan tevoren. En zo vermag het denken heel wat.
  11. De omgekeerde weg: creatieve abstrahering. Nieuwe kennis moet echter ook een - tijdelijk - welbewust nieuw afstandnemen inhouden. Kennis moet worden verwerkt, actief denkend tot theorie worden omgevormd, doorgrond. De innige band, de wisselwerking van praktijk en theorie moet echter steeds worden bewaard, steeds worden hervonden. Permanente herontdekking.
  12. Praktijk en theorie in het veranderingsproces houden een welbewuste disciplinering in. Deelnemen aan de beweging is deelnemen met anderen. Uit de consequenties van de actieve deelname theoretische gevolgtrekkingen maken, houdt actief denken in, disciplinering van de geest. Oude opvattingen moeten aan de hand van de praktijk en de theoretische ontwikkeling worden opgeheven, op een hoger, een meer waar niveau worden ontwikkeld.

Noten

  1. K. Marx, Thesen über Feuerbach, in K. Marx, F. Engels, Werke (MEW), deel 3, pp. 5-7. van de stellingen van Marx over Feuerbach bestaan verschillende Nederlandse vertalingen, o.m. "Karl Marx over Feuerbach uit het jaar 1845" ("Stellingen over Feuerbach") in F. Engels, Ludwig Feuerbach en het einde van de klassieke Duitse filosofie, uitgeverij Pegasus, Amsterdam 1973, pp. 69-72 en K. Marx F. Engels, De Duitse ideologie, deel I, Feuerbach, uitgeverij SUN, Nijmegen 1972, pp. 7-9. Over Marx' stellingen over Feuerbach is veel geschreven. Zeker de 11e wordt ook "misbruikt", nl. uit haar verdere verband gerukt, en dan zou - zo wordt dikwijls gesuggereerd - er niets méér staan dan dat filosofie overbodig zou zijn en het slechts om de praktijk gaat. Leest men de stellingen in zijn geheel en overziet men het verband met de analyses van Marx en Engels in de jaren 1844-1845, dan blijkt dat in zeer kort bestek Marx én de stap naar de politieke praktijk zet, én in zeer kort bestek een systematisch sluitende grondslag van een wereldbeschouwing formuleert. Dat hij zich in de jaren erna niet ten doel stelde die verder uit te dragen, doet daar niets aan af.
  2. Bij de veel latere publicatie van Marx' Feuerbach-thesen door Engels in 1888 schrijft deze dat het op dat moment urgenter is de verhouding van de filosofie van Marx en Engels in verhouding tot die van Hegel en Feuerbach te beschrijven. Over de thesen schrijft hij dat er de "geniale kiem van de nieuwe wereldbeschouwing" (van Marx en Engels) in is vastgelegd. Zie F. Engels, Ludwig Feuerbach en het einde van de klassieke Duitse filosofie, pp. 7-8. In MEW, deel 21, pp. 263-264. Over Marx' thesen zijn ook meer omvangrijke analyses geschreven. Een goed voorbeeld hiervan is E. Bloch, "Keim und Grundlinie, Zu den Elf Thesen von Marx über Feuerbach". O.a. in Deutsche Zeitschrift für Philosophie, Berlin DDR 1953, jrg. 1, pp. 237-261. Recenter uitgegeven in E. Thies (Hrsg.), Ludwig Feuerbach, uitg. Wissenschaftliche Buchgesellschaft, Darmstadt 1976, pp. 62-110.
  3. In de 3e stelling schrijft Marx: 'Het samenvallen van het veranderen van de omstandigheden met de menselijke activiteit of zelfverandering kan enkel als revolutionaire praktijk opgevat en rationeel begrepen worden.' (MEW, deel 3, p. 6) In de 8e stelling: 'Al het maatschappelijk leven is in wezen praktisch. Alle mysteries die de theorie aanleiding geven tot het mysticisme, vinden hun rationele oplossing in de menselijke praktijk en in het begrijpen van deze praktijk.' (MEW, deel 3, p. 7).
  4. Zie MEW, Bd. 3, Berlin 1969, p. 5. In de eerste these over Feuerbach noemt Marx het voornaamste gebrek van alle materialisme tot zijn tijd, inclusief dat van Feuerbach, dat het de werkelijkheid slechts als object van de waarneming vat en de werkzaamheid van het subject niet begrijpt. Dit materialisme doorziet niet de reële, en tegelijk vooral door menselijk historisch-praktisch ingrijpen veranderende, eenheid van de objectief-materiële werkelijkheid en het subjectieve denken en daarop gebaseerde handelen. De wereld, de objecten blijven in deze benadering afstandelijk abstract beschouwd en worden derhalve onvoldoende gekend. Dit materialisme ontwikkelt de subjectieve, actieve kant niet en laat de theoretische ontwikkeling van dit aspect aan het idealisme over. De menselijke activiteit noemt Marx een objectieve, immers ingrijpende, activiteit.