Gemeente Emmen zet bijstandsgerechtigden te kijk

Door Ron Verhoef

De gemeente Emmen neemt het niet zo nauw met de privacy van bijstandsgerechtigden, dat bleek begin november 2000. Een groot aantal bijstandsgerechtigden ontving toen een enveloppe thuis met een enquêteformulier van TNO en de Vrije Universiteit. Het betrof een wetenschappelijk onderzoek dat ging over hoeveel moeite mensen in de bijstand deden om weer aan de slag te komen. Dat is allemaal natuurlijk niet zo erg totdat een oplettende lezer van de bijgevoegde brief de zinsnede ontdekte waarin stond dat, na toestemming van de Sociale Dienst, de onderzoekers de persoonsgegevens van mensen met een uitkering hadden ontvangen.

Een merkwaardige zaak, want bij de meeste onderzoeken in opdracht van de overheid verzorgt de overheid zelf de verspreiding van de enquêteformulieren zonder persoonlijke gegevens door te geven aan de onderzoekers. Dit schoot GroenLinks in het verkeerde keelgat en de partij stelde daarom vragen aan de wethouder van Sociale Zaken, mevrouw Kleine Deters. De wethouder bleek echter niets van een onderzoek te weten en ook niet van het doorgeven van persoonsgegevens en speelde de vraag dus door aan het hoofd van de Sociale Dienst, de Heer Schuur. De laatste haalde bij de commissievergadering zijn schouders op en stelde dat het belang van privacy van de klanten van de Sociale Dienst niet opwoog tegen de belangen van het onderzoek en dat er dus nooit getwijfeld is aan het doorgeven van gegevens.

Privacywetgeving

Of dit strijdig was met de privacywetgeving kon de Heer Schuur niet vertellen want die kent hij namelijk niet. Wel stelde hij dat het een storm in een glas water was, omdat de gegevens vertrouwelijk werden behandeld.

Natuurlijk stond in de brief ook dat anonimiteit gewaarborgd wordt en dat alleen de onderzoekers over de gegevens zouden beschikken. Maar de vraag is: wie controleert dat en wat gebeurt er met die gegevens na het onderzoek? Mensen die niet mee willen doen moeten het enquêteformulier met vermelding waarom niet, maar retourneren. Dat laatste is vanuit wetenschappelijk oogpunt een logische vraag. De onderzoeker moet immers niet alleen een beeld hebben van mensen die reageren, maar ook van de samenstelling van de mensen die dat niet doen. Dit is nodig om te voorkomen dat bepaalde groepen in een onderzoek niet worden meegenomen of ondervertegenwoordigd zijn.

Ervaringen met opiniepeilingen

Dit laat zich illustreren met opiniepeilingen. Mensen die gevraagd worden op welke partij zij stemmen geven meestal heel uiteenlopende antwoorden. Deze antwoorden worden vaak geleid door het principe van de sociale wenselijkheid. Mensen zeggen niet graag 'a-sociale' dingen tegen onbekenden. Dit heeft twee gevolgen. Het eerste is dat extreem-rechtse partijen nagenoeg nooit genoemd worden (in plaats daarvan noemt men bijvoorbeeld de VVD) en dat een groep mensen zegt niet te willen meewerken. Het tweede gevolg is dat een aantal partijen oververtegenwoordigd is (bijv. De VVD). Een gedeelte van de groep die niet wil meewerken is vaak de groep extreem-rechts (maar niet de totale groep). Als we de cijfers alleen zouden bekijken is deze groep in feite ondervertegenwoordigd. Om dit te voorkomen worden er op de verkregen resultaten allerlei statistische bewerkingen toegepast (het voert te ver om dat hier allemaal te behandelen). Bovendien kan men de opiniepeilingen voortdurend toetsen aan de praktijk. Die praktijk leert de onderzoekers iets over de samenstelling van de groep mensen die niet hebben meegewerkt. Bij volgende peilingen wordt hier dan weer rekening mee gehouden.

Gaan dossiers GSD open?

In het onderzoek onder bijstandsgerechtigden is dat wat moeilijker. Het toetsen van de praktijk is nauwelijks mogelijk en dus is men volledig afhankelijk van wat de respondenten stellen. Nu hebben wetenschappers ook hier wel weer statistische foefjes om de sociale wenselijkheid enigszins weg te filteren, maar nooit helemaal. De respondenten geven de onderzoekers allerlei informatie over zichzelf en de onderzoeker heeft hier dus alles wat hij weten wil. Voor mensen die niet reageren ligt dat anders. Hier tast de onderzoeker in het duister en toch zou hij graag weten of hij geen groepen (het gaat altijd om doelgroepen nooit om individuen) uitsluit (bijvoorbeeld anarchisten). Veel van de benodigde achtergrondinformatie ligt opgeslagen in de dossiers van de Sociale Dienst. De vraag is dus wat de Sociale Dienst gaat doen met die gegevens, nu eind december 2000 inderdaad is gebleken dat een grote groep mensen niet heeft gereageerd. Wil het onderzoek nog waarde hebben dan zijn die gegevens eigenlijk nodig voor een goede wetenschappelijke analyse, anders is het onderzoek niets meer dan een onwetenschappelijke steekproef. Te vrezen valt dat de Sociale Dienst opnieuw de privacy van haar klanten niet belangrijk genoeg vindt.

Weinig, beetje, geen

Het onderzoek probeert namelijk eigenlijk aan te tonen dat mensen geen moeite of te weinig moeite doen om aan het werk te komen. Een van de eerste vragen luidt ook: hoeveel moeite doet U om weer aan het werk te komen? De antwoordmogelijkheden zijn: veel moeite, weinig moeite, een beetje moeite of geen moeite. Blijkbaar gaan de onderzoekers er al bij voorbaat vanuit dat de meesten niet veel moeite zullen doen want daar hebben ze drie categorieën voor bedacht.

Er valt te vrezen dat het resultaat uiteindelijk zal worden gebruikt om een meer sturend beleid te voeren, waarbij nog meer controle komt en mensen nog meer zullen moeten doen om hun schamele uitkering te mogen behouden. Maar het laatste woord over het onderzoek is nog niet gezegd. De cliëntenraad van de Sociale Dienst heeft over de handelwijze ook al zijn afkeuring uitgesproken en zoals gezegd blijken zeer veel mensen uiteindelijk niet mee te werken.