De Griekse Vrouwen Federatie bestaat 25 jaar

Door Anna Ioannatou

De Griekse Vrouwen Federatie bestaat 25 jaar en niet alleen dat, van 8-10 maart a.s. houdt zij haar achtste congres (eens in de drie jaar). Dus: 25-jarig bestaan en het achtste congres, dat op 8 maart (internationale dag van de vrouw) begint, in één klap. Die data en dagen kunnen zonder overdrijving een mijlpaal genoemd worden, want de Griekse Vrouwen Federatie kan bogen op 25 jaar onvermoeibare inspanningen om vrouwen bij het politieke en sociale leven te betrekken, en wel in socialistische richting.

Door alle ideologische stormen heen heeft de Federatie een benadering weten te handhaven die zowel klasse- als geslachtsbepaald is. Geen eenvoudige taak, aangezien in het nog niet zo verre verleden er enorme druk op de Federatie is uitgeoefend door andere vrouwenorganisaties om ook door te schieten naar de geslachtsbepaalde benadering alleen. Dus, om het simpel te zegen: de wereld alleen door de bril van een man-vrouw-tegenstelling te bekijken en te verklaren.

In de brochure, die de Federatie heeft uitgegeven n.a.v. het op handen zijnde congres, wordt uitdrukking gegeven aan de verantwoordelijkheid die dit verleden juist ook voor de toekomst met zich meebrengt. "Met de historische verantwoordelijkheid die ons wordt opgelegd door 25 jaar continu en militant bestaan is het onze ambitie van het achtste congres een uitgangspunt te maken voor nieuwe massale strijdvaardige actie van vrouwen die het slachtoffer worden van de Europese vertrapping van individuele en collectieve rechten en van de waardigheid van het individu. Als we zwijgen, als we ons positief opstellen, als we niet georganiseerde actie aangaan, dan zijn we schuldig aan consensus met een politiek, die ons teruggooit in de Middeleeuwen. Alle vrouwen, die meegedaan hebben aan sociale strijd, weten dat hoe autoritairder het politieke systeem wordt, des te meer vrouwen het meest ontvankelijke deel van de samenleving voor elke vorm van uitbuiting worden."

De Federatie laat dan een oproep volgen aan vrouwen in de stad en op het platteland, in de fabrieken, op scholen, aan universiteiten en thuis, om zich te verzetten tegen de 'nieuwe' barbaarsheid die de wereld bedreigt, en wel in dialoog en in samenwerking met de Griekse Vrouwen Federatie.

Ontstaan en ontwikkeling tot op heden

De Griekse Vrouwen Federatie (GVF) begint, onofficieel nog, gestalte te krijgen vlak na de militaire dictatuur, midden jaren '70. Haar voorlopers waren de Vrouwen van het Verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog en de Panhelleense Vrouwen Unie, die door de junta al meteen ontbonden werden. De GVF begon dus haar ontstaan in een periode waarin de Griekse samenleving nog het stempel droeg van geweld en onderdrukking. In dat politieke en historische klimaat probeerde de Federatie, als onderdeel van de hele vrouwenbeweging, een eigen profiel te ontwikkelen. Toen had de strijd tegen de slechte erfenis van de dictatuur nog voorrang: democratisering van de samenleving, herstel van burgerlijke vrijheden. En toen ook slaagde de Federatie erin deze kwesties vrouw-specifiek te benaderen. De GVF is opgericht door vrouwen van diverse politieke pluimage. In alle delen van het land kwamen afdelingen van de grond, de Federatie ontwikkelde zich vooral dynamisch onder de werkende vrouwen, kreeg een massaal karakter en werd al spoedig erkend door andere vrouwenorganisaties. Deze eerste positie leidde al snel tot een soort 'gelijk hebben in alles', een vorm van hegemonisme in de vrouwenbeweging. Het gevolg was dat veel leidende figuren vertrokken en in 1979 een andere vrouwenorganisatie oprichtten. Bij de overgeblevenen ontwikkelde zich al snel een ideologisch purisme, gebrek aan vermogen de nieuwe verschijnselen van de Griekse samenleving onder de loep te nemen, vooral zoals die zich in het leven van de meeste vrouwen manifesteerde. Daarom bestreed de Federatie het feminisme en hield de hele problematiek die met seksueel leven, relatie tussen de beide geslachten, geweld en verkrachting te maken had, buiten de deur en beperkte zich tot een strikt klassenbepaalde benadering van problemen op de werkplek, zonder ook zelfs deze maar vrouw-specifiek te benaderen.

De kloof tussen de GVF en de andere organisaties werd steeds groter, want die andere organisaties gingen precies het tegengestelde doen: alleen een benadering op grond van geslachtsverschillen en dan nog vaak of zelfs overwegend gericht op maatschappelijke symptomen, maar niet op oorzaken.

In de jaren 1980 moest Griekenland zijn wetgeving aanpassen aan de besluiten van internationale organisaties (vooral EEG, toen nog, later Europese Unie). Dit betekende weliswaar verbeteringen in de positie van de vrouw, maar het meeste bleef op papier. In die periode proberen de politieke partijen steeds meer een greep op de vrouwenorganisaties te krijgen en dit leidt tot meer ideologische onderlinge confrontatie.

De geschiedenis van de Griekse vrouwenbeweging is zeker niet te vergelijken met die van West-Europa en dat is ook wel logisch, gezien de heel andere geschiedenis en positie van het land. Ook de vrouwenbeweging, net als andere massabewegingen in het land, heeft een flinke deuk opgelopen door de sociaal-democratische politiek die eerst de beweging in haar greep kreeg en toen langzamerhand ontbond. De grote klap voor al wat volksbeweging is kwam ook hier met de reusachtige politieke omwentelingen op wereldniveau aan het eind van 1980, begin 1990.

De Griekse Vrouwen Federatie is nu nog de enige noemenswaardige vrouwenorganisatie in het land (van alle andere zijn hooguit nog brokjes over), die ageert, een politiek-sociaal profiel heeft en lerend uit het verleden haar best doet klasse en geslacht in evenwicht te houden bij haar benadering van de hele problematiek betreffende persoonlijk, politiek en maatschappelijk leven.

Op 8 maart 1877 vond in New York de eerste grote staking plaats van werkende vrouwen (textielarbeidsters). Op 8 maart 1910 werd op de Eerste Internationale Conferentie van Socialistische vrouwen in Kopenhagen, op voorstel van Clara Zetkin, 8 maart tot Internationale Dag van de Vrouw uitgeroepen, als eerbetoon aan de eerdergenoemde arbeidsters.