Groen en doen

Door Jan Cleton

Chloortrein
Ecologie heeft nooit hoog op de agenda van marxisten-leninisten in de westerse wereld gestaan. Daardoor hadden en hebben we ook onvoldoende antwoorden richting de groene partijen aangaande de zin en onzin van hun politiek. Specifiek in Nederland komt daar nog bij dat onze verhouding met de GroenLinksers danig verziekt is in en na de periode van de teloorgang van de CPN. Hetgeen weer tot gevolg had dat wij al dat 'groene gedoe' laatdunkend terzijde schoven. Maar nu we steeds vaker worden geconfronteerd met schadelijk voedsel wordt het tijd om volop deel te nemen aan het debat.

Ondertussen werd de massa opgescheept met de eco-taks, waarvan zij dit jaar met de eerste financiële gevolgen geconfronteerd worden en tal van andere onzinnige milieumaatregelen. Sommige goedwillenden kopen zelfs groene stroom in. Dat die goedwillendheid tegelijkertijd de financile en milieu-verantwoordelijkheid bij de verbruiker legt en de producent er nog rijker van wordt, is een gegeven dat communisten wel begrijpen. Maar daarmee wordt die opvatting nog niet breed gedragen. Het is nodig om ook uit te leggen dat die goedwillenden bezig zijn de klassenbelangen en de tegenstellingen nog verder te verdoezelen. Om dat uit te kunnen leggen moeten we kennis van zaken hebben.

Daarom plaatsen we in enkele afleveringen een hoofdstuk uit 'Ecologie en marxisme'. (Vandaag deel drie) EPO, Marxistische Studies nr. 51-2000. Hiermee hopen wij de nodige handvatten te geven in de strijd voor een beter milieu. Het betreffende nummer van 'Marxistische Studies' is te bestellen via het partijkantoor.

Socialisme als basisvoorwaarde voor duurzame ontwikkeling (2)

Door Charly Da Silva

Men kan twijfels hebben over de haalbaarheid en de efficiëntie van de planning. Maar wie kan zich een minstens evenwaardig instrument voorstellen ter implementatie van de milieugebruiksruimte? Vele linksen en progressieven zijn naar aanleiding van de problemen met de planeconomie in de Oost-Europese landen, de planning in vraag gaan stellen. Of de ware oorzaak van de moeilijkheden nu juist in het wezen van de planning ligt, valt te betwijfelen. Veeleer moet gekeken worden of de planning correct gebeurde.

Dat planning niet gedoemd is om te falen, blijkt uit de vaststelling van Paul Ekins (8) dat multinationals reusachtige zones van bureaucratische planning worden, in de schoot van een markteconomie. Inderdaad, de mondiale transacties grijpen meer en meer plaats tussen multinationals en hun filialen. Het gaat hier niet meer om een echte handel maar om het product van een privé-planning die op wereldschaal gecentraliseerd wordt. (9)En wat blijkt? In tien jaar tijd hebben de multinationals hun verkoopcijfers verdubbeld. Geen negatieve balans voor hen dus.

Indertijd stormden sommige groene denkers dan ook niet als stieren op een rode lap af wanneer ze het woord planning hoorden. Zo pleitte de economist en ex-parlementslid van Agalev, Wilfried De Vlieghere, in 1990 voor een - weliswaar erg beperkte - vorm van planning:

"Het kan op het eerste gezicht vreemd lijken alsnog de vraag te stellen of plantechnieken bruikbaar kunnen zijn in een groene economie, maar toch is die vraag niet zo onzinnig. Het is immers slechts bewezen dat de planeconomie onbruikbaar is voor een consumptiemaatschappij. En die willen we nu juist achter ons laten. Wel zal het meteen duidelijk zijn dat ze niet bruikbaar is voor de productie voor eindverbruik... De zaken liggen enigszins anders voor de grootschalige activiteiten die nog overblijven, productie van grondstoffen, gestandaardiseerde halffabrikaten en investeringsgoederen, die (...) wel voorwerp kunnen zijn van planning. In een rijpe, volgroeide groene economie zal het zeker zinnig kunnen zijn de vraag opnieuw te stellen of planning van die activiteiten niet de meest geschikte aanpak is. (10)

In het socialisme vormt de planning de belangrijkste organisator van de economie. Che Guevara schreef dat de planning gezien moest worden als de eerste aan de mens geboden mogelijkheid om de economische krachten te beheersen. Het plan is het instrument waarmee de mensen over de werkelijkheid kunnen beslissen en zo hun heden en hun toekomst kunnen creëren en aanpassen. (11) Volgens Guevara moet het plan twee elementen beschouwen en op elkaar laten inspelen. Het scheppen van de bases voor de ontwikkeling, bijsturing en controle van de economie in de nieuwe maatschappij en het creëren van een nieuw soort menselijke verhoudingen tussen mensen onderling en - kunnen we eraan toevoegen - tot de aarde, de natuur.

Het lijkt ons dan ook duidelijk dat het plan de ecologische bestendigheid van de socialistische maatschappij moet en kan nastreven door van de milieugebruiksruimte als premisse te vertrekken. Het plan wordt op die manier een instrument om te overleven en door te geven.

2. De afwezigheid van de winstlogica

Hiermee verdwijnt het belangrijkste motief voor de uitbuiting van mens en natuur. Het feit dat een uitgebreid net van goedkoop openbaar vervoer met een bevredigende frequentie niet rendabel is naar kapitalistische normen, is in een duurzame socialistische maatschappij irrelevant. Hetzelfde geldt voor de duurzaamheid van de producten welke geproduceerd worden om aan de behoeften van de mensen te voldoen. De reeds ingebakken sabotage (b.v. bij gloeilampen) om de levensduur van producten te beperken en de verkoop ervan op te drijven, heeft in een socialistische maatschappij helemaal geen zin.

3. De collectivisatie

Daar waar de particuliere eigendom van de productiemiddelen en het onrechtvaardig en vaak misdadig systeem dat het voortbrengt, een principiële onmogelijkheid inhoudt om de milieugebruiksruimte niet te overschrijden, is dat voor de collectivisatie niet het geval. Indien de beperktheid van de milieugebruiksruimte erkend wordt en dit de premisse van de planning wordt, dan zal de collectivisatie conditio sine qua non een instrument zijn voor duurzame ontwikkeling.

'Openbaar vervoer' in privé-handen leidt tot drastische inkrimping van het net, schandalig hoge prijzen en soms tot een achteruitgang van de veiligheid. Kortom, het biedt de mensen geen volwaardig alternatief voor de auto wanneer ze zich die kunnen veroorloven en onvoldoende mobiliteitsmogelijkheden voor diegene die zich geen van beiden kunnen veroorloven. Wie de wagen neemt produceert 13 keer meer koolstofmonoxide dan de busgebruiker. (12) Als ieder mens recht heeft op een auto en het gebruik ervan - en dit belooft de kapitalistische wereld ons - dan moeten er in de toekomst miljarden wagens rondrijden. Dit is uiteraard uitgesloten. Enkel een gecollectiviseerd openbaar vervoer maakt het mogelijk de auto in grote mate weg te denken.

In een duurzame economie zullen de producten in vele opzichten van de huidige moeten verschillen. De niet-duurzame consumptiegoederen (voedsel, schoonmaakmiddelen, enz.) zullen met minder energie gemaakt zijn, niet giftig zijn en bij gebruik minimaal vervuilen. Voor de duurzame consumptiegoederen zullen het zuinig energieverbruik, de recycleerbaarheid en de duurzaamheid fundamenteel zijn.

Er zal dan zoveel mogelijk modulair geproduceerd worden. Dit houdt in: gestandaardiseerde componenten, die afzonderlijk vervangen kunnen worden als ze versleten of achterhaald zijn door de technologische ontwikkeling, zodat men niet iedere keer een heel toestel hoeft weg te gooien. Dat is essentieel voor de reparatiemogelijkheden en recycleerbaarheid van producten. Bovendien maakt het ook demontage op kleine lokale schaal mogelijk, op basis van eventueel op grote schaal geproduceerde basiscomponenten. (13)

Deze omschakeling zal om evidente redenen niet spontaan of vrijwillig ingezet worden door privé-bedrijven. Het is ook volkomen utopisch te geloven dat de huidige politiek hen daartoe zou dwingen. Daarom is de collectivisering van de productiemiddelen noodzakelijk. (Wordt vervolgd)

Noten

8. Paul Ekins, Trade and Reliance, The Ecologist, Vol. 19, nr. 5, september-oktober 1989.
9. E. Goldsmith, Le Monde Diplomatique, april 1996, p.19.
10. Wilfried DeVlieghere, De Aarde Bewaren, EPO, Antwerpen, 1990.
11. Carlos Tablada, Het economisch denken van Che Guevara, EPO, Antwerpen, p.119.
12. De Morgen, 9 augustus 1995.
13. Wilfried DeVlieghere, Ibidem, p. 87.