De rovers van de Gouden Eeuw

En hij kwam terug met slechts één schip en 45 man...

Door Rinze Visser

De taal is een belangrijk middel van communicatie tussen de mensen. Deze vaststelling is niet meer dan een open deur. Echter, dat de taal óók een belangrijk middel is tot éénrichtingsverkeer in de communicatie, van propaganda, en dat de taal veel van de mentaliteit en klassengebondenheid van de gebruikers kan verraden wordt minder algemeen als vaststaand aangenomen.

Zo kan de kritisch ingestelde lezer of toehoorder ervaren hebben dat veel in een taal gebruikte woorden en begrippen bijvoorbeeld in de tijd van de Koude Oorlog anders waren dan bijvoorbeeld in deze tijd. De voorgaande woorden zijn, denk ik, nodig als inleiding ter verduidelijking waarom schrijver dezes het volgende zo serieus wenst te nemen.

Prisma

Onlangs vond ik, snuffelend in een kringloopwinkel, een Prisma-pocketboekje uit 1962, getiteld: "Het dagelijks leven in de Gouden Eeuw", deel 2, geschreven door een zekere Paul Zumthor (geboren in 1915 in Genève, in 1948 benoemd tot hoogleraar in Groningen en in 1952 in die functie in Amsterdam). De titel verraadt een inhoud waar de naar kennis smachtende proletarisch ingestelde lezer met groot leesverlangen naar uitziet. Maar ook toen al werd met 'samenleving' niet bedoeld het gewone, zwoegende en armoe lijdende volk, dat er slechts met enkele pagina's - waarin de figurantenrol in de geschiedenis overheerst - vanaf komt. De heren van naam (vrouwen maakten toen kennelijk nauwelijks naam) zijn over het algemeen, in al hun wreedheid, met hun hoogmoed, met hun heerszucht en rijkdommen, tóch menselijk, rechtvaardig en rechtschapen en bovenal godsvruchtig. Eigenlijk zijn alle 145 tekstpagina's van het boekje met deze vooringenomenheid doordrenkt en op een geen tegenspraak duldende wijze uit hersenpan en inktpen gevloeid.

De wijde horizon

Daarom maar wat voorbeelden van de het Nederlandse burgerhart van trots sneller doen kloppende heldendaden uit de vaderlandse historie. In deze tijd had zich sedert driekwart van de eeuw, 'een wijdere horizon geopend, waar de ondernemende Nederlandse geest zich kon ontplooien. Daar lag de winst voor het grijpen voor wie risico durfde te nemen en ontberingen wilde doorstaan.

Olivier van Noort, tot over zijn oren in de schuld, zette alles op het spel en vertrok voor een reis om de wereld met vier schepen en 248 koppen tellende bemanning: hij kwam terug met één schip en 45 man (...)'. Zó werden in de jaren zestig de mensen 'van neerlands bloed' - waaronder studenten en scholieren - populair wetenschappelijk onderricht dat onze tot voorbeeld strekkende helden, tot over hun oren in de schulden, tóch alles op het spel konden zetten; dat hun ondernemingslust en durf voordelige saldi opleverden, zoals daar waren: 203 dode zielen met een veelvoud aan treurende, hongerlijdende achterblijvers en drie verloren schepen... Een wijdse horizon had zich geopend...

Hebzuchtig en geslepen

In de Gouden Eeuw, Chinezen over Nederlanders: "Het volk, dat wij Roodharen of Rode Barbaren noemen, is hetzelfde als de Hollanders en zij wonen aan de Westelijke Oceaan. Zij zijn hebzuchtig en geslepen, hebben veel kennis van kostbare waren en zijn knap in het streven naar voordeel; om winst ontzien zij zelfs hun leven niet en geen plaats is zo ver, of zij gaan er naar toe. Ontmoet men hen op zee, dan wordt men zeker door hen beroofd". De zeventiende-eeuwse Chinese zegslieden wisten toen niet dat een volk uit méér volken bestaat - zeker ook het Nederlandse waardoor de roofzucht van enkelen ook veel slachtoffers onder de landgenoten maakt. Zij konden zeker toen niet bevroeden dat zo'n vier eeuwen later de opvolgers van de Nederlandse superrovers zich nogal zorgen zeggen te maken om de mensenrechten in de wereld en zeker om die in China.

Vooringenomenheid

In het oog lopend mag in deze beschrijving der vaderlandse historiën de vooringenomenheid genoemd worden waarmee de rijken en machtigen sympathiek neergezet worden en de rest - voor zover al wel genoemd - negatief wordt aangeduid. Het wemelt er van de inconsequenties en tegenstrijdigheden, zeker wanneer de arme massa in het geding is. Hoe is het bijvoorbeeld mogelijk dat de auteur op een pagina meldt dat de zwaar uitgebuite massa's de onderdrukking van hun bazen en meesters gelaten over zich heen lieten gaan en dat op de pagina ernaast vele acties van deze geknechte klasse worden genoemd, waaronder volksopstanden en stakingen? Bovendien: waarom zijn de leiders van de opstandige armen - die overigens voor hun leidende rol zwaar gestraft werden - 'ophitsers' en zij die de leiding hadden bij het neerslaan van de massa's 'aanvoerders'? Om de heldhaftigheid van de heersers te benadrukken en de daden van de anderen te kleineren wordt door middel van het taalgebruik ook de in het belang van de heersende klasse van het moment van schrijven gewenste verbeelding afgedwongen. De beschrijving van de vaderlandse geschiedenis wekte altijd al het beeld op van de aristocratische held die in z'n eentje een massa tegenstanders versloeg. Maar, in het boek wordt "Sommelsdijk, gouverneur van Suriname, door een dozijn muiters vermoord". Zo moeten wij ons dus verbeelden en begrijpen dat er - zelfs als het een tamelijk onbekende vaderlandse held betreft, zeker twaalf gewone mannen nodig waren om hem het loodje te laten leggen... Verschil moet er zijn, toch... (wordt vervolgd)