Politieke taal

Door Rinze Visser

 

De laatste tijd - en dat zeker na het einde van de Sovjet-Unie - is de taal inzet van een zodanig gerichte beïnvloeding van de mensen opdat elke nog opkomende gedachte aan socialisme en onderlinge solidariteit als fout, als achterlijk en zelfs als misdadig afgeschud zal worden. Vrij baan voor het individualisme - zeg: kapitalistische - gedachtegoed, weg met alles dat nog riekt naar collectivisme!

Dat is de boodschap die taalkundig in talloze kranten- en tijdschriftartikelen wordt verkondigd. Met als gewenst gevolg dat ook alle anderen dan de rechtse opiniedrammers in hun wijze van spreken de veel gebruikte woorden en uitdrukkingen gaan overnemen.

Hoewel op vrijwel alle gebieden van het leven dit rechtse taalbombardement zich laat gelden, is zeker hier het noemen van de volkshuisvesting op zijn plaats. Bij alle kritieken die er destijds - ook van communisten - op het volkshuisvestingsbeleid van naoorlogse regeringen zijn geweest - het veel te trage werken aan oplossing van woningnood; de forse huurstijgingen; woningkwaliteit, enzovoort - was in essentie een grote overheidsbemoeienis met de volkshuisvesting, met de wederopbouw, een goede zaak.

Ondanks alle bezwaren die er toen ook gemaakt konden worden, blijft de belangrijke verworvenheid het door de arbeidersbevolking kunnen verlaten van de onmenselijke benauwende krotten en het kunnen wonen in nieuwe woningen met meer ruimte en licht om zich heen. Dat kon slechts gebeuren doordat de overheid, onder druk van het volk en linkse volksvertegenwoordigers, belastinggeld hiervoor vrijmaakte (waaraan de meest verdienenden het meeste bijdroegen), de regie op zich nam en in zekere zin hierbij planmatig te werk ging.

Zoals wij nu van de rechtse opiniedrammers goed moeten begrijpen, is die vooruitgang op het gebied van de volkshuisvesting een drama geweest. Als ik de rechtse propaganda moet geloven dan was ik nu gelukkiger geweest in de woning uit mijn jeugd, met zes mensen in zo'n vies hok, zonder zolder, met slechts twee bedsteden, het gasstel in de 'woonkamer' en een poeptonnetje buiten, welke laatste luxe echter wel gedeeld moest worden met de buren, een gezin van zeven personen. Want die nieuwbouw, zo moet ik wel goed begrijpen, heeft bijna alles kapot gemaakt...

Als een voorbeeld van rechts, individualisme bevorderend en collectivisme verguizend taalgebruik, neem ik een artikel uit HP-De Tijd (week 15). "Wat is er in hemelsnaam in dit land fout gegaan; waar en wanneer is het beleid van onze volkshuisvesting op zulk een gruwelijke wijze ontspoord en in het ongerede geraakt", zo lees ik. Om het antwoord te vinden kan men eigelijk volstaan met een collage van woorden en uitdrukkingen: 'Paternalisme'; 'loodzware bevoogding'; 'regelzucht'; 'bureaucratische loketkantoren'; 'de valstrik van de regelgeving'; 'alles vanuit het collectief gedacht'; 'planmatige paternalistische aanpak'; 'verstikkende uitbreidingsplannen'; 'bureaucratische regels; 'stroperige besluitvorming'; 'een wanhopig geloof in grootschalige aanpak'; 'monotone woonwoestijnen'; 'knellende en dwingende regelzucht', en ga zo maar door.

Wie deze kwalificaties tot zich neemt en niet zou weten bij welk artikel ze horen, zou zeker het sterke vermoeden hebben dat ze bij een anticommunistische beschrijving van een of ander socialistisch land horen. Bepleit men nu in dergelijke stukken een terugkeer naar een situatie waarin arbeidersmensen voornamelijk in kleine, krotachtige behuizingen wonen? Zo kan men dat niet zeggen, want in het historisch weten van de rechtse opiniedrammers hebben zulke 'woningen' nooit bestaan. Vooral omdat het soort mensen dat daarin woonde en hun nakomelingen op een zo grote afstand worden verondersteld, zodat hun bestaan niet in hun bewustzijn leeft.

Waar het hen om gaat is het zoveel mogelijk privatiseren van de woningbouw, vrij baan voor de rijken, voor grote villa's, voor grote kavels. En, als na de objectsubsidies ook de huursubsidies zullen zijn afgeschaft, dan kunnen die kavels nog groter, de villa's nog luxer. Voorzover het 'gewone' volk voor hen bestaat, bestaat het slechts als de categorie waar nog geld te halen is. Zo kan verdere denivellering plaatsvinden ('nivellering', ook zo'n sovjet-woord...)

De rollen lijken omgedraaid, ook om de leus 'het geld halen waar het zit'. Het wordt zo langzamerhand de hoogste tijd dat de arbeid en arbeidskracht van de 'gewone' werkman of vrouw weer in het middelpunt worden gezet: als de bron van alle gezamenlijke rijkdom, maar zeker ook als bron waar de onbeschaamde en onbeschaafde particuliere rijkdommen uit worden geput.

De schaamtelozen willen met al hun propaganda bereiken dat zij zich geenszins hoeven te schamen. Voor dat doel staan hen zeer vele rechtse opiniedrammers ter beschikking, die zelfs de schuld van door rechtse politiek ontstane wantoestanden - soms postuum - in de schoenen van links schuiven. Een links tegenoffensief is hoognodig!