Kapitalisme en Barbarij

Jos Lensink

 

 

 

 

Inleidende opmerkingen

De terecht onvoorwaardelijke veroordeling van de mensvijandige terroristische aanslagen in New York en Washington, dient niet alleen gepaard te gaan met rechtmatige vergelding - i.c. een door de V.N. geleid internationaal onderzoek naar de voor deze misdaden tegen de menselijkheid verantwoordelijke daders waardoor werkelijke opsporing, eerlijke berechting en bestraffing mogelijk wordt, maar noopt mede tot een analyse en beoordeling van hun ideële doelstellingen en politiek-ideologische motieven, met name met het oog op de wereldwijde politieke gevolgen die uit deze ontwikkelingen kunnen voortvloeien.

Vervolgens moet worden nagegaan in hoeverre de ideële doelstelling, het politiek-ideologische streven en het feitelijke optreden van deze (vermoedelijk) internationaal georganiseerde terroristische groeperingen wereldbeschouwelijk-ideologisch, resp. politiek-ideologisch zijn ingevuld en in welke mate een bepaalde wereldbeschouwelijk-ideologische oriëntatie een reactie vormt op de (wereldbeschouwelijk-)ideologische hegemonie van een aantal althans industriëel-technologisch hoog ontwikkelde en veelal westerse(1) staten.

Tenslotte dienen met name - teneinde de voedingsbodem aan het (politiek) georganiseerde terrorisme te ontnemen en de strijd daartegen op langere termijn te kunnen winnen - de hier voor de toekomstige gang van zaken relevante politiek-ideologische tegenstellingen in het licht te worden gezien van de thans vigerende politiek-economische, in het bijzonder sociaal-economische, politiek-militaire en politiek-ideologische verhoudingen en ontwikkelingen in de wereld.

  1. Het pseudo-antikapitalistisch, in wezen antisocialistisch en reactionaire karakter van het (anti-amerikaanse) terrorisme

    Gelet op het feit dat het onderzoek door de CIA zelf, dus onder verantwoordelijkheid van de Amerikaanse regering, wordt verricht - dus het gegeven dat de opsporing van de verantwoordelijke daders en de reconstructie van de omstandigheden en voorwaarden waaronder deze misdaden konden plaatsvinden, aan Amerika zelf is toevertrouwd - mogen we er niet zonder meer op vertrouwen dat de wereld in waarheid op de hoogte komt van de verantwoordelijke en feitelijke daders, zeker niet op korte termijn, ja sterker nog: omdat niet bij voorbaat mag worden uitgesloten dat ook de CIA zelf hier op een dubieuze wijze bij betrokken kan zijn geweest, is vooralsnog kritisch wantrouwen geboden naar wat de Amerikaanse regering ons hierover heeft gemeld, resp. nog zal melden. Niettemin moeten we er vooralsnog van uitgaan dat deze terroristische aanslag de belichaming en uitdrukking is dan wel zou moeten zijn van een vijandige en destructieve verhouding tot wat Amerika is of schijnt te zijn, kortom van een massief en rabiaat anti-amerikanisme. De frontale aanval op het hart van Amerika - haar politiek-economisch (WTC) en politiek-militair centrum (Pentagon) - heeft de radicaliteit van dit anti-amerikanisme op lugubere wijze tot uitdrukking gebracht. Dit anti-amerikanisme heeft een antagonistische, zuiver destructieve en louter negatieve verhouding tot waar Amerika voor staat, te weten: modernisme(2), secularisme(3), materialisme(4), liberalisme(5), individualisme(6) en relativisme(7), kortom, voor subjectivisme!(8) Voor het militante anti-amerikanisme representeert dit complex van specifieke, maar met elkaar samenhangende, 'ismen' het rijk van het kwaad, het satanische zonder meer. Voor het radicale anti-amerikanisme is het immers typerend dat het zijn terechte kritiek op het subjectivisme (en dus ook op het modernisme - materialisme - liberalisme) ten onrechte gelijkschakelt met een militante afwijzing en verwerping van elke subjectiviteit (9) (dus ook moderniteit - materialiteit - liberaliteit). Het massieve anti-amerikanisme, dat subjectiviteit en subjectivisme met elkaar vereenzelvigt, maakt namelijk geen onderscheid tussen de ontwikkeling van de menselijke subjectiviteit enerzijds en de maatschappelijke, sociaal-historische, i.c. kapitalistische productie- en levensvorm, waarin deze subjectiviteit gestalte heeft gekregen, anderzijds: i.c. subjectivisme.(10) Gevolg: het richt zich slechts in schijn tegen de in het subjectivisme (en elk ander genoemd 'isme') besloten en werkzame kapitalistische productieverhoudingen. Sterker nog: doordat het anti-Amerikaanse verzet zich met name richt tegen datgene wat Amerika onder (ten dele dankzij en deels ondanks) haar zuiver kapitalistische productiestructuur heeft opgebouwd - een immense productie aan materiële en culturele maatschappelijke rijkdom (11) (inclusief het ontstaan van burgerlijke, zij het dus beperkte en eenzijdige, vrijheden en de constituering van een burgerlijke democratie) - heeft het niet alleen een pseudo-antikapitalistische strekking, maar ook een in wezen reactionair en daarmee antisocialistisch karakter. Immers: waar de strijd zich richt tegen datgene waarmee de kapitalistische productiewijze haar sterkte en kracht bewijst - i.e. haar relatieve welvaart voor 1/3de à 2/3de deel van de bevolking en de opbouw van een burgerlijk democratische structuur met haar betrekkelijke en beperkte vrijheden - leidt deze hoe dan ook alleen maar tot versterking van de economisch uitbuitende en politiek heersende (kapitalistische) klasse, i.c. tot a) een versterkte en verhevigde reactie van het transnationale, in het bijzonder Amerikaanse kapitalisme, imperialisme; tot b) een afwenteling van de economische crisis op de (werkende) bevolking: oorlogs-begroting, wapenindustrie en dus massale werkloosheid, afbraak van sociale en collectieve voorzieningen; tot c) een niets en niemand ontziende heksenjacht (versterkte repressie) op progressieve, met name anti-kapitalistische bewegingen en organisaties.

    Het kapitalisme kan daarentegen alleen worden getroffen waar het werkelijk zwak en kwetsbaar is, dat wil zeggen, waar het op grond van zijn innerlijke tegenstrijdigheid haar eigen tegenstellingen (crises) èn oppositie genereert: waar 1/3de à 2/3de deel van de bevolking wordt geconfronteerd met massawerkloosheid en uitstoting, verhoogde werkdruk (intensivering van de uitbuiting), verlenging van de arbeidsduur (extensivering van de uitbuiting) en met het drukken van de lonen, de ontmanteling van sociale uitkeringen, de privatisering en (dus) verslechtering van collectieve voorzieningen (onderwijs, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening, vervoer en publieke diensten). De strijd tegen het kapitalisme is derhalve alleen effectief indien ze door de werkende, zich op basis van haar objectieve belangen bewust organiserende, bevolking zèlf wordt gevoerd.

    Een militant en massief anti-amerikanisme, dat terreur-methoden niet schuwt, bedient zich niet alleen van een moreel verwerpelijk (en door geen enkel doel te rechtvaardigen) middel, maar gaat politiek gesproken ook van een verkeerde en onware doelstelling uit: het keert zich tegen de moderniteit zonder meer, tegen productieve en consumptieve groei op zich, tegen liberaliteit en individualiteit als zodanig. Zich afzettend tegen de kracht en de dynamiek van de maatschappelijke ontwikkeling, wil het het menselijk en zakelijk kapitaal tenietdoen, terwijl het de kapitalistische productiewijze, c.q. de historisch-specifieke maatschappelijke verhoudingen waaronder geproduceerd en geconsumeerd wordt, intact laat, bekrachtigt en in laatste instantie op een gevaarlijke wijze versterkt.

  2. Religieuze wereldbeschouwing en politieke ideologie: islamitisch fundamentalisme als anti-socialisme

    Het massieve en militante anti-amerikanisme heeft dus bij uitstek een pseudo-antikapitalistisch karakter, ja, het is qua politiek idee en ideologische uitgangspunten op de keper beschouwd veeleer antisocialistisch van aard. De ideologische beginselen op basis waarvan men zich laat leiden, vormen namelijk een min of meer samenhangend geheel van ideeën, die expliciet zijn ontleend áán en steunen op een fundamentalistische interpretatie van de islam-religie.

    Iedere ontwikkelde (ook religieus-monotheïstische) wereldbeschouwing(12) bevat twee met elkaar samenhangende en in principe met elkaar verenigbare veronderstellingen.(13) Enerzijds heeft ze de humanistische veronderstelling dat de mens er is omwille van de mens zèlf en deze expliciete stellingname beschouw ik als het humanistisch gehalte in elke, ook religieuze wereldbeschouwing.(14) Anderzijds wordt in elke expliciete wereldbeschouwing terecht steeds een van de mens onafhankelijke objectiviteit verondersteld: het absoluut ware en werkelijke, dat de bestaanswijze van de mens in denken en doen normeert, i.c. moet normeren. Dit noem ik het objectiviteitsgehalte van een wereldbeschouwing, ook van een religieuze.(15) In het algemeen zijn beide veronderstellingen noodzakelijk om recht te kunnen doen aan het leven en de ontwikkeling van de mens.(16) Cruciaal is echter of en hoe beide veronderstellingen op adequate wijze met elkaar kunnen worden verenigd. Omdat een monotheïstische wereldbeschouwing de twee veronderstellingen niet op de juiste wijze met elkaar kan verbinden, en wel omdat elke religieuze interpretatie het absolute als het absolute op zich (als een absoluut transcendent wezen) denkt, leent elke religieuze wereldbeschouwing zich in beginsel voor een eenzijdige, i.c. fundamentalistische (her-)interpretatie en optiek: te veronderstellen dat het absolute als absolute op zich (dus als absolute transcendentie!) bestaat, tendeert voortdurend naar religieus absolutisme. En zoals een wereldbeschouwing sowieso steeds een (politiek-)ideologische functie uitoefent,(17) zo heeft ook in versterkte mate een fundamentalistische optiek een (soms uitsluitend) politiek-ideologische betekenis en functie. Omdat evenwel juist een fundamentalistische interpretatie aan het humanistisch gehalte van die godsdienst tekortdoet, dit dikwijls negeert en soms zelfs tenietdoet, hebben juist een joods, christelijk of islamitisch fundamentalisme grosso modo een politiek behoudend en meestentijds zelfs reactionair karakter.

    De islam is als één van de grote wereldgodsdiensten niet zomaar een derde religieuze wereldbeschouwing naast andere grote wereldgodsdiensten. Het onderscheidt zich van twee andere grote wereldbeschouwingen, resp. van jodendom en christendom, hierin doordat het zich op een bijzondere wijze tot beide verhoudt: als politiek-ideologische reactie op de universele pretentie van de christelijke wereld bedoelde het een bepaalde synthese tot stand te brengen van jodendom en christendom. Een synthese doordat Mohammed (als derde na Mozes en Jezus optredende profeet) de absolute transcendentie (van de joodse godsdienst) en de absolute universaliteit (van de christelijke religie) met elkaar trachtte te verenigen.(18) Precies de combinatie van deze twee elementen geeft aan de oorspronkelijke islam haar eigen objectiviteitskarakter: èn absolutisme èn universalisme. Ofschoon ook in de islam het idee van de 'homo humanus' ligt besloten en expliciet wordt uitgesproken, domineert in deze religie vanaf het begin het objectiviteitsgehalte i.c. haar absolutisme en universalisme. Daarmee is de islam-religie bij uitstek, absolute religie, en verhoudt ze zich in dat opzicht oppositioneel tot de christelijke religie: terwijl in het oorspronkelijke christendom juist de opheffing van de religie domineert - zij het dat deze opheffing nog op religieuze wijze wordt uitgesproken (19) - wordt in de oorspronkelijke islam juist het religieuze absoluut gesteld. Dit van het (oorspronkelijke) christendom onderscheiden karakter van de oorspronkelijke islam betekent onder meer dat deze religie zich gemakkelijker leent voor een door politiek-ideologische motieven ingegeven fundamentalistische (her-)interpretatie dan in de christelijke godsdienst het geval is.(20) Niettemin geldt voor de islam evenzeer als voor het christendom en het jodendom: dat we inzake hun (politiek-)ideologisch functioneren altijd moeten kijken van welke (historisch vaak wisselende) ideologische functie een wereldbeschouwlijke interpretatie de uitdrukking en weerspiegeling vormt, i.c. of een bepaalde (religieuze) interpretatie van de wereld blijk geeft van maatschappelijke progressiviteit dan wel van stagnatie en regressiviteit.

  • Een bijzondere fase in de wereldhistorische overgang van kapitalisme naar socialisme: globalisering
  • Globalisering van het kapitalisme

    Van het massief anti-Amerikaanse terrorisme, als middel barbaars en moreel abject, is ook de politieke doelstelling verkeerd en dus heilloos. Omdat de wereld vooralsnog in de greep lijkt te zijn gekomen van juist deze vijandige tegenstelling en de mondiale gang van zaken in hoge mate er door bepaald schijnt te worden, is het van belang de aard en achtergrond van dit zich thans toespitsende conflict te onderzoeken. Gevraagd moet worden in hoeverre dit wereldschokkende conflict, dat de wereld onveiliger en instabieler maakt dan ze voorheen reeds was, een specifieke en nader te bepalen uitdrukking is van een al heel lang onveilige en instabiele wereld; in hoeverre, met andere woorden, deze vijandige tegenstelling een bijzondere uiting is van onderliggende en destabiliserende tegenstellingen. Met andere woorden, welke meer fundamentele tegenstellingen liggen ten grondslag aan dit thans op de spits gedreven conflict? Tegenstellingen dus die niet alleen de (vage) voedingsbodem vormen en daarmee wederzijdse vijandigheid mogelijk maken, maar die bepalend (en dus verklarend) zijn voor het bijzondere karakter van deze militant vijandige verhouding.

    De proclamatie van de 'nieuwe wereldorde'

    Nadat in de tweede helft van de tachtiger jaren de ontwikkeling van de (zowel menselijke als zakelijke) productiekrachten opnieuw met grote sprongen vooruit was gegaan - en wel dankzij een, als gevolg van de IC-technologische ontwikkeling, indrukwekkende toename van de arbeidsproductiviteit - mèt dat vervolgens in de jaren '89/91 het reële socialisme grotendeels implodeerde, kon de toenmalige president van de VS de zogenaamde nieuwe wereldorde afkondigen. Nadat dus van de aanvankelijk nog betrekkelijk rigide accumulatie van het kapitaal kon en moest worden overgeschakeld op uiterst flexibele en mobiele accumulatie-processen en doordat het reële socialisme (mede vanwege een al 35 jaar durende periode van interne verzwakking) door de hoog-ontwikkelde (met name Amerikaans-)kapitalistische wereld op de economische knieën en tot politieke overgave werd gedwongen, werd in de euforie van dat moment de definitieve overwinning van het kapitalisme gevierd. De burgerlijk ideologische aanname dat de kapitalistische productie- en levensorde de voor de mens best mogelijke wereld representeert, leek thans empirisch te worden bevestigd en kon theoretisch worden onderbouwd met de posthistorische these van 'het einde van de geschiedenis'. 'De geschiedenis', aldus Hegel, moet immers worden begrepen als 'de vooruitgang in het bewustzijn van de vrijheid' en 'de gerealiseerde vrijheid is het absolute einddoel van de wereld'. De 'nieuwe wereldorde', i.c. de kapitalistische levensorde presenteerde zich met recht en reden, zo werd (door velen) gedacht, als de ware wereld: vrijheid - democratie - welvaart - vrede.

    Afgezien van de ideologische retoriek waarmee op dat moment het einde van alle ideologie werd geproclameerd en nog los van de vraag hoe we de feitelijke ontwikkeling aan het begin van de negentiger jaren moeten interpreteren en beoordelen, kan niet worden ontkend dat deze omslag een nieuwe fase in de mondiale ontwikkeling heeft ingeluid. Weliswaar kunnen we naar mijn idee niet spreken van een nieuw tijdperk in de wereldgeschiedenis en al evenmin van een nieuw stadium in de ontwikkeling van het kapitalisme, maar wel degelijk van een nieuwe fase in de ontwikkeling van het imperialisme: omdat we nauwelijks meer kunnen spreken van (het bestaan van) een niet-kapitalistische, resp. socialistische wereld, kunnen we eigenlijk ook niet meer spreken van een (duidelijk te onderscheiden) kapitalistische wereld. Met andere woorden: omdat thans de wereld in beginsel kapitalistisch lijkt geworden, in ieder geval als kapitalistisch wordt beschouwd, lijken vanaf dat moment kapitalistische orde en wereldorde in hoge mate met elkaar samen te vallen en lijkt ook elk spreken over kapitalisme overbodig geworden. Daarmee is de ontwikkeling van het imperialisme, die van het transnationale kapitalisme, in de glorieuze fase gekomen dat het zich niet meer als kapitalistische orde behoeft te presenteren, maar zich kan profileren als 'de internationale gemeenschap'. Deze voor het in het imperialistisch stadium verkerende kapitalisme specifieke ontwikkelingsfase, waarmee de wereld vanaf de negentiger jaren wordt geconfronteerd, wordt kortweg ook en niet ten onrechte maar ook verhullend 'globalisering' genoemd. Aan de orde is immers niet globalisering (of mondialisering) in het algemeen - want welk bezwaar zou men kunnen aanvoeren tegen globalisering op zich? - maar een maatschappelijke en historisch-specifieke vorm van globalisering, dat wil zeggen, de volledige globalisering van de kapitalistische productie- en levensvorm. Het betreft kortom de globalisering van het kapitalisme, een proces dat men evenzeer zou kunnen omschrijven als de volledige kapitalisering van de wereld (globe). Mèt dat het socialisme grotendeels en vooralsnog is teruggebracht tot wetenschap, zijn de kapitalistische krachten er objectief op gericht om de overwinning voor de toekomst veilig te stellen en definitief te maken: gebruikmakend van een ernstig verzwakte en innerlijk verdeelde (maar latent of manifest antikapitalistische) en nauwelijks georganiseerde oppositie, gebruikmakend ook van het ontstane politiek-ideologisch vacuüm ter linkerzijde en in de wetenschap dat deze progressieve oppositie zich hoe dan ook opnieuw zal herstellen en zich spoedig kan reorganiseren, trachten de kapitalistische krachten, gedreven door onderlinge concurrentie, zo snel mogelijk een niet meer omkeerbare greep op de totale wereld te krijgen. Deze voor een definitieve overwinning van het transnationale en monopolistisch geformeerde kapitalisme cruciale greep op de wereld heeft in eerste en laatste instantie een (politiek-)economisch karakter (grondstoffen, energiebronnen, goedkope arbeidskrachten); wordt niettemin in tweede instantie vooral op politiek(-militair) niveau beslecht, maar kan zonder (politiek-)ideologische beïnvloeding, c.q. zonder vestiging en handhaving van haar ideologische hegemonie niet totstandkomen. (Omdat het voor het kapitalisme kenmerkend is in wezen het tegendeel te zijn van hoe het zich manifesteert - alle maatschappelijke arbeid verschijnt immers als betaald! - kan het zonder zelfverhulling, dus zonder ideologische legitimatie niet overwinnen). Derhalve bedient het kapitalistisch offensief zich primair en uiteindelijk van politiek economische (IMF-WB-WHO), in de tweede plaats en op cruciale momenten van politiek-militaire (NAVO), maar noodzakelijkerwijs ook steeds van politiek-ideologische (OESO - media) instrumenten. Welnu, onder de ideologische banier van 'vrijheid - democratie - welvaart - vrede' is een decennium lang uitvoering gegeven aan het program van de volledige kapitalisering van de wereld. Wat echter heeft dit proces van kapitalistische globalisering in werkelijkheid teweeggebracht, waar heeft het toe geleid en wat is het resultaat?

    Een decennium van kapitalistische globalisering

    Het transnationale kapitalisme vormt uiteraard geen gesloten front en functioneert allerminst als een homogeen blok: de uiteenlopende monopolistische fracties van het kapitaal - qua politieke organisatie voornamelijk geconcentreerd rond drie politieke machtscentra (VS - EU - Japan/Z.O.-Azië) - voeren, elkaar op leven en dood beconcurrerend, een gigantische strijd om tijdig beslag te kunnen leggen op de belangrijkste grondstoffenvoorraden, in het bijzonder op de fossiele energiebronnen (olie/gas).(21) Dit wereldwijde gevecht omwille van de rijkdom op deze planeet heeft weliswaar primair en in laatste instantie een economisch karakter, maar kan uiteraard niet zonder politieke strijd en politieke machtsuitbreiding worden gewonnen. Omdat geografisch gezien Centraal-Azië in dat opzicht een zeer rijk gebied vormt (en omdat het Euraziatisch gebied van belang is om op de rijkdom van dat gebied beslag te kunnen leggen), omdat bovendien Rusland, hoewel economisch en politiek ernstig verzwakt, en China (ofschoon het een 'socialistische' bovenbouw denkt te kunnen verenigen met een kapitalistische basis), als politiek-economische concurrenten worden gezien, heeft zich de kapitalisering van de wereld met name toegespitst op dit gebied. Omdat bovendien binnen de drie imperialistische machtsblokken het VS-imperialisme historisch gezien een enorme economische en militaire voorsprong heeft en omdat vooral de VS in dit gebied (Midden-Oosten) al zeer lang een vooruitgeschoven positie inneemt (Israël), komt in dit proces van kapitalistische globalisering aan de VS een toonaangevende, prominente en hegemoniale rol toe.

    Helaas, maar niet onverwacht, moeten we echter vaststellen dat 10 jaar kapitalistische globalisering onder aanvoering van het VS-imperialisme tot een dramatische en desastreuse toename heeft geleid van a) materiële verpaupering en sociaal-economische tegenstellingen, b) politieke instabiliteit en oorlogen, en c) culturele verpaupering en geestelijk verval.

    Economische globalisering

    Terwijl het aantal mensen dat in de wereld moet overleven met minder dan 1 dollar per dag is gestegen van 1 miljard naar 1,3 miljard, een kwart van de wereldbevolking (1,5 miljard mensen) in een toestand van permanente armoede leeft (geen drinkwater en/of geen fatsoenlijke woonruimte) en de helft van de wereldbevolking (3 miljard) minder dan 2 dollar per dag verdient, bezitten de tien rijksten van deze planeet 1,5 keer meer dan de 50 armste landen, bezitten de drie rijkste miljardairs samen meer dan het bruto binnenlands product van de 600 miljoen armsten en is de verhouding tussen de rijkste en armste mensen toegenomen van 30:1 in 1960 tot 80:1 nu. Dezelfde tendens doet zich echter ook voor binnen de (technisch) hoog-ontwikkelde kapitalistische centra zèlf: terwijl het rijkste land van de wereld, de VS, 45 miljoen armen telt en één op de vier kinderen hongerlijdt, kunnen ook in Nederland zo'n 125.000 mensen niet elke dag een warme maaltijd betalen en hebben ongeveer 242.000 mensen minder te verteren dan de bijstand. Bovendien is in deze centra al jarenlang een proces aan de gang waarin de moeizaam verworven sociale voorzieningen worden ontmanteld en uitgekleed, waarin de meeste van onze collectieve voorzieningen, c.q. nagenoeg de gehele publieke sector, gaandeweg geprivatiseerd worden of zullen worden, i.c. onderworpen zullen worden aan de zogenaamde tucht van de markt, i.e. ondergeschikt zullen worden aan de per saldo op winstmaximalisatie gerichte dwang van het kapitaal.

    Politieke globalisering

    Terwijl het VS-imperialisme de VN en de Veiligheidsraad bij herhaling buiten spel zet en haar politieke gezag systematisch ondermijnt, is de VS middels een vanaf 1991 daterend economisch embargo verantwoordelijk voor de dood van een miljoen kinderen in Irak; hebben de VS en de NAVO (waar de VS de dienst uitmaakt) door bombardementen op Belgrado (212 keer) en Pristina (374 keer), dus door een grove inbreuk op de volkenrechtelijke soevereiniteit van een natie-staat, de Federale Republiek Joegoslavië (dat uitsluitend een van het Westen onafhankelijke economische en politieke koers wilde varen) politiek ondergraven, haar vervolgens opgedeeld en per saldo van Kosovo een NAVO-protectoraat gemaakt. De (geo-)politieke strategie van het (VS-)imperialisme is er steeds op gericht reeds aanwezige (met name etnische en religieuze) tegenstellingen op de spits te drijven (olie op het vuur te gooien) dan wel op basis van latente etnische, culturele en sociale verschillen tegenstellingen te creëren en (groepen) mensen middels economische en militaire sancties of beloftes tegen elkaar op te zetten, om vervolgens, nadat het zich aldus daartoe een 'legitieme' grond heeft verschaft, 'humanitair' (militair gewelddadig) te kunnen interveniëren, zogenaamd orde op zaken te stellen, 'vrede' af te dwingen dan wel te handhaven. Het patroon herhaalt zich thans inzake de kwestie Macedonië en zal zich in de meest nabije toekomst vermoedelijk ook reproduceren met betrekking tot Afghanistan, Irak, etc.

    Culturele globalisering

    Terwijl in de zogenaamd hoogontwikkelde kapitalistische machtscentra (VS - EU - Japan/Z.O.-Azië) vanwege de zich 'onontwijkbaar' opdringende 'commercialisering' het culturele en morele verval reeds lang is ingetreden - eerst sluimerend, thans openlijk: verpaupering en verwaarlozing van grote stadswijken en van de directe leefomgeving, toenemende criminaliteit, gewelddadigheid en vandalisme, verloedering van de publieke ruimte - zijn elders in de wereld 1 miljard mensen analfabeet en krijgen 110 miljoen kinderen geen enkele vorm van onderwijs. De zogenaamde culturele globalisering staat in feite voor de volledige kapitalisering van de cultuur.(22) Het aan de ene kant volstrekt onnodig ontbreken van elke voorwaarde tot geestelijk-intellectuele (en sociaal-emotionele) ontwikkeling, het uitsluitend te moeten maar nauwelijks te kunnen overleven voor het merendeel der mensen, gaat aan de andere kant gepaard met een individualistische, consumentistische, hedonistische en nihilistische levensstijl voor weinigen. De 'esthetisering van het kapitaal' verhult en weerspiegelt de kapitalisering van het esthetische (de kunst).

    Conclusie: het globaliserend optreden van het transnationale kapitalisme, op economisch, politiek en cultureel niveau, geleid door het VS-imperialisme, maar zich steeds concurrerend verhoudend tot de twee andere imperialistische machtscentra, bewerkt in de wereld per saldo het tegendeel van wat het belooft: chaos in plaats van orde, repressie en anarchie in plaats van vrijheid, oorlog in plaats van vrede, toenemende verpaupering in plaats van welvaart.

    Kan het kapitalisme haar eigen doodgravers begraven?

    Niettemin produceert het wereldwijd maar heterogeen en innerlijk verdeeld opererende imperialisme tegelijkertijd haar eigen, aan zichzelf inherente tegenstelling: de fundamentele innerlijke tegenstrijdigheid die aan de kapitalistische productiestructuur ten grondslag ligt, bewerkstelligt tegelijk haar eigen het kapitalisme ten grave dragende oppositie. Het genereert immers een klasse van mensen die, omdat ze vanwege deze kapitalistische levensvorm nauwelijks of geen menswaardig bestaan kennen en dus geen enkel belang hebben bij het voortbestaan van deze structuur, zich door hun positie en objectief antagonistisch tot deze imperialistische machten verhouden. De globalisering van het kapitalisme bewerkt hoe dan ook mede een globalisering van de klasse van mensen die in beginsel een oppositionele en vijandige verhouding hebben tot dit op winst en uitbuiting gebaseerde systeem. Globalisering van deze antikapitalistische oppositie op zichzelf maakt deze oppositie nog niet sterk, althans niet krachtig genoeg om het kapitalistisch geweld te blokkeren, terug te dringen, laat staan te overwinnen. Daartoe moet deze klasse zich niet alleen verenigen en organiseren, maar zich organiseren op basis van hun door hen zelf te ontwikkelen klassenbewustzijn: te weten hoe de wereld in elkaar steekt, in te zien door welke fundamentele tegenstellingen ze zich ontwikkelt, te begrijpen hoe en waardoor het transnationale kapitalisme sterk en (schijnbaar) oppermachtig is, maar ook te begrijpen waar het kwetsbaar en te attaqueren is; te weten tenslotte tégen wie en mèt wie, waar, wanneer en hoe de strijd moet wordt gevoerd, kortom vanuit welke strategie de strijd moet worden aangegaan. Welnu, kenmerkend voor deze globaliseringsfase is niet het ontbreken van een antikapitalistisch klassengevoel, maar eerder het gemis van een toereikend en adequaat klassenbewustzijn en het vooralsnog ontbreken van de voorwaarden die een dergelijke ontwikkeling mogelijk maken. In het denken van de heersende klasse, dat altijd min of meer ook het heersende, dus gangbare denken is, schijnt immers de wereld, omdat het socialisme praktisch overwonnen lijkt, aan het socialisme voorbij: we lijken thans in een post-socialistisch (en daarmee ook post-kapitalistisch!) tijdperk te leven. De niet alleen economische en politieke maar ook culturele globalisering van het kapitalisme bestaat er vooral in dat niet meer behoeft te worden gedacht in termen van (anti)socialisme en kapitalisme. Gevolg: omdat ideologie lijkt samen te vallen met burgerlijke ideologie - een mogelijk andere ideologie lijkt immers niet meer aan de orde en overbodig - kan de burgerlijke ideologie niet alleen 'het einde van alle ideologie' verkondigen maar dit einde ook voltrekken. Daarmee verkeert de wereldwijd verspreide en heterogene, maar objectief gesproken tendentiëel antikapitalistische oppositie in een ideologische 'leegte', beschikt ze nauwelijks over een oriënterend weten waarmee het aan de antikapitalistische strijd een adequate richting en strategie kan geven. Sterker: omdat een ideologisch vacuüm in feite niet bestaat en ondenkbaar is, is deze zogenaamde lege ruimte echter al van meet af aan bezet met ideeën die ten hoogste een latent, maar hoofdzakelijk toch pseudo-antikapitalistische strekking hebben.

    Islamitisch fundamentalisme en socialistisch bewustzijn

    Het is de politiek-ideologisch gemotiveerde fundamentalistische interpretatie van de islamitische religie, die de ideologische grondslag vormt van een militant en massief anti-amerikanisme. Het wil Amerika (desnoods op gewelddadige wijze) tenietdoen, omdat Amerika staat voor moderniteit en seculariteit; voor productie en consumptie; voor liberaliteit en individualiteit; voor pluraliteit en relativiteit. Daarmee geeft het islamitisch fundamentalistisch bewustzijn, hoezeer het ook geworteld kan zijn in, voortkomt uit en gebruik maakt van de verpauperde massa's en hoezeer het ook terecht reageert op een puur onrechtvaardige, ja 'verkeerde' en nagenoeg ontredderde wereld, hoe dan ook te kennen antisocialistisch te zijn. Immers: het merendeel van de mensheid, de uitgebuite massa's, de miljoenen verarmde, dakloze, ontrechte en geknechte mensen hebben geen enkele baat en geen enkel belang bij de kritiekloze afwijzing en lapidaire verwerping van ontwikkeling en vooruitgang, van economische groei en welvaart, van vrijheid, democratie en individuele ontplooiing, van meervoudigheid en betrekkelijkheid. Integendeel, ze hebben belang en baat bij een ontwikkeling die een radicaal andere maatschappelijke productie- en levensvorm bewerkstelligt; die op haar beurt de materiële, sociale en culturele vooruitgang van de massa's pas echt mogelijk maakt en veilig stelt, opdat ook voor hen een zekere welvaart mogelijk is, opdat ook voor hen vrijheid reëel wordt, opdat ook voor hen een einde aan alle knechtschap en vernedering komt, opdat ook voor hen een menswaardig, tenminste fatsoenlijk bestaan mogelijk wordt.

    Een werkelijk antikapitalistisch, c.q. socialistisch bewustzijn wil niet de destructie van Amerika, heeft het niet gemunt op de ondermijning van de Amerikaanse samenleving, niet de vernietiging van de Amerikaanse economie. Afgezien van de veronderstelling dat dit een onbegaanbare, objectief onmogelijke en heilloze weg is, zijn ook de middelen waarmee getracht wordt dit doel te bereiken, moreel verwerpelijk. Een socialistisch klassenbewustzijn daarentegen wil en streeft naar een ander Amerika, dat wil zeggen: het wil een andere samenleving, waarin de verhoudingen zodanig liggen dat ook voor de 45 miljoen arme Amerikanen een menswaardig bestaan mogelijk wordt; het wil een (andere) regering, die per saldo niet het beperkte en eenzijdige belang van een aantal monopolistische kapitaal-fracties dient, maar primair de gemeenschappelijke en objectieve belangen van de Amerikaanse bevolking behartigt; het wil voor alles naar een staat, die niet de economische macht van het VS-imperialisme vertegenwoordigt, maar die haar politieke macht gebruikt om ook elders in de wereld de schrijnende en ten hemel schreiende sociale onrechtvaardigheid op te heffen en werkelijke vrede tot stand te brengen. Kortom, in tegenstelling tot een islamitisch fundamentalistisch bewustzijn - dat Amerika massief aanvalt op haar moderniteit, materialiteit, liberaliteit, relativiteit, kortweg op haar subjectiviteit - kritiseert en verwerpt een socialistisch bewustzijn het (VS-)imperialisme, niet omdat het (teveel aan) moderniteit en liberaliteit, maar juist een tekort aan moderniteit en liberaliteit teweegbrengt; niet omdat het (teveel aan) materialiteit en individualiteit, maar precies een tekort aan productie/consumptie en een gebrek aan individuele ontplooiing bewerkt. Ofwel: het is het (VS-)imperialisme waardoor Amerika haar aanspraak op en belofte van 'vrijheid - democratie - welvaart - vrede' niet alleen niet waarmaakt, maar veeleer en op de keper beschouwd het tegendeel bewerkstelligt. Hiertegen moet niet alleen heftig worden geprotesteerd, maar ook volhardend en met hardheid worden gestreden en gevochten. De hardheid van deze strijd is echter niet gelegen in het geweld van de wapens, laat staan in terroristische wandaden, maar in de verenigende en bewust georganiseerde kracht van demonstrerende en stakende (m.n. Amerikaanse) massa's.

    Noten:

    1. Zoals de islamitische wereld niet samenvalt met de Arabische wereld en omgekeerd, zo valt ook de westerse wereld niet samen met de hoog-ontwikkelde kapitalistische centra en omgekeerd.
    2. Onder modernisme versta ik: het uitsluitend op basis van een voortschrijdend, technisch-wetenschappelijke progressie gevormde geloof in de 'eeuwige vooruitgang'.
    3. Onder secularisme versta ik: een denk- en levenshouding die er van uitgaat dat de wereld niet anders is dan een wereld van min of meer met elkaar samenhangende feiten.
    4. Onder 'materialisme' versta ik in dit verband: een levenswijze waarin geproduceerd wordt om wille van de (materiële) productie, en geconsumeerd wordt om wille van de (materiële) consumptie.
    5. Onder liberalisme versta ik: appellerend aan (het ideaal van) een vrije samenleving en refererend aan de vrijheid van een ieder, wordt menselijke vrijheid a priori opgevat als in wezen individueel-formele vrijheid, dat betekent:
    6. een verabsolutering van het individuele en negatieve aspect van de vrijheid. De facto functioneert deze verabsolutering als de ideologische legitimatie van een maatschappelijke productie-orde waarin het wordt toegestaan en aangemoedigd zich de maatschappelijke rijkdom en de op basis daarvan (door menselijke arbeidskracht) geproduceerde meerwaarde op private wijze toe te eigenen (economische vrijheid!) en politiek-juridisch veilig te stellen, te verdedigen en te kunnen verantwoorden (politieke vrijheid!).
    7. Onder individualisme versta ik: een levens- en denkwijze waarbij de individuele mens primair en per saldo op zichzelf is gericht, zijn individuele zijn tegenover zijn maatschappelijk zijn stelt, zich tot dit maatschappijk-zijn min of meer onverschillig of zelfs vijandig verhoudt, en zichzelf niet beschouwt als primair deel uitmakend van een sociale en maatschappelijke levenssamenhang.
    8. Onder relativisme versta ik: de veronderstelling en de denkhouding dat het absolute niet bestaat (niet gesteld, c.q. gedacht kan worden) en dat alles betrekkelijk is. Dit relativisme kan zich voordoen op ontologisch ('er bestaan vele werkelijkheden'), kentheoretisch ('er zijn vele en verschillende waarheden') en op ethisch (er bestaan meerdere, niet met elkaar verenigbare, waarden') niveau.
    9. Kortheidshalve en sterk simplificerend vat ik alle hier genoemde 'ismen' samen onder de term subjectivisme en daaronder versta ik: de verabsolutering van de menselijke, met name individuele subjectiviteit.
    10. Onder (het principe van de) subjectiviteit versta ik: het vermogen en het recht van elke individuele mens (zelf) te denken, bewust te handelen, (zichzelf) te voelen en (zichzelf) te ervaren.
    11. Ik ga dus van de veronderstelling uit dat in een moderne samenleving de op klassentegenstellingen berustende kapitalistische maatschappijvorm de grondslag vormt voor de subjectivistische (ego-centrisch gestructureerde) levensvorm waarin de menselijke subjectiviteit gestalte heeft gekregen.
    12. Een radicale (wereldbeschouwelijk-ideologische) verwerping van elke moderniteit impliceert dat daarmee ook alle resultaten en met name de technologische verworvenheden van deze ontwikkeling worden afgewezen. Dat de resultaten van deze technologische ontwikkeling door het fervente anti-amerikanisme evenwel niet worden afgewezen, maar juist worden gebruikt en voor de strijd worden ingezet, is inderdaad in zichzelf tegenstrijdig. Het laat echter zien dat een radicale afwijzing van alle moderniteit (politiek-) praktisch gesproken onmogelijk en onbegonnen is: het proces van modernisering op zichzelf genomen is niet te blokkeren en te stuiten. Het tegenstrijdige karakter van dit verzet kan hooguit worden weggenomen door te stellen dat men zich niet zozeer verzet tegen de technisch-praktische verworvenheden die de moderniteit met zich meebrengt, als wel tegen de aan die technologische ontwikkeling ten grondslag liggende manier van denken.
    13. Ik versta onder 'wereldbeschouwing' een samenhangend geheel van ideeën over de wereld, aan de hand waarvan mensen zich in de wereld positioneren, om aldus aan hun bestaan betekenis, zin en perspectief te verlenen. Ofschoon de meeste wereldbeschouwingen de wereld religieus-monotheïstisch interpreteren, is ook een rationele en zelfs wetenschappelijke wereldbeschouwing mogelijk.
    14. Beide veronderstellingen zijn in beginsel met elkaar te verenigen, maar juist in een religieuze wereld-beschouwing is deze compatibiliteit uitgesloten. Vandaar dat de radicale kritiek op de religie, zoals Marx stelt, 'eindigt met de leer dat voor de mens de mens het hoogste wezen is'.
    15. De fundamentele veronderstelling van elk humanisme luidt, dat 'voor de mens de mens het hoogste wezen is'.
    16. Elke expliciete wereldbeschouwing gaat er naar mijn idee terecht van uit dat het absolute hoe dan ook moet worden gedacht en verondersteld. De vraag waar het echter om gaat luidt: hoe, dus op welke wijze moet het absolute worden gedacht?
    17. Ook in de christelijke religie, c.q. cultuur, liggen beide veronderstellingen besloten. Dat in de 'westerse' wereld het in de christelijke religie besloten humanistisch gehalte - dus een christelijk-religieus humanisme - tot ontwikkeling is gekomen en zich heeft kunnen transformeren tot een grotendeels a-religieus maar agnostisch humanisme, kan mijns inziens niet alleen als een progressie worden beschouwd: een humanisme dat niet is ingebed en gefundeerd in een expliciete en vooral rationele wereldbeschouwing, is, gelet op de historisch-specifieke maatschappelijke voorwaarden waaronder deze transformatie zich heeft kunnen voltrekken, niet bestand tegen de tendens om de mens, en daarmee vooral de individuele mens als het absolute (wezen) te zien. Indien immers de (individuele) mens als de maat van alle dingen wordt beschouwd (subjectivisme), slaat moderniteit om in modernisme, zet zich materialiteit om in materialisme, gaat relativiteit over in relativisme en verwordt liberaliteit tot liberalisme.
    18. Onder ideologie versta ik: een min of meer samenhangend geheel van ideeën over de met name maatschappelijke levenssamenhang, aan de hand waarvan (groepen) mensen zich in hun politieke handelen laten leiden teneinde hun behoeften en belangen te kunnen realiseren. Ideologie en wereldbeschouwing zijn derhalve van elkaar onderscheiden, vallen althans niet met elkaar samen. Niettemin is er altijd sprake van een sterke wisselwerking, een wederzijds elkaar beïnvloeden, waarin het (politiek-)ideologische het meest bepalende is.
    19. Daarmee verzet het mohammedanisme zich ook tegen het particularistisch karakter van het jodendom enerzijds - "Diese Einheit ist nun in der Reinigung zum abstrakten Geiste geblieben, aber sie ist von der Partikularität, mit der der Jehovadienst behaftet war, befreit worden" (Hegel, Vorlesungen über die Philosophie der Geschichte, Werke in 20 Bd., Frankfurt 1986, STW 12, 429) - en tegen het immanentistisch karakter van het christendom anderzijds - "Die Verehrung des Einen ist der einzige Endzweck des Mohammedanismus. ... Dieser Eine hat nun zwar die Bestimmung des Geistes, doch weil die Subjektivität sich in den Gegenstand aufgehen lässt, fällt aus diesem Einen alle konkrete Bestimmung fort, ..." (Hegel, idem, 429).
    20. In tegenstelling tot de oorspronkelijke islam-religie, die (in reactie op het christendom) juist de absolute transcendentie van God vooropstelt (en elke immanentie afwijst), staat in het oorspronkelijke christendom juist de mens (de menselijke subjectiviteit) centraal. In de veronderstelling dat God, c.q. de Zoon van God, mens is geworden, wordt uitgesproken dat het zelfs in de ogen van God om de mens gaat: de mens is er niet omwille van God, maar God is er omwille van de mens, sterker: God zelf stelt dat de mens er is om wille van de mens.
    21. "Die Abstraktion beherrschte die Mohammedaner: ihr Ziel war, den abstrakten Dienst geltend zu machen, und danach haben sie mit der grössten Begeisterung gestrebt. Diese Begeisterung war Fanatismus, d.i. eine Begeisterung für einen abstrakten Gedanken, der negierend sich zum Bestehenden verhält" (Hegel, Vorlesungen über die Philosophie der Geschichte, Werke in 20 Bd., Frankfurt 1986, STW 12, 431).
    22. Amerikaanse bedrijven haastten zich vanaf 1992 naar de Centraal-Aziatische regio om de weg vrij te maken voor investeringen in Kazakstan en Kirgizië. Nadat die de beloofde economische en politieke liberalisering niet waarmaakten, wendde het Amerikaanse buitenlandbeleid zich richting Turkmenistan (deze staat beschikt over de op vier na grootste gasreserves ter wereld) en Afghanistan. Na Amerikaanse bemiddeling ondertekende de Amerikaanse oliemaatschappij Unocal in oktober 1995 een overeenkomst met Turkmenistan. Toen bestond alleen nog een 'Afghaans probleem': om dit op te lossen, oefenden de VS en Pakistan druk uit op de Taliban, nadat deze in 1996 Kabul hadden veroverd. Zij probeerden het islamistisch regime te bewegen tot de aanleg van een pijpleiding, die olie en gas vanuit Turkmenistan via Afghanistan naar Pakistan, moest transporteren. Deze route was voor de VS de enige optie, omdat de aanleg via Iran politiek onhaalbaar was. De Wereldbank, waarvan Unocal financieel afhankelijk was, eiste echter een internationaal erkende regering. Omdat de Taliban slechts door Saoedi-Arabië, de verenigde Arabische Emiraten en Pakistan werden erkend, kwam de financiering niet rond. De VS realiseerden zich toen dat alleen een stabiel en pro-Amerikaans Afghaans regime de voorwaarden zou kunnen scheppen om pijpleidingen naar Centraal-Azië aan te leggen.
    23. Aan reclame wordt jaarlijks 1000 miljard dollar uitgegeven: 10 procent daarvan is voldoende om iedereen onderwijs, drinkbaar water, basis-gezondheidszorg en primaire voeding te geven.