Als terrorisme reactionisme ontmoet

Door Michael Parenti (*)

Toen de, (bijna) verkozen, president George W. Bush in de nadagen van 11 september zijn 'oorlog tegen het terrorisme' aankondigde, lanceerde hij tegelijk een campagne rond andere agendapunten van extreem-rechts. (slot)

De antiterroristenhype na 11 september dient om elke oppositie terug te dringen tegen de olieboringen in het natuurpark Arctic National Wildlife Refuge. Onze natie heeft olie nodig, zo horen we (lees: onze oliebedrijven hebben winsten nodig). We moeten niet afhankelijk worden van landen waar er terroristen op de loer liggen, zeggen ze ons. Tegen zulke manipulaties maakt het milieu geen enkele kans.

Op dezelfde manier viel ook de Amerikaanse minister van Handel Zoellick de terroristenhype bij in de campagne van het Witte Huis om onze democratische soevereiniteit ondergeschikt te maken aan instellingen als de Wereldhandelsorganisatie, waar de multinationals de scepter zwaaien. Zoellick bestempelt elk verzet tegen volmachten voor het sluiten van handelsverdragen en tegen de globalisering als steun aan de terroristen. Republikeinse volksvertegenwoordigers vallen hem bij en vinden dat er handelswetten nodig zijn om de globale coalitie tegen het terrorisme te versterken. Dit was echter niet meer dan een opportunistische poging van een kleine groep om de handelsakkoorden in de nationale vlag te wikkelen.

De waarheid is dat precies de handelsakkoorden onze democratische soevereiniteit ondermijnen. Alle openbare diensten en programma's die het monopoliekapitalisme van het grote geld op een of andere manier aan banden leggen, kunnen aan regels onderworpen worden door een handvol, door niemand verkozen industriëlen van de WHO en dergelijke. En niemand verklaart hoe de enorme macht die deze multinationals krijgen om onze wetten en zelfs de grondwet opzij te zetten, ook maar enigszins zal bijdragen tot de strijd tegen het terrorisme.

Het overschot op de begroting geroofd

De overheidsgaranties voor de luchtvaart vormen slechts een onderdeel van de uitgaven die het Witte Huis voor ons in petto heeft. Bush pleit nu voor een stimulans van 60 (132 miljard gulden) tot 75 miljard dollar (165 miljard gulden) om het land uit de recessie te halen, door investeringen in de bedrijven aan te moedigen en de koopkracht van de bezorgde consument op te krikken. Waar komt al dat geld voor defensie, oorlog, binnenlandse veiligheid, luchtverkeer, de heropbouw van Manhattan en het weer op dreef krijgen van de economie vandaan? Veelal uit het premie-overschot van de sociale zekerheid - vandaar dat Bush er zo op uit is alsmaar meer uit te geven. Het is een mythe dat de conservatieven fiscale verantwoordelijkheidszin aan de dag zouden leggen. Rechtse politici, die de lof zingen van een begroting in evenwicht, zijn altijd al erg goed geweest in het maken van diepe putten. In de twaalf jaar van Reagan-Bush (1981-1992) verhoogden zij de staatsschuld van 850 miljard dollar (1870 miljard gulden) tot 4.500 miljard dollar (9.900 miljard gulden). Begin 2000 liep die schuld op tot 5.700 miljard dollar (12.500 miljard gulden). De tekorten zijn te wijten aan twee dingen: ten eerste de grote belastingcadeaus aan rijke individuen en bedrijven, zodat de regering steeds moet gaan lenen bij rijke geldschieters die ze eigenlijk belastingen zou moeten opleggen; en ten tweede gigantische militaire uitgaven. In die twaalf jaar gaven Reagan en Bush 3.700 miljard dollar (162.800 miljard frank) uit aan het leger.

De afbetalingen van de staatsschuld bedragen jaarlijks zo'n 350 miljard dollar (770 miljard gulden), wat een herverdeling van de inkomens betekent van de werkende belastingbetaler naar de rijke geldschieters. Clinton's twee laatste begrotingen waren de eerste die het jaarlijks tekort wisten weg te werken zodat er een overschot ontstond (onder Clinton krompen de overheidsuitgaven, nvdr). Ook Bush junior beloofde voor zijn eerste begroting een overschot, bijna helemaal ten koste van de sociale zekerheid (door een verlaging van de belastingen, nvdr). Als trouw vertegenwoordiger van de belangen van de financiële wereld gaf hij, net als zijn vader, de voorkeur aan een herverdeling van de inkomens wat een onvermijdelijk gevolg is van een begrotingstekort. De klasse van de geldschieters: superrijke individuen en financiële instellingen, wil dat deze natie schulden maakt bij haar, precies wat ze ook verlangt van alle andere naties.

Voeg daarbij dat de reactionaire vijanden van de sociale zekerheid allang beweren dat de kassen straks leeg zijn en dus beter geprivatiseerd kunnen worden (we moeten het fonds vernietigen om het te redden!). Maar wanneer de sociale zekerheid overschotten blijft voortbrengen, dan vervalt dit argument natuurlijk. Door de kassen van de sociale zekerheid te plunderen - hetzij door privatisering, hetzij door het gat in de begroting nog te doen toenemen - bereikt Bush een hoofddoel van de reactionairen.

Hoe ver reikt de vlag?

Sinds de aanslagen kreeg president Bush zo'n 90 procent bijval van de publieke opinie. Miljoenen mensen scharen zich achter de vlag en de leider, die er onvermoeibaar mee in hun gezicht zwaait. Maar voor we er de brui aan geven toch even dit. Er zijn miljoenen mensen die de aanslagen van 11 september ook verschrikkelijk vinden maar die zich toch niet laten opzwepen door de reactionaire praat. Zij willen geen oorlog en zij willen net zo min hun individuele rechten en vrijheden kwijtraken, ze willen ook niet dat er drastisch gesnoeid wordt in de openbare diensten en de pensioenfondsen. Velen van hen zagen we op straat komen, niet om de leider te loven maar om zich te verzetten tegen oorlog en repressie. Zelfs onder de supernationalisten lijkt de steun voor Bush veel geblaat en weinig wol. De door de media opgepepte oorlogsrage die de Verenigde Staten in zijn greep krijgt is ook niet meer dan dat: een rage. Mettertijd zal die peptalk aan kracht verliezen en komt men weer met beide voeten op de grond. Je kan geen vlaggen eten of de huur betalen met wraakgevoelens.

Ik denk terug aan die andere president Bush, George de eerste, die begin 1991 nog 93 procent bijval kende, plus een slijmerige resolutie van het Congres dat zijn onfeilbaar leiderschap loofde. Maar een jaar later werd hij roemloos verslagen door een praatzieke gouverneur uit Arkansas. Dus wie gelooft in democratie moet zich niet uit het veld laten slaan, maar blijven overtuigen, organiseren en actie voeren. Het is in elk geval altijd beter tegen de stroom in te zwemmen dan zich te laten meevoeren door de waterval.

(*) Michael Parenti is auteur van o.a. "Zwarthemden & Roden. Rationeel fascisme en de omverwerping van het communism" (EPO, 2001).