Daar waar je vrienden wonen...

De angst van de machthebbers na 11 september 2001

Door Rinze Visser

Wat opvalt is dat, maanden na de terreuracties in New York en Washington, de datum 11 september 2001 nog steeds dagelijks onderdeel is van stukken in kranten en tijdschriften, van radio en televisie-uitzendingen, ook als er heel andere onderwerpen aan de orde zijn. Niet meer te tellen zijn ze: de interviews, de opinies over welk onderwerp dan ook, waarin 11 september zijn plaats opeist.

Het lijkt soms alsof een onzichtbare hand er voor wil zorgen dat deze datum de geschiedenis in zal gaan als de dag, die iedereen die wil meetellen zich zou moeten herinneren, en precies moet weten waar men zich toen bevond, wat men toen deed, enzovoort.

Er zijn mensen - en niet zo weinig - bij wie de emotie, veroorzaakt door 11 september 2001, alles lijkt te overtreffen: de ergste natuurrampen, zoals aardbevingen en overstromingen, oorlogen, om maar niet te spreken van de massale hoeveelheid mensen die in de meest ellendige omstandigheden verkeren, vluchtelingen, hongerdood. Deze rampen, zelfs niet als optelsom, vermogen niet de emotionele geladenheid bij horden mensen te benaderen van wat de doorboring van de New Yorkse wolkenkrabbers heeft teweeggebracht, zo lijkt het (het nauwelijks nog noemen van de vernielingen aan het Pentagon in Washington heeft ook zo zijn reden).

Het benoemen van 11 september als een belangrijk kritisch punt in het bestaan van de wereld en de mensheid, heeft er zelfs toe geleid dat bijna alle zegslieden en commentatoren die kritiek hebben op of vraagtekens plaatsen bij de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten van Amerika en de wereldheerschappij van het grootkapitaal, hun zorg om de slachtoffers en nabestaanden, hun scherpe afkeuring van de terreuracties, als een afgedwongen en verplicht ritueel moeten ventileren. Dat is wat de critici van de VS-politiek en het imperialisme in een bijna onmogelijke morele positie dwingt.

Het nalaten van dit in voorgeschreven ceremonieel verpakte medeleven betekent: aan de kant van de terroristen staan... Het wel expliciet uitspreken van afschuw opent alle deuren naar beschuldiging van schijnheiligheid en dus van heimelijke sympathie voor het terrorisme... Zó is er dus geen nuance mogelijk in het ingaan op de van elke intellectualiteit ontdane stelling 'wie niet vóór de VS is, is tégen'.

Er valt niet te ontkennen dat alle ellende die zo'n ramp veroorzaakt, politiek wordt uitgebuit. Nationalistisch gevoel is goed voor het zelfbewustzijn van de natie en dus ook voor de Bush-regering. Dit versterkte nationalisme biedt aan het, voor het huidige kapitalisme onmisbare, individualistisch levensgevoel een vorm van collectivisme, van saamhorigheid, dat het systeem nu eens geen schade doet, maar het juist versterkt. Van tijd tot tijd moet individualisme collectief verdedigd worden...

De westerse beschaving met zijn welvaart, met zijn keuze-mogelijkheden, waarin individualisme dominant is, is in gevaar, moet verdedigd worden. Alle supporters, waar ook ter wereld, zijn daarbij nodig. 'All hands on deck' voor vrijheid, voor normen en waarden... En, wie het waagt in dit verband over uitbuiting en armoede te praten die moet wel een bewonderaar van Bin Laden zijn...

Enige tijd heb ik gedacht dat de overmatige betrokkenheid bij de gebeurtenissen van 11 september vooral te maken had met een aan ziekelijkheid grenzende bewondering voor de Verenigde Staten van Amerika; dat deze anglo-americanofilie in Europa en in ons land nu zijn eruptie beleefde. Inmiddels ben ik er wel achter gekomen dat dit maar voor een klein deel het geval is.

Dit fanatisme, deze opperste bewondering voor alles wat 'USA' is, bestaat zeker. Maar er is meer. Er is de berekening, vaak verpakt in emotie, in fangedrag, die de eerbied voor de VS als staat, voor zijn hegemonistisch kapitalisme, voor zijn militaire kracht tot gevolg heeft.

Het is de, niet gespeelde, grote bezorgdheid over het lot van de wereld na 11 september 2001. Over het lot van hun wereld! Het is dezelfde bezorgdheid over het lot van hun wereld - waarop de mensheid slechts bestaat uit hun soort mensen - die hen óók tot de felste anticommunisten maakt en antiSovjet-isten maakte. Zij zien hun leven, hun manier van leven in gevaar. Zij zien dat na 11 september hun zekerheid van een mooi, rijk leven - soms afgekocht met een donatie hier en daar - in gevaar is. Grote broer, hun grote beschermer, hun levensverzekering, is niet meer onkwetsbaar, zo is gebleken. Daarom hebben zij iets beleefd dat in hun gedachten niet meer voorkwam: kwetsbaarheid.

Voor heel veel mensen op de wereld was 11 september gewoon een ramp met veel slachtoffers. Een ramp met een politieke lading, met te verwachten grote politieke gevolgen, dat zeker wel. Maar ook dat hadden ze al vaker gezien. Voor anderen, met name voor hen die het heel goed hebben, die het met zichzelf zo goed getroffen hebben, voor de elite van deze wereld gebeurde er op 11 september iets heel bijzonders. Er gebeurde voor hen die zich dagelijks laven aan beurskoersen en gewin iets heel anders dan de vele terroristische aanslagen die al eerder waren gepleegd. Hun staat, de Verenigde Staten van Amerika, werd aangevallen!

Wonende vele duizenden kilometers van New York, werden óók zij aangevallen. 'Ich bin ein New Yorker, ich bin ein Amerikaner' zo sidderde het door miljoenen hersenen. In Europa, in Canada en Australië. Ja, ook in ontwikkelingslanden, in de, door het imperialisme meest uitgezogen en uitgebuite, contreien! Hun land, hun manier van leven, hun symbolen - de Twin Towers - waren verwoest. Daardoor werden ook zij persoonlijk aangevallen. Het was een aanval op hun goede leven dat armoede en ellende van zeer velen als voorwaarde heeft.

Veel pijn was niet gespeelde pijn, maar échte pijn. Het 'vaderland van alle beleggers, van alle kapitalistisch ingestelde vrijbuiters' is in gevaar. En, daarmee óók zij! Hun angst is échte angst! Dáárom praten ze niet meer over Washington-Pentagon, maar nog slechts over het Wereld Handels Centrum - de Twin Towers - dat door zijn naam en de locatie de kapitalistische alleenheerschappij in de wereld symboliseert. Dat door zijn kolossaliteit, door zijn hoogte, door televisie en filmindustrie overal-zichtbaarheid, het baken van de ideologie van de kapitalistische markt en van de waardeloosheid en onmacht van de sloebers en 'losers' was.

Het vernietigen van dat symbool, van dat zichtbare baken van hun ideologische thuishaven, heeft heel wat schade toegebracht aan zelfgenoegzaamheid, aan hoogmoed en eigenwaan en aan gedachten van onoverwinnelijkheid. Dat geldt ook voor de elitairen, de heersers in het arme deel van de wereld, die de straten van Manhatten heel wat beter kennen dan de gewone-mensenbuurten in hun eigen steden.

Verschillen in beschaving, in cultuur, in religie, orthodoxie, de islam,dat en nog veel meer kunnen betrokken zijn geweest bij het gebeurde op 11 september 2001. Maar de daarna ontstane angst van de elite is doorslaggevend de gedachte aan de mogelijkheid dat de verhoudingen in de wereld zouden kunnen veranderen ten koste van hun eigen riante positie.

Land van herkomst, land van inwoning, etniciteit en religieuze of culturele achtergrond zijn daarbij niet doorslaggevend! Bijvoorbeeld een steenrijke Arabische oliesjeik heeft honderd keer meer gemeen met een kranten-tycoon uit de Verenigde Staten van Amerika dan met miljoenen van zijn landgenoten die de dagelijkse werkzaamheden moeten verrichten. Het is maar waar je vrienden wonen...