Ach Amerika!

 

Door Rudolf Augstein (*)

In de Europese ministeries reageren politici en juristen al niet eens meer, als de regering van de Verenigde Staten zich weer onmenselijk gedraagt. De meesten koesteren hun wrok in stilte. Wie zal in deze dagen van internationale eenheid ook de enige wereldmacht bekritiseren? En staan de Amerikanen niet als een man achter hun president, die toch overduidelijk alles kan (behalve een krakeling eten)?

Na de aanslagen van 11 september kreeg Amerika de sympathie van de gehele wereld - en Washington buitte deze goodwill uit. Appelleerde bij de samenstelling van de antiterrorisme-coalitie zelfs aan verheven morele doelstellingen en mensenrechtengaranties in een vrije maatschappij. Men sprak van een beschaving, die ook met inzet van militair geweld verdedigd moet worden en van de superioriteit van de rechtsstaat. Snel maakte men in Berlijn en elders de knieval voor de 'onvoorwaardelijke solidariteit'. De smaak van de morele overmacht is de Amerikanen goed bekomen, misschien te goed. Want nu heerst blijkbaar niet meer het principe van gerechtigheid, maar de roep om wraak.

De Amerikaanse regering heeft meer dan 100 Taliban- en Al Qaedastrijders - uitgerekend naar Guantanamo-Bay op Cuba waar de grondwet van de VS niet geldt - versleept naar een militaire basis, die de VS-regering in 1903 van de Caribische natie afdwong (en waarvoor ze tot op heden de belachelijke 'pacht' van 4085 dollar jaarlijks betaalt) en die juridisch als niemandsland geldt. Washington heeft de geïnterneerden al vooraf de 'ernstigste gevallen' genoemd: "Mannen, die leidingen zouden doorbijten om een vliegtuig te laten neerstorten," maar nog niet eens een aanklacht ingediend of rechtsbijstand toegestaan. De VS-regering vat de gevangenen onder de titel 'onwettelijke strijders', om hen zo de status van krijgsgevangenen (PoW) te onthouden. Experts kunnen daarover slechts het hoofd schudden. Het internationale recht pleit tegen het Amerikaanse optreden: "Iedereen, die bij krijgshandelingen gevangen genomen wordt, geldt als PoW en kan direct en volledig aanspraak maken op bescherming krachtens de Conventie van Genève (tenminste tot een 'daartoe bevoegd hof' de status vaststelt).

Het transport van de gevangenen verliep al onder mensonwaardige omstandigheden en is een duidelijke overtreding van het internationale recht. Het vastketenen en gedwongen verdoven is onrechtmatig. Het opzetten van maskers is in tegenspraak met het antifolterverdrag uit 1984. Het gedwongen afscheren van 'religieuze' baarden uit hygiënisch oogpunt is door geen enkel recht afgedekt en bovendien een totaal overbodige vernedering, die alle vooroordelen van moslims jegens de kruistochtelijke 'overwinnaarsrechtpleging' zal versterken. Wat Washington de gevangenen wel toestaat: dat ze geen varkensvlees hoeven te eten en dat ze op een van de hen uitgereikte handdoeken richting Mekka mogen bidden, is een farce. Het onderdak in Guantanamo's 'Camp X-Ray' tart overigens elke beschrijving. De geïnterneerden worden in het drukkend warme klimaat in open kooien opgesloten, een meter tachtig bij twee meter veertig. Een dergelijke opsluiting van chimpansees zou de verontwaardiging van elke dierenbeschermingsorganisatie losmaken.

Moeten de gevangenen, wellicht verantwoordelijk voor onmenselijke terreur, onder onmenselijke omstandigheden murw worden gemaakt en gebroken? Het zou bij de discussie passen, die op dit moment in de hoogste kringen van de Amerikaanse rechtsstaat gevoerd wordt op een welhaast schrikwekkend emotieloze toon: of en hoe gefolterd mag worden om van verdachten informatie loste krijgen. Totnogtoe is dat in geen democratie gebruikelijk. Of dient de gang van zaken in Washington slechts als afleiding, omdat de oorlogsdoelen in Afghanistan nog lang niet gehaald zijn? De Taliban, ooit door o.a. Washington aan de macht gebracht, werden weliswaar nu door Washington's bommen van de macht verdreven, toch heeft Kaboel kansen op een betere toekomst. Alleen was dat slechts een neveneffect van de Amerikaanse bedoelingen. Het ging Washington primair om de terroristenleider Bin Laden, 'dood of levend'. Het lijkt er nu haast op, dat ze het zoeken naar hem gestaakt hebben; zijn dood zou Washington goed zijn uitgekomen, maar eerder dan hem aan een internationaal gerechtshof uit te leveren, zien ze hem liever ergens veilig ondergedoken in Pakistan.

Omdat de oude doelen nog niet te verwezenlijken zijn, worden in de buitenlandse politiek nieuwe gevolgd. Nu staan er al Amerikaanse elite-eenheden in het zuiden van de Filippijnen. Een grote aanval op Irak zal er voorlopig wel niet inzitten: men wil de islamitische wereld niet in zijn geheel tegen zich in het harnas jagen, die pas tevreden zal zijn wanneer Washington haar dubbelhartige Midden-Oostenpolitiek opgeeft en ook Israël tot pijnlijke concessies dwingt. Het principiële pleiten van Bush voor een Palestijnse staat zal daarvoor niet voldoende zijn.

Voor de scherpslijpers in de Amerikaanse regering rond minister van Defensie Rumsfeld extra pijnlijk: net nu ze de Verenigde Naties hebben 'herontdekt' om ze klaar te stomen voor hun wereldwijde antiterreur-oorlog, worden ze uitgerekend door de VN afgestraft. Mary Robinson, de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN, drong namelijk openlijk op de handhaving van de grondrechten van de Taliban- en Al Qaeda-gevangenen aan. De verontwaardiging van de meerderheid van de Amerikanen is haar deel. Dat echter niet de gehele publieke opinie in de VS (waar in opdracht van de directeur op het CNN "de burgerslachtoffers in Afghanistan niet in het middelpunt mogen komen te staan"), gelijkgestemd is, bewijzen kranten als de 'New York Times', maar ook enkele moedige professoren. De jurist Michael Byers van de Duke University in North Carolina bijvoorbeeld noemde de behandeling van de Guantanamo-gevangenen schandelijk: "De mensenrechten zijn juist dan belangrijk en te handhaven als regeringen sterk in de verleiding komen ze te overtreden".

Oftewel: de Amerikanen kunnen zich slechts dan als moraalridders gedragen, als ze zich naar hun eigen maatstaven laten beoordelen. Een democratie is slechts goed, als ze zich ten opzichte van de (vermoedelijk) ernstigste terroristen weet te gedragen.

(*) 'Der Spiegel' 4/2002, 21 januari 2002.
(Vertaling: S.J. Bier)