De Enron-Cheney-Taliban Connectie?

Door Ron Callari

Het Enronschandaal is zo enorm dat het moeilijk is om het te bevatten. Het is geen gewone financiƫle ramp, maar meer een puzzel van in elkaar grijpende schandalen, elk op zichzelf al buitensporig. (deel 2)

De crisis brak net een paar maanden na de inauguratie van Bush uit. Aannemers verlieten de bouwplaats, volgens hen omdat ze al meer dan een maand niet betaald werden. De [India state of] Maharashtra Electricity Board stopte met betalingen voor elektriciteit uit Dabhol in mei 2001, omdat het volgens zeggen te duur was. Enron beweerde daarop dat de Board hen 64 miljoen dollar schuldig was. De centrale ging dicht, hoewel hij al voor 97 procent klaar was. Het enige dat nog ontbrak was goedkoop, heel goedkoop natuurlijk gas.

En daar komt Cheney

Nauwelijks een maand nadat Bush zijn intrek in het Witte Huis nam, had vice-president Cheney zijn eerste geheime contact met Ken Lay en andere Enron-leiders op 22 februari 2001. Er volgden nog meer ontmoetingen op 7 maart en 17 april. Het zijn de details van deze ontmoetingen die de regering Bush geheim probeert te houden.
 

Het is duidelijk dat Cheney zijn eigen belangenverstrengelingen had met Enron. Een grote begunstigde van de trans-Kaspische pijpleiding zou Halliburton zijn geweest, een enorme oliepijpleidingbouwer waarvan Cheney vroeger directeur was. Na de aankondiging van Cheney als kandidaat vice-president van Bush heeft Halliburton ook een flinke hoeveelheid geld in de Bush-Cheney campagnekas gestopt.

Dus is de voor de hand liggende vraag: heeft Enron bij Cheney gelobbyd voor hulp in India? Het is inmiddels vastgesteld dat de vice-presidentiƫle energie-taakgroep in februari vorig jaar een conceptvoorstel gewijzigd heeft om zo een reservering voor de stijging van olie en gaswinning in India toe te voegen. Dit amendement was zo strikt dat het blijkbaar alleen diende als hulp voor de Enron-centrale in India. Later probeerde Cheney tijdens een onderhoud met India's oppositieleider Sonia Gandhi eigenhandig de schuld van 64 miljoen dollar te innen voor Enron. Maar achter de schermen broeide er nog veel meer.

Een serie e-mails die door de Washington Post en de NY Daily News in januari werden onderschept onthulden dat de Nationale Veiligheids Raad (NCS) een "Dabhol Werk Groep" samengesteld had uit diverse medewerkers van kabinetsstaven gedurende de zomer van 2001. Deze memo's suggereren dat de regering er precies het soort "oorlogskabinet" op nahield dat het onderwerp van spot was van de Republikeinen tijdens de regering Clinton.

De werkgroep bereidde gespreksmomenten voor, voor zowel Cheney als Bush en adviseerde dat er de noodzaak was om de "voorspraak te verbreden" de Enron-schuld te vereffenen. Iedere ontwikkeling werd nauwlettend in de gaten gehouden: "Goed nieuws" aldus een NSC-stafmedewerker in een e-mailmemo: "De W.P. noemde Enron in zijn gesprek met Sonia Gandhi." De Post voegde eraan toe dat de NCS zover ging "dat ze als een soort bemiddelaar optrad voor Enron voorzitter Kenneth L. Lay en India's nationale veiligheidsadviseur Brajesh Mishra" in een poging een dinervergadering te organiseren tussen de Indiase beambte en Lay.

Terwijl ze in India lobbyden, lijkt het erop dat de regering Bush ook de druk op de Taliban opvoerde om de pijpleiding toe te staan.

Het boek "Bin Laden: the Forbidden Truth" van Jean-Charles Brisard en Guillaume Dasique claimt dat de VS nog in augustus 2001 probeerden om over een pijpleidingakkoord te onderhandelen met de Taliban. Volgens de auteurs probeerde de regering Bush om de Taliban mee te krijgen en geloofde ze dat ze op het regime kon vertrouwen in het stabiliseren van het land tijdens de constructie van de pijpleiding. Bush had de Taliban via een omweg al 43 miljoen dollar gegeven voor hun veronderstelde inzet om de papaverteelt te vernietigen. Was dat een beloning of een omkoopsom? De omstandigheden maken dat een geoorloofde vraag.

Enron begon inmiddels te rafelen aan de naden maar begin augustus leek Kenneth Lay nog optimistisch, uitbundig zelfs. Hield hij de schijn op, of had hij geheime informatie? De laatste ontmoeting tussen Amerikaanse en Taliban-vertegenwoordigers vond plaats op 2 augustus 2001, vijf weken voor de aanvallen op New York en Washington; bij die gelegenheid ontmoette Christine Rocca, verantwoordelijk voor Centraal-Aziatische zaken in de VS-regering, de Taliban-ambassadeur voor Pakistan in Islamabad. Rocca zei dat de Taliban-vertegenwoordiger dhr. Zaeef op de hoogte was van de sterke Amerikaanse betrokkenheid bij de hulp aan het Afghaanse volk en het feit dat de Verenigde Staten in dat jaar al voor 132 miljoen dollar aan noodhulp hadden gegeven.

Lay's laatste bewaarde e-mail was verzonden op 27 augustus, ongeveer op het moment dat de Taliban toestond dat medewerkers van het Internationale Rode Kruis gevangen buitenlandse helpers bezochten in Afghanistan. Hierin benadrukte hij nog eens de kracht en stabiliteit van de onderneming en maande de werknemers nog eens aan toch vooral aandelen van het eigen bedrijf te kopen. Anticipeerde Kenneth Lay op een nieuwe pijplijndeal en een Enron-contract, met dank aan George W. Bush? Als er inderdaad een akkoord aan zat te komen had hij alle reden om optimistisch te zijn over de toekomst.

Hoewel de trans-Kaspische pijpleiding en de verlenging tot in India nog jaren van hun voltooiing verwijderd waren, was de verwaandheid van Enron om boven de wet te gaan staan de leidraad in al zijn handelingen. Hij had het spel van draaierij al zo lang gespeeld, dat hij bijna expert in het uitwissen van sporen was geworden. Zelfs als Lay op dat moment geweten had dat het faillissement nabij was, had Enron grote hindernissen tot dan toe toch ook overwonnen, nietwaar! Dat de bel kon knappen was naar alle waarschijnlijkheid niet eens een overweging, te elfder ure zou er altijd nog de overheid zijn die bijsprong. (wordt vervolgd)


Bron: Albion Monitor, 28 Februari 2002. Ron Callari is freelance schrijver. Vertaling Sicco Jan Bier.