Het nieuwe en het oude in de vakbonden

 

 

Door Anna Ioannatou

Hoe is de stand van zaken op het ogenblik in de vakbondsstrijd? Hoe zijn de werkende mensen op het ogenblik georiënteerd na jaren 'klassenvrede,' 'sociale dialoog' en 'consensus?' Wat is de oriëntatie van de werkende jeugd? Hoe kun je het ideologische en politieke niveau van de (werkende) bevolking verbeteren? Wat is er veranderd de laatste jaren en wat niet en wat is de rol van de KKE (Communistische Partij van Griekenland) in dit proces, vooral onder de huidige omstandigheden?

Dit waren zo de vraagstukken, waarover de Panhelleense Conferentie (23-24 februari jl.), georganiseerd door de KKE, zich gebogen heeft. Er kwam veel los uit de bijdragen van de, uit alle delen van het land komende, partijleden. Afgezien van een beschrijving van de toestand en de problemen van nu, werd de vinger ook op de zere plekken gelegd, zoals de achterstand bij de werkende bevolking in de bewustwording van de ideologische en politieke rol, die ze juist nu meer dan ooit te spelen heeft, wil ze voorgoed uit de verslechterende levensomstandigheden komen.

In de hoofdinleiding werd uiteraard gesproken over de basis-actie-lijnen in de vakbondsbeweging. Genoemd werden: de strijd tegen de privatiseringen, tegen het omgooien in negatieve richting van de bestaande arbeidsrelaties. De strijd voor loons- en pensioensverhogingen, tegen privatisering van sociale verzekeringen en voor gratis gezondheidszorg/sociale voorzieningen. De strijd voor het recht op ontwikkeling (vorming, onderwijs, scholing enz.), voor de verdediging en uitbreiding van democratische rechten en vrijheden en natuurlijk nog meer anti-imperialistische strijd.

Maar het bleef niet bij het noemen van al bekende doelstellingen. Er werd ook kritiek geuit op de propaganda van de KKE, die overwegend gericht is geweest op de gevolgen van het kapitalistische herstructureringsbeleid voor de sociale verworvenheden van de (werkende) bevolking. Een ernstige zaak, dat zeker, maar beslist niet de enige. Er is nog een andere kant die dieper ingaat op de oorzaken van de achteruitgang in globale levenskwaliteit. Er moet veel meer aandacht besteed worden aan het systeemkarakter van deze veranderingen en herstructureringen. Benadrukt moet worden dat het soort aanpassingen voor een zogenaamd 'moderne', 'efficiëntere' en 'flexibeler' samenleving een afspiegeling vormt van de huidige ontwikkelingsfase van de kapitalistische economie. Dat het dus niet een kwestie is van welke partij, coalitie of persoon aan de macht is, zolang die binnen de grenzen van de bestaande sociaal-economische bezitsverhoudingen blijft. De hele kwestie van de structurele aanpassingen, in mooie bewoordingen aan de bevolking voorgeschoteld, moet ook - en wel duidelijk - belicht worden vanuit de hoek: voor wie zijn ze goed, wie heeft er baat bij en niet alleen wie erdoor getroffen worden. De partijpropaganda binnen de vakbonden en op de werkplek richt zich teveel en overwegend op het laatste en te weinig op het eerste. Dat is geen wonder, omdat in eerste instantie altijd de verslechtering aan den lijve ondervonden wordt. De oorzaken van het werknemersleed raken makkelijk op de achtergrond en dus blijven de eisen van de laatsten makkelijker beperkt tot kleine verbeteringen binnen het bestaande, zoals ruim 100 jaar reformisme hen geleerd heeft. Dat wil zeggen: streven naar kleine verbeteringen, maar geen streven naar de politieke macht om zo voorgoed een eind te maken aan de oorzaken.

Versterking vakbonden - ook ideologisch - nodig

Er werd op gewezen, dat de strategie en de tactiek van de partij, zoalsbesloten op het laatste Congres (december 2000), niet goed uit de verf zijn gekomen. Dit zou voor een groot deel te wijten zijn aan het feit, dat partijleden - vooral die actief zijn in de vakbonden - niet voldoende de constateringen en de besluiten van het Congres in zich opgenomen hebben en dit vindt zijn weerslag in het werk binnen de vakbonden.

Het kritieke punt is nogmaals, dat de (werkende) bevolking politiek en ideologisch bewuster moet worden wat het eigenlijke karakter van de problemen is, die zij in steeds sterkere mate ondervindt en dus ook hoe vakbonden uit het moeras gehaald moeten worden. Geen makkelijke zaak, want een juist tegen deze bewustwording gerichte propaganda 'straalt' je tegemoet van alle zenders en andere massamedia, die nu eenmaal in handen zijn van het pro-kapitalistische establishment, dat zijn politiek telkens weer blijkt te kunnen 'legaliseren' via de verkiezingsuitslagen. De bevolking stemt dus elke drie à vier jaar op zijn eigen onderdrukkers. Een kwestie van masochisme? Nee, toch niet. Afgezien nog van hierboven genoemde oorzaken, speelt op de achtergrond nog altijd de zogenoemde 'mislukking' van het alternatief mee in de vorm van de 'ineenstorting' (afbraak?) van de landen van het voormalige reëel bestaande socialisme. Wat mislukte was echter de ontaarding van het socialisme en niet het socialisme zelf. De resultaten van deze ineenkrimping van socialistisch gedachtegoed is duidelijk zichtbaar in de wereld in de vorm van een zich opdringende barbarij. Deze verbinding van oorzaak en gevolgen komt echter niet bij de meerderheid van de bevolkingen terecht door het overheersen van in wezen pro-kapitalistische propaganda, ook al wordt die niet altijd zo genoemd. En dus lijkt het erop, of er geen alternatieve sociaal-economische systemen meer zouden bestaan en het enige wat je nog te doen staat, is sleutelen aan het bestaande.

Tegen deze propagandamachine inwerken is een zware taak en er werd dan ook op bovengenoemde conferentie geconstateerd, dat er veel meer gewerkt moet worden aan het politieke bewustzijn, met alle (bescheiden) middelen, die de partij in deze tijd ter beschikking staan.

Werkende en werkloze jongeren

Themis Gkionis, secretaris van de Centrale Raad van de KNE (Communistische Jeugd Griekenland) wees op de 'speciale aandacht', die de jeugd krijgt in de regeringspropaganda. Gebruik(misbruik)makend van de impasses, die het huidige regeringsbeleid voor het merendeel van de jongeren teweegbrengt, plus van hun geringe sociale en politieke ervaring, streeft zij ernaar van de jeugd een soort voorhoede te maken voor de bevordering van de herstructureringen in arbeidsrelaties, verzekeringsstelsel enz. enz.

Men probeert werkloze jongeren het gevoel te geven, dat zij persoonlijk verantwoordelijk zijn voor hun toestand en dat die te wijten is aan individuele tekortkomingen, gebrek aan capaciteiten enz. Op deze manier probeert men het zelfvertrouwen af te breken. Passief gemaakte jongeren leggen zich makkelijker bij de feiten neer en zullen zich niet zo makkelijk sociaal en politiek actief opstellen, bijvoorbeeld door zich aan te sluiten bij de vakbond op hun werk, laat staan door lid te worden van een Communistische Jeugdorganisatie. Een heel interessante bijdrage was die over werk en culturele ontwikkeling en de rol, die werkende mensen (en werklozen) op het gebied van culturele ontwikkeling kunnen spelen.

In maart 2002 was het 100 jaar geleden, dat Lenin's "Wat te doen?" uitkwam. De in dit werk door de schrijver beantwoorde vraagstukken zijn door de hele 20ste eeuw heen, maar ook nu nog, het onderwerp geweest van ideologische confrontaties binnen de arbeidersbeweging. Het gaat immers om vraagstukken, die het onderscheid betreffen tussen de revolutionaire en de reformistische vleugel en die de theoretische grondslag plus de voornaamste organisatiebeginselen bevatten van deze beweging. Maar wat dit werk ook zo actueel maakt, is de behandeling van het verschil tussen het bewuste en het spontane in de strijd van de internationale arbeidersbeweging. Hoe het spontane, onbewuste element in het verzet van steeds meer mensen tegen de afbraak van sociale rechten in een bewuste strijd tegen de in de sociale bezitsverhoudingen liggende oorzaken veranderd kan worden, is nu weer actueler dan ooit. Hiervoor worden elke dag weer nieuwe bewijzen geleverd. De Panhelleense Conferentie stond dan ook in het teken van deze twee lijnen in de vakbondsbeweging.