Chinese arbeiders tussen hoop en vrees

Door Dirk Nimmegeers (*)

Vage berichten over grote arbeidsonrust in het noordoosten van China: Wat is daar aan de hand? Inderdaad, ontslagen en gepensioneerde arbeiders demonstreerden in maart bijna dagelijks in de stad Daqing in de provincie Heilongjiang. Bij het belangrijkste Chinese olieveld zijn de afgelopen jaren 38.000 arbeiders afgevloeid. Het bedrijf, voor iets meer dan de helft nog van de staat, is verplicht hen verder pensioenen, stookkosten en ziektekosten te betalen.

De bedrijfsleiding wilde hiervoor een hoge premie afhouden van de ontslagvergoeding en dat pikten de ex-arbeiders van Daqing niet. In Liaoyang in de provincie Liaoning waren er betogingen bij een aantal staatsbedrijven, vooral in de metaalsector. Daar heerst werkloosheid en arbeiders krijgen hun lonen of werkloosheidsvergoeding veel te laat. Corrupte kaderleden zouden verantwoordelijk zijn voor de neergang van de bedrijven en voor het feit dat de kassen leeg zijn.

Betogingen en gesprekken

De acties werden georganiseerd tijdens de jaarlijkse voltallige zittingen van het Nationaal Volkscongres, het parlement, waarop het regeringsbeleid beoordeeld wordt. Eerste minister Zhu Rongji trok de aandacht met een toespraak over de problemen bij de modernisering van de staatsbedrijven. Die zullen zeker niet afnemen tijdens de eerste jaren dat China lid is van de Wereldhandelsorganisatie. Uitkeringen voor werkloosheid en pensioenen moeten echter op tijd worden uitbetaald, eiste Zhu.

Buitenlandse reporters kregen van de betogers in Liaoning te horen "wij zijn vaderlandslievend, wij willen niets met jullie te maken hebben". Slechts enkelen, die vrije vakbonden wilden lanceren, stonden de westerse media graag te woord. Bij verboden betogingen werden wat mensen opgepakt. Op een gegeven moment haalden de gemeentebesturen de politie erbij. Over de omvang en de uitrusting van de ordehandhavers spraken de berichten elkaar tegen, maar het is zeker dat er geen gevechten geweest zijn. De actievoerders hebben lang met de petroleumfirma van Daqing, respectievelijk de autoriteiten van Liaoyang onderhandeld. De actievoerende arbeiders hebben verschillende keren een beroep gedaan op de plaatselijke en nationale regeringen en het Volkscongres. De meest recente berichten over de resultaten zijn redelijk gunstig. In Daqing is de hoge premie die de woede van de arbeiders had opgewekt gevoelig verminderd. In Liaoning krijgen werklozen en gepensioneerden de helft van hun achterstallig geld gelijk en zal de rest in een periode van drie jaar worden aangezuiverd. De actiefste demonstrant die werd opgepakt kreeg van de politie de mogelijkheid om zijn vrouw te bellen met het bericht dat hij gezond en wel was.

Twee tactieken

Dat deze problemen zich voordoen is zonder meer pijnlijk voor een socialistische staat. Maar we moeten eerlijk zijn en er rekening mee houden dat we praten over een derdewereldland. Sociale tegenstellingen in vergelijkbare landen, maar dan met een kapitalistisch staatsapparaat (India, Pakistan, Indonesië, Zuid-Korea, de Filippijnen, Brazilië, Argentinië), zijn veel scherper en veel meer aan de orde van de dag. Acties worden er systematisch en gewelddadig onderdrukt. In China is hooguit sprake van autoriteiten die druk uitoefenen, in de landen die we hierboven noemen krijgen stakers, demonstranten en bezetters te maken met zwaarbewapende politie, leger, knokploegen of zelfs doodseskaders.

In die context kunnen we de houding die de IVVV-leiding heeft aangenomentegenover de gebeurtenissen in China alleen maar als vijandig en onverantwoordelijk beoordelen. De woordvoerders van de internationale vakbondsfederatie hebben onmiddellijk en uitsluitend de schijnwerper gericht op de figuren die afkwamen met de eis van vrije vakbonden. Deze werden tot 'de wettige en verkozen vertegenwoordigers' van de arbeiders gebombardeerd en de IVVV-bonzen dreigden met een klacht bij de ILO, want men ging er al vanuit dat ze tenminste geslagen, zoniet vermoord waren! In twee brieven aan Jiang Zemin werd geëist dat de onderhandelingen met hen moesten worden gevoerd. Op hoge toon werd aan de Chinese vakbond en de autoriteiten gevraagd om tekst en uitleg te geven over hun aanpak, alsof deze zelf niets aan het probleem deden. Dat alles moet ons niet verwonderen. Voor het IVVV zijn de bevoorrechte informanten inzake China, Han Dongfang, een medewerker van de Amerikaanse Radio Free Asia, en Li Qiang, het hoofd van de Amerikaanse 'mensenrechtengroep' China Labor Watch. Dit zijn dissidenten die in elk sociaal probleem een kans zien om te pleiten voor vrije vakbonden. Sinds Solidarnosc in Polen weten we dat deze 'vrije vakbonden' niets anders zijn dan een dekmantel voor politieke partijen die de kortste weg naar het 'kapitalistische paradijs' zoeken.

Nog meer bewolking verwacht

Te vrezen valt dat er nog meer sociale conflicten komen. De Chinese leiders zijn er nog steeds van overtuigd dat het op lange termijn gunstig zal zijn voor de meerderheid van de bevolking als ze privé-bedrijven meer ruimte geven, staatsbedrijven saneren en de economie openen voor, en laten concurreren met, de wereldmarkt.

Dat dit ook nadelen heeft die enorm kunnen worden, is bekend. Het noordoosten kampt met een aantal specifieke problemen: de natuurlijke hulpbronnen raken uitgeput (zo geven de boorputten in Daqing steeds minder olie, een onomkeerbaar proces) en de industrie is er dringend aan modernisering toe. Zowel de lokale als de nationale regering stellen daartoe fondsen ter beschikking. Op bepaalde plaatsen is dat geld verdwenen in de zakken van corrupte politici en managers die zoveel 'ruimte hadden gekregen' dat ze aan de staatscontrole konden ontsnappen. Bepaalde staatsbedrijven hebben een deel van hun vermogen geprivatiseerd, waardoor een percentage van het kapitaal op de beurs van Hong Kong of zelfs New York verhandeld wordt. Het grote aantal afvloeiingen in Daqing en de hoge premie die daar van de ontslagenen geëist werd voor diensten die een socialistisch staatsbedrijf standaard moet verlenen, hebben alles te maken met de beursgang van PetroChina, de eigenaar van het olieveld. Het management wilde investeerders immers gunstig stemmen. Een directeur van PetroChina reageerde op de arbeidersacties: "Als de regering ons dwingt om terug te krabbelen zullen onze aandeelhouders kwaad zijn, maar als we ons premieplan niet opgeven komt er nog meer onrust."

De Chinese staat doet er alles aan om de moeilijkheden het hoofd te bieden. Er wordt aan een sociale zekerheid gewerkt die niet langer per bedrijf maar nationaal is georganiseerd en waarvoor steeds grotere sommen worden voorzien in het regeringsbudget. Het persbureau Xinhua meldde op 3 april 2002 dat juist de provincie Liaoning hierbij als proefmodel zal fungeren. Op alle beleidsniveaus zijn er pogingen om de economie en vooral de industrie te hervormen met behulp van de vooruitgang geboekt in technologie en wetenschap.

Corruptie en de winsthonger van de kapitalisten die men hierbij nodig heeft (of meent te hebben) hinderen vlotte en snelle verbeteringen. De arbeiders die daar het slachtoffer van zijn komen met recht en reden tegen de wantoestanden in verzet. We hopen dat de arbeiders enerzijds en hun vakbond, communistische partij en socialistische staat anderzijds er samen uitkomen met veel geduld en wijsheid.

De vakbond moet het doen

Wie protesten wil misbruiken voor de eis van 'vrije vakbonden' bewijst de zaak van de Chinese arbeidersklasse de slechtst mogelijke dienst. Privé-ondernemers oefenen weliswaar meer en meer invloed uit in China, vooral in de economie en zelfs in de politiek, maar toch vormen ze vooralsnog geen dominante klasse. Een fundamenteel verschil met de situatie in het Westen is dat de staat en de regering in de Volksrepubliek China niet de instrumenten zijn van kapitalisten. De communistische partij die in China heerst, ontleent haar legitimiteit en haar macht, zoals ze altijd heeft gedaan, aan de arbeiders en boeren. Het is in die partij dat nog steeds de beste strijders voor hun belangen actief zijn (een reden voor de regering van olieboer Bush om China als mogelijk doelwit van een 'lichte nucleaire ingreep' te blijven beschouwen).

Het Chinese socialisme wordt bedreigd door uit de hand gelopen kapitalistische experimenten. Het lijkt alsof de huidige leiding het prijsgegeven terrein niet kan of niet wil heroveren. Er bestaan echter ook aanwijzingen voor het tegendeel. Dat bijvoorbeeld niet-socialistische, zogenaamd vrije vakbonden, die de macht van de partij nog verder willen ondermijnen, niet worden geduld. Dat er daarentegen in oktober 2001 een nieuwe wet is aangenomen die een belangrijke versterking betekent van de erkende Vakbondsfederatie Voor Heel China (de ACFTU, All China Federation of Trade Unions). Alle bedrijven waar tenminste 25 leden van de bond werken moeten voortaan een delegatie erkennen. Met hen moet onderhandeld worden over alle belangrijke zaken zoals lonen, veiligheid, ontslag, arbeidsomstandigheden en samenstelling van het personeelsbestand. De vakbondsdelegatie kan stakingen of andere acties organiseren en wanneer ernstige schendingen van de arbeidswetgeving door een ondernemer niet bevredigend ongedaan worden gemaakt kan de bond de bemiddeling vragen van de regering. De bestaande delegaties krijgen meer slagkracht. Voor het eerst zijn nu ook buitenlandse bedrijven en joint ventures wettelijk verplicht een vakbond toe te laten (vroeger werd dat hen enkel geadviseerd). Dit is een belangrijke en noodzakelijke hervorming, een aanpassing aan de nieuwe situatie in China waarbij kapitalistische ondernemers veel meer vrijheid hebben dan vroeger. Het is normaal dat alle betrokkenen moeten wennen aan de verbeterde wetgeving.

De afhandeling van het conflict in Daqing en in de provincie Liaoning is een weerspiegeling van het harde feit dat de weg vooruit er een zal zijn van vallen en opstaan. De hoop blijft leven dat de problemen in de toekomst opgelost kunnen worden op een wijze die geen afbreuk doet aan het socialisme.

(*) Dirk Nimmegeers is medewerker van China Vandaag, het blad van de Vereniging België-China.