Geen smoel, geen functie

Uit: 'Engels, Biografische Schets', J. Stepanova, uitgeverij Progres, Moskou, blz. 243.

Door Jasper Schaaf

"Inderdaad staat de internationale belijdenis van het program nog oneindig diep beneden die van de vrijhandelspartij. Ook zij beweert, dat het resultaat van haar streven `de internationale verbroedering der volkeren' is. Zij doet echter ook iets om de handel internationaal te maken en neemt geenszins genoegen met het bewustzijn - dat alle volken bij zich thuis handel drijven."
- Karl Marx

En is het daarna ooit nog goed gekomen? Marx' kritiek destijds op het socialistische programma, dat voorlag op het partijcongres van Gotha in 1875, loog er niet om. De partij was toen sociaal-democratisch in de goede zin van het woord. De termen sociaal-democratie, socialisme en communisme stonden toen voor dezelfde beweging, ook al waren er tegenstellingen, die in veel opzichten leken op latere. Marx' stevige uitspraken zijn later herhaaldelijk benadrukt om het schisma tussen sociaal-democratie en het revolutionaire socialisme c.q. communisme aan te scherpen.

Het ging hier niet om zomaar een congres, maar om het moment waarop de twee Duitse partijen zich tot één verenigden, met als resultaat dat de argumenten van Ferdinand Lassalle en zijn aanhangers sterk doorklonken in het Gothaer program. Deze waren hét mikpunt van Marx' kritiek.

Marx zegt in het citaat dat de kapitalisten en de liberale politiek consequent zijn in hun internationalisme, in hun wereldomvattend streven, in tegenstelling tot wat het programma van Gotha uitdrukt. Wanneer socialisten zich niet duidelijk en consequent presenteren, en zich niet op die basis organiseren, zal hun beweging aan kracht inboeten. Helaas moeten socialisten nog veel leren van hun kapitalistische tegenstrevers, de vrijhandelspartij.

Friedrich Engels schrijft een paar jaar later in zijn 'Anti-Dühring' van 1877 onder meer over de socialistische opvatting over de staat en het gebrek aan duidelijke presentatie van die opvatting. Die kritiek sluit aan bij Marx. Sterker nog, tussen Marx' genoemde kritiek en die van Engels is een duidelijk historisch en politiek verband. Op het genoemde congres van Gotha werd de partij politiek-ideologisch een allegaartje van opvattingen. Ook was er geen helder compromis tussen bijvoorbeeld de visie van Marx en Lassalle, maar leek een onheldere politiek het resultaat.

Aanhangers van de ideeën van Dühring roerden zich sinds genoemd congres duidelijk in de nieuwe partij, waarna Engels - met de nodige tegenzin - zich zette aan het schrijven van de 'Anti-Dühring'. Het ging hem niet om de theorie alleen, maar om de politieke lijn van de arbeiderspartij.

Over de toekomst van de staat schrijft Engels hier zijn later zo vaak aangehaalde passage: `Het ingrijpen van een staatsmacht in maatschappelijke verhoudingen wordt op het ene gebied na het andere overbodig en slaapt dan vanzelf in. In plaats van de regering over personen komt het beheer over zaken en het leiden van productieprocessen. De staat wordt niet 'afgeschaft', hij sterft af.'

Maar ja, je kunt ook te snel in slaap vallen. Engels schrijft over het afsterven van de staat in of na een revolutionaire beweging waarin de onderdrukking van de ene klasse door de andere wordt opgeheven en de staat derhalve in zijn onderdrukkende functies aan betekenis verliest. En bij het lezen van Engels is al lastig te interpreteren of hij een concreet beeld van die overgang voorzag, maar duidelijk is dat hij naïeve opvattingen over het voorbarig opheffen van de staatsfuncties bestrijdt. Als het inslapen van de staatsmacht te voorbarig wordt gedacht, wordt ongetwijfeld ook gedacht dat de socialistische beweging, die immers deze overgang moet bewerkstelligen, wel kan gaan slapen.

Marx en Engels hebben het in wezen over hetzelfde. En hun visie blijkt nog altijd leerzaam te zijn, ook nu, zo kort na de verkiezingen waar Nederland zo rechts heeft gekozen en de sociaal-democratie, de PvdA, met de schillen en de dozen zit van het feestje van het CDA. En waarbij inhoudelijk de VVD er het meeste garen bij lijkt te spinnen, althans, voor zover nu zichtbaar wordt, eind mei 2002.

Socialisten moeten niet alleen samenwerken, al moet dat zeker ook, méér dan afgelopen periode. Maar ze zullen ook hun gezicht moeten laten zien, een socialistisch gezicht.

En hier bestaat nu net een van de oorzaken van de linkse verkiezingsnederlaag, zeker van die partijen die onvoldoende kleur hebben bekend. Sterker nog, de sociaal-democratie heeft in Nederland en in Europa volstrekt voorbarig het terugtreden van de overheid geaccepteerd en bevorderd.

Het terugtrekken van de staat werd en wordt geaccepteerd in een politiek speelveld waarin het kapitalisme domineert. En dat kapitalisme is - net als Marx zegt - zijn internationale verbroedering nog lang niet vergeten. In tegendeel, internationalisering en globalisering zijn meer aan de orde dan ooit.

Wanneer links zich zo graag bereid toont zijn machtsposities op te geven, betekent dat niet dat het kapitalistisch-liberale denken dat ook zal doen. Want het kapitalisme heeft beter dan de sociaal-democratie begrepen dat dat de bevordering van haar eigen ondergang zou betekenen.

Liberalen kunnen niet anders dan hun machtspositie claimen, maar hetzelfde geldt voor socialisten. Beide politieke partijen, vertegenwoordigers van hun klassenbelangen, heffen hun bestaan op wanneer veel te voorbarig posities worden weggegeven. Het liberalisme zou haar basis verliezen, wanneer de kapitalistische concurrentie wordt opgegeven en de bijbehorende politiek daarbij niet meer wordt gevoerd. Het zou dan spoedig zijn bestaansgrond verliezen.

Het socialisme ondermijnt zichzelf, wanneer het zijn gezicht, zijn solidaire politiek en zijn op de toekomst gerichte visie, kortom zijn politieke programma verliest. Dan gaat ook zijn functie verloren de solidariteit te organiseren en te werken aan een socialistisch stelsel. Voor de sociaal-democratie of het socialisme is dat terugtreden zonder meer voorbarig omdat de nagestreefde sociale verworvenheden geenszins alle verworven, laat staan verankerd zijn. Dat klinkt anders dan Engels het zei, maar het gaat om hetzelfde.

Het afsterven van functies van de staat heeft pas zin als deze functies overbodig zijn. En aangezien de 'regering over personen', of liever de onderdrukking van klassen en van mensen in Nederland en elders op de wereld, niet tot het verleden behoort zijn deze functies niet overbodig. Zij moeten juist maximaal sociaal worden ingevuld. Sterk sociaal en betrokken op een eigentijdse wijze.

Zonder een duidelijke politieke inzet verdwijnt het bestaansrecht van politieke bewegingen die een klassenbelang of een ander breed maatschappelijk belang - zoals emancipatie of ecologisch herstel - vertegenwoordigden. En dat speelt nu.

Wanneer een partij - zoals de PvdA in de paarse politiek - vooraf al inlevert door een compromis voor te stellen waarin het eigen gezichtspunt al grotendeels teniet wordt gedaan, vergeet deze dat liberalen - VVD en CDA - bij elke uitgestoken vinger moeilijk anders kunnen doen dan de hele hand grijpen. Voor hen en de belangen waar deze partijen voor staan, is dit een levensnoodzaak. Zij begrijpen in dat geval beter dat het niet alleen gaat om de directe resultaten, maar dat zichzelf onherkenbaar maken op termijn het einde kan betekenen.

Voorman Zalm van de VVD heeft wat dat betreft zijn rol goed begrepen en speelt die momenteel knap uit, zonder enige valse schaamte. En hij heeft zich verzekerd van een achterban die vindt dat hij ver moet gaan, zoals in het afschaffen van de WAO. Hij krijgt de nodige ideologische rugdekking en staat er niet alleen voor.

Voor een heldere politiek staan betekent in een parlementaire democratie dat er compromissen moeten worden gesloten. Een duidelijk compromis, geldend voor een bepaalde periode, kan goed worden uitgelegd. Een werkelijk compromis bestaat echter alleen op basis van het benaderen van meerdere kanten, vanuit stevige verworven posities. Dus moeten socialisten een uitgangspunt kiezen, een socialistische theorie en praktijk. Dit moet een solidair streven zijn, een actieve inzet in buurten en bedrijven, en in andere bewegingen, een consequent mondiaal opkomen voor belangen van de werkende mensen en voor nakomende generaties.

In deze tijd van grote invloed van de media moet het socialisme - in al zijn vormen - zich mengen in de staat en moet deze staat vervolgens dagelijks zijn sociale gezicht laten zien. Geen smoel, geen functie, zou je kunnen zeggen.

Het lijkt misschien kinderachtig, maar veel mensen kunnen - in ieder geval vooralsnog - niet zonder symbolen. En juist daarom heeft het zichtbaar terugtrekken van de staat zulke grote politieke consequenties, al beweer ik niet dat alleen hierin de verklaring van de rechtse verkiezingsuitslag moet worden gezocht.

In de alledaagse symboliek, in de zichtbare dagelijkse werkelijkheid, heeft de staat zich steeds verder teruggetrokken. Dit blijkt bijvoorbeeld uit stadsbussen waarop alleen nog maar reclame en een merknaam te ontwaren zijn, waar ooit het trotse gemeentewapen stond. Privatisering en een terugtrekkende overheid hebben voor veel mensen een leeg toneel opgeleverd. Alsof er toneelspelers zijn die hun spel niet meer serieus nemen of er tussentijds vandoor zijn gegaan.

Zorg, welzijn, onderwijs, openbaar vervoer en vele nutsvoorzieningen worden aan bedrijfsleven, particuliere instellingen, verzekeraars en aan commerciële reclame overgeleverd. De overheid speelt hierbij niet of nauwelijks nog een rol. De staat is onzichtbaar geworden, de partijen die stonden voor een sociaal gezicht daarvan daarmee ook.

De overheid, de staat wordt onzichtbaar. En daarmee de partijen die vanuit hun sociale emancipatorische ideaal die staat nodig hebben. Dan verdwijnenook begrippen als solidariteit en sociale betrokkenheid steeds meer. Het ombouwen van een Staatsbedrijf der PTT tot iets onherkenbaars als KPN en TPG heeft meer sociaal-ideologische en politieke consequenties dan op het eerste gezicht lijkt.

Wanneer de tekens, de signalen van sociale beschaving verdwijnen, verdwijnt ook het sociaal vertrouwen. Intussen klagen politieke bestuurders dikwijls dat de betrokkenheid van de burger afneemt. Alsof er nog een duidelijk voorbeeld, een verhaal bestaat, als zijzelf weigeren dat te presenteren. Een sociaal-democratie die de staat ontkent, geeft zijn hele politieke speelveld over aan rechts.

Het gaat er niet om dat alles bij hetzelfde moet blijven, in tegendeel. Wel gaat het erom dat een terugtrekkende overheid met haar deregulering van centrale staatsfuncties en met haar liberalisering en privatisering de burger overlaat aan de vrije marktinvloeden van media en allerlei commerciële praatjes.

Het zijn maar enkele facetten van een verklaring, ook niet anders bedoeld dan dat. Maar deze tellen wel. Links, socialisten en communisten, zullen pas weer een vuist kunnen maken als ze hun gezicht laten zien. Apart voor zover de meningen nog verschillen, maar vooral ook veel meer gezamenlijk waar voldoende overtuigingskracht bestaat om samen op te trekken en te discussiëren.

Zoals Marx schreef: van de kapitalisten kunnen socialisten nog veel leren.


Noten:
1. Karl Marx, Kritiek op het program van Gotha, 2e verbeterde druk, uitg. Pegasus, Amsterdam 1972, pag. 29.
2. Friedrich Engels, Anti-Dühring, De heer Eugen Dührings omwenteling van de wetenschap, uitgeverij Progres, Moskou 1978, pag. 331-332.