Het schijnbestaan van José Saramago

Boekbespreking door Jan Ilsink

In de jaren 80 nam ik namens Manifest deel aan een solidariteitsreis naar Portugal. Tulipa Vermelha, de organisatie in Nederland die solidariteit organiseerde met de Anjerrevolutie, had deze hartverwarmende reis georganiseerd. In twee weken tijd werden projecten bezocht die gesteund werden door Tulipa: vakbeweging, landbouwcoöperaties, vrouwenorganisaties, kinderopvang, scholen, enz. We brachten ook een bezoek aan de redactie van O Diario, het dagblad van de Communistische Partij, de PCP. Aan dit bezoek moest ik denken toen ik me voornam een commentaar te schrijven op Saramago's laatste boek: 'Het Schijnbestaan'. José Saramago was destijds redacteur van O Diario. (deel 1 van 2)

Ik kan me echter niet herinneren dat we hem toen hebben ontmoet. Korte tijd na ons bezoek heeft de PCP moeten besluiten de uitgave van het dagblad te staken en zich te concentreren op het weekblad Avante. José Saramago was één van de journalisten die een andere baan moest zoeken. In een later interview gaf hij aan daardoor uit arren moede romans te zijn gaan schrijven. En niet zonder succes. In 1998 ontving hij de Nobelprijs voor literatuur. In interviews heeft Saramago altijd onomwonden aangegeven communist te zijn gebleven. In geheel eigen bewoordingen motiveert hij deze politieke en levensbeschouwelijke keuze, die ook - naar mijn smaak - duidelijk uit zijn werk blijkt.

Eigen schrijfwijze

Saramago hanteert een schrijfwijze met een geheel eigen interpretatie van interpunctie (leestekens). Deze ontbreken vrijwel in zijn teksten. Hij wil hiermee de lezer dwingen als het ware opnieuw te leren lezen. Het is daarom onmogelijk zijn boeken routinematig te lezen. Je moet echt moeite doen de tekst te volgen, maar na enige tijd, als je dat 'nieuwe lezen' onder de knie hebt, blijkt het de moeite meer dan waard. Ook is het wennen aan de gefragmenteerde stijl van Saramago, die gedachtesprongen volgt, en lijkt af te dwalen van het onderwerp. Eigenlijk schrijft Saramago zoals onze gedachten vaak lopen. Die volgen ook associaties die voor anderen dan wijzelf niet zijn te volgen. Na de eerste honderd bladzijden ben je gewend aan zijn manier van schrijven en zit je middenin het verhaal en zijn visie op de maatschappij, die hij wil overdragen.

Zijn geheel eigen interpretatie van interpunctie en 'verwarde' manier van schrijven zijn volgens mij nog goed te pruimen omdat Saramago daar zelf de draak mee steekt:

blz. 143 'Het onhandige van afdwalen ligt in het gemak waarmee het degene die afdwaalt wegen in kan lokken waar hij de draad van de woorden en gebeurtenissen kwijtraakt, zoals Gevonden nu overkomt, die Cipriano Algors volgende zin pas halverwege oppikt, wat de reden is, zoals duidelijk zal zijn, dat de hoofdletter ontbreekt, ik zal er geen werk meer van maken, had de pottenbakker besloten, waarmee hij uiteraard niet de hoofdletter bedoelde, want die gebruik je niet als je praat, maar de vrouw die luistert naar de naam Isaura Estudiosa en die hij voortaan zal ontlopen, .....

De zelfspot gaat nog verder als Saramago, zichzelf tot god verheft:

blz. 181 'Genoemde god, die naast pottenbakker ook schrijver is, kan recht schrijven met kromme zinnen, nu hij hier niet is om persoonlijk te blazen, heeft hij een plaatsvervanger ingezet die het werk voor hem doet, alles opdat het nog fragiele leven van deze kleifiguren morgen niet zal worden gesmoord in de blinde, ruwe omhelzing van het vuur.'

Inhoud

De inhoud van het boek is enerzijds simpel: een pottenbakkersfamilie moet door de harde economische realiteit naar een ander bestaan omzien. Achter dit simpele gegeven gaan echter vele metaforen schuil: 'Het Centrum', dat via een 'wurgcontract' het aardewerk van de pottenbakkersfamilie afneemt, vertegenwoordigt de kille, moderne, overconsumptiemaatschappij; prachtig vertolkt door de leuze: WE ZOUDEN U ALLES VERKOPEN WAT U NODIG HEBT, ALS WE NIET LIEVER HADDEN DAT U NODIG HEBT WAT WIJ U TE VERKOPEN HEBBEN. Hier slaat Saramago m.i. de spijker op zijn kop. We zijn in de industriële maatschappij de consumptiemaatschappij van de jaren zestig en zeventig ver voorbij en aangeland bij een overconsumptiemaatschappij, waarvan de productie niet meer aansluit bij 'onze' behoefte, maar ons dwingt tot consumeren wat zij te bieden heeft. Dat deze maatschappij slechts in schijn efficiënt is, en dus heel kwetsbaar, wordt m.i. subliem vertolkt door de souschef inkoop van 'Het Centrum', die zich verzet tegen inschakeling van een vrachtauto om het incourante aardewerk in één keer weg te halen:

blz. 174: 'In de elementairste handboeken over toegepaste psychologie, hoofdstuk gedrag, valt te lezen dat nare karakters vaak ook laf zijn, zodat het niet zal verbazen dat de angst in het openbaar te worden terechtgewezen door degene die in de hiërarchie een stap boven hem stond, de souschef op slag van houding deed veranderen.'

'Het Centrum' is ook niet alleen een groot winkelcentrum, maar een manier van leven. De werknemers van dit 'centrum' kan het privilege te beurt vallen om daar ook te mogen wonen. Inwoners hebben korting op alle attracties die 'Het Centrum' heeft te bieden. Deze attracties zijn echter virtueel, een romantische afspiegeling van de werkelijke wereld. In deze kille, virtuele maatschappij is de dood verdwenen, in die zin dat die wordt weggemoffeld, geen plek in het leven meer inneemt. Ook arbeid, als georganiseerde opeenhoping van arbeidskracht, is in deze maatschappij vrijwel verdwenen. De industrie draait volledig volcontinu. De arbeidersbeweging is door de oppressie vrijwel verdwenen. Degenen die niet door dit economisch systeem worden opgenomen leven in krottenwijken van waaruit overvallen worden gepleegd op transporten richting de stad. De pottenbakker is tijdens zijn ritten van en naar de stad getuige van militaire en politionele charges in deze krottenwijken.

Naast deze sociaal-psychologische maatschappijkritiek schuilt er in het boek ook onverholen kritiek op de urbanisatie en ontvolking van het platteland, die nog steeds realiteit is in de wereld. Zowel in Europa (Frankrijk en Portugal) als in de zgn. derde wereld.

Middenklasse

De enige 'traditionele' arbeid in het boek wordt verricht door de middenklasse, de kleine zelfstandigen, die echter zonder pardon aan de kant worden geschoven als de economische realiteit van 'marktonderzoek' dat aantoont.. De vruchten van de efficiënte productie komen niet ten goede aan de hele maatschappij. Hiervoor komen alleen degenen die in het systeem meedraaien (Het Centrum en de stad) in aanmerking. Economische efficiëntie leidt niet tot herverdeling van de arbeid, tot arbeidstijdverkorting en nieuwe, rechtvaardige maatschappelijke verhoudingen, maar tot krottenwijken waar paupers worden gedwongen met overvallen hun aandeel in de welvaart op te eisen om vervolgens te worden vervolgd en onderdrukt door militaire en politionele acties.

In de werkelijkheid van de overconsumptiemaatschappij voert de verdwijnende middenklasse weliswaar een achterhoedegevecht, maar is politiek wel duidelijk zichtbaar. De belangrijkste politieke beweging bijv. in Argentinië op dit moment is ook de middenklasse. Zij wordt het meest getroffen door de economische crisis. Datzelfde geldt m.i. voor Nederland. Wie worden daar het hardst getroffen door de, door de 'torens versnelde' recessie? De middenklassers, degenen die aandeeltjes hadden en daarvoor zelfs hun spaarcenten hadden aangesproken, of zelfs met leningen aandelen hadden gekocht. Zij zijn de belangrijkste gedupeerden. Als deze groep gaat bezuinigen, dan zijn de luxegoederen het eerst aan de beurt: vakantiereizen dus. Daar vallen ook economisch harde klappen. Is dat ook niet de voedingsbodem voor de 'leefbaarheidpartijen?

José Saramago: Het Schijnbestaan
Meulenhoff 2000
vertaling: Maartje de Kort