Drie zusters en een arme nicht - de consolidatie van de olie-industrie

Door Harpal Brar

De NCPN bestaat in november 10 jaar en organiseert dan in dat kader een tweedaagse conferentie. Op de tweede dag is het thema 'Irak, Midden-Oosten en olie'. Inleider op deze openbare bijeenkomst is Harpal Brar, bekend communistisch wetenschapper uit Engeland. Zijn inleiding zal in het Nederlands op een scherm te lezen zijn. Hij publiceerde kortgeleden zijn nieuwste boek: "Imperialism in the Middle East". Manifest zal de komende periode stukken uit het boek publiceren. We beginnen met een bijlage over de drie zusters, de grootste oliemaatschappijen.

In het september/oktober nummer van Lalkar publiceerde ik het artikel "more on imperialism" (meer over imperialisme) waarin een brede kijk werd gegeven op de adembenemende monopolisatie van de wereldeconomie in de vier jaar nadat ik mijn boek over imperialisme schreef. Aan het eind van dat artikel beloofde ik de consolidatie van sommige belangrijke industrieën in de volgende uitgaven te behandelen. In deze uitgave zal ik kort de consolidatie samenvatten die plaats heeft gevonden in de olie-industrie, en die terecht beschreven kan worden als één van de belangrijkste industrieën, zo niet dé belangrijkste. De periode van kelderende olieprijzen tussen 1990 en 1998 - een periode van stijgende energieconsumptie en constante energie- prijzen - vormde de achtergrond voor de consolidatie in de olie-industrie. Aan het eind van 1998 was de olieprijs gedaald tot 10 dollar per vat - een prijs die nauwelijks tegemoet kwam aan de exploratie en ontwikkelingsactiviteiten (die veruit de belangrijkste bronnen van inkomsten vormen) van de oliebedrijven maar ook enkele van hun bestaande bronnen bijna onrendabel maakte. De oliegiganten, geconfronteerd met de dalende winsten en de noodzaak drastisch te bezuinigen, vonden in consolidatie hun enige uitweg. Alleen de grootsten hoopten te overleven in deze strijd om marktaandeel en controle over grondstoffen. Alleen monopolisering kon een continue stroom van de maximale winst garanderen, hetgeen kenmerkend is voor de economie van het imperialistische tijdvak. Door fusies (samengaan) en acquisities (overnames) zijn de beruchte Zeven Zusters (zeven grote oliemaatschappijen. vert.) teruggebracht tot de huidige drie: Exxon, B.P. en Koninklijke Olie/Shell - of hooguit vier wanneer we TotalFina meerekenen, sinds haar overname van ELF Aquitane in maart 1999.

Beperken we ons tot de periode vanaf de publicatie van mijn boek over imperialisme (februari 1997), dan krijgen we het volgende beeld van de consolidatie van de olie-industrie.

BP's overnames

Op 11 augustus 1998 schrikte British Petroleum (die in 1909 startte als Anglo-Persian en later verder ging als Anglo-Iranian, voor het z'n huidige naam aannam) de internationale olie-industrie op door een overname bekend te maken van de Amerikaanse oliemaatschappij Amoco, voor 50 miljard dollar. Door deze overname - gekenmerkt als 's werelds grootste industriële samengaan - werd BP qua grootte de derde oliemaatschappij ter wereld, met een marktwaarde van 110 miljard dollar, wereldwijd 100.000 arbeiders in dienst en een voorraad van 15 miljard vaten. Door de overname van Amoco kwam BP in de wereldtop van oliemaatschappijen, samen met Exxon en Koninklijke Olie/Shell. Deze overname lanceerde BP, in de woorden van haar topman Sir JohnBrown (nu Lord Brown), van de 'top van de tweede divisie' naar de eredivisie met Exxon en Shell.

Met bezittingen verspreid over de hele wereld, van Alaska tot Azerbeidzjan en Colombia, werd BP door bovengenoemde overname een van de drie bedrijven in de wereldtop qua productie, reserves en verwerking van olie en gas. Daarnaast hielp de overname BP om een kritische massa in chemie te verwerven, waardoor zij qua grootte het derde petrochemische bedrijf ter wereld werd, na Koninklijke Olie/Shell en het Duitse BASF. BP werd 's werelds op één na grootste private olie- en gasproducent met 2,9 miljoen vaten olie-equivalent per dag en de op één na grootste eigenaar van reserves met 15 miljard vaten olie-equivalent (BOE) - dicht bij Shell's voorraad van 19 miljard. Met een raffinagecapaciteit van 2,9 miljard vaten benadert BP de capaciteit van Exxon, maar staat ver achter Shell met een capaciteit van 4,46 miljard vaten. De overname zorgde dat BP de grootste producent van olie en aardgas in de VS werd ('s werelds grootste energiemarkt) evenals de grootste verkoper van brandstof in de VS, oostelijk van de Rocky Mountains (inclusief Texas).

Ieder van deze topdrie zal, volgens een hoofdartikel in de Financial Times, "... ongeveer twee keer zo groot zijn als de dichtstbijzijnde concurrent en daarmee in een positie om grotere risico's te nemen in de slag om de volgende grote tranche van voorraden in Iran, Rusland of Kazachstan. In het verleden bleek bedrijfsomvang belangrijk en BP, de dominante partner in de nieuwe groep, hoopt ongetwijfeld dat dit hogere winsten blijft betekenen." (The birth of a giant, Financial Times, 12/8/99). BP heeft eerder al ervaring opgedaan in het opslokken van grote bedrijven zoals Standard Oil uit Ohio en Britoil in 1987 en heeft een zeer sterke financiële positie sinds de overname van Amoco en Altlantic Richfield (waarover later meer). Nu wil zij laten zien dat ze haar nieuwe kracht kan aanwenden.

Nauwelijks was de inkt van het overname contract met Amoco opgedroogd of BP schokte de wereld-olie-industrie door een overname ter waarde van 28,8 miljard dollar, van het Amerikaanse Atlantic Richfield (Arco), waardoor BP de op één na grootste oliemaatschappij werd na Exxon, en één van de tien grootste bedrijven ter wereld. BP's aankondiging van 1 april 1999 deed de elite van de olie-industrie naar adem snakken. De overname van Arco creëerde een bedrijf met een marktwaarde van 184,2 miljard dollar en een omzet van 80 miljard dollar per jaar. BP's overname van Arco versterkte haar positie in Azië, want Arco bezat 40 procent van de Tangguh gasvelden in Indonesië die zeker 378 miljard kubieke meter gasvoorraad hebben plus een verwachting van nog eens 142 miljard kubieke meter. Met een wereldvraag naar gas die momenteel sneller groeit dan die naar olie, is BP in een gunstige positie om markten in het verre oosten, met name China en Japan, te voorzien. Met haar laatste overname kreeg BP ook controle over Arco's raffinage-werkzaamheden en benzinepompen aan de Amerikaanse westkust, inclusief Californië. Met 1.700 tankstations en twee raffinaderijen, in een gebied met hoge inkomens en grote auto's, bevind BP zich comfortabel in een van 's werelds meest winstgevende oliemarkten.

Na deze overname controleren Arco en BP samen driekwart van de olieproductie in Alaska, wat goed is voor 40 procent van de olieleverantie aan de Amerikaanse westkust.

Minder dan een jaar later nam BP Burmah Castrol over voor 4,6 miljard dollar. Deze deal resulteerde voor BP in "meer verkooppunten (BP heeft nu 28.000 verkooppunten, H.B.) dan de alom aanwezige McDonald's fastfood keten." (Sunday Times, 19/3/2000). BP heeft alleen in Groot-Brittannië al 1.500 tankstations.

Toen BP toenadering zocht tot Arco bedroeg de olieprijs slechts 10 dollar per vat. Algemene verwachting was dat door deze lage prijs fusies en overnames in de olie-industrie zouden toenemen. Het feit dat, als gevolg van een besluit van de OPEC om de productie te beperken, ten tijde van de Arco- deal de prijs van olie was gestegen tot 14,65 dollar per vat maakte weinig verschil. Olie is tegenwoordig veel goedkoper dan in 1973: de prijs van '73 zou overeenkomen met 70 dollar per vat nu.

Ten tijde van de BP-Amoco-overname voorspelde de Financial Times dat wanneer deze deal "niet de superreuzen dwingt tot een overnamerace, het dan waarschijnlijk leidt tot een golf van fusies onder kleinere bedrijven" (BP in £30 bn takeover of Amoco, 12/8/1998). Dit is precies wat er gebeurde - de oliereuzen gingen inderdaad over tot overnames en de kleinere bedrijven tot fusies (copycat mergers). (wordt vervolgd)

Noot: (1) Brits tweemaandelijks anti-imperialistisch tijdschrift. Zie ook www.lalkar.demon.co.uk
Vertaling: Herwin Sap.