Drie zusters en een arme nicht - de consolidatie van de olie-industrie

Door Harpal Brar
 

 

 

De NCPN bestaat in november 10 jaar en organiseert dan in dat kader een tweedaagse openbare conferentie (Gebouw EMLEMO, 2de Oosterparkstraat 77, Amsterdam). Op zondag 17 november is het thema 'Irak, Midden-Oosten en olie'. Inleider op deze bijeenkomst is Harpal Brar, bekend communistisch wetenschapper uit Engeland. Zijn inleiding zal in het Nederlands op een scherm te lezen zijn. Hij publiceerde kortgeleden zijn nieuwste boek: "Imperialism in the Middle East". Manifest zal de komende periode stukken uit het boek publiceren. We beginnen met een bijlage over de drie zusters, de grootste oliemaatschappijen. (deel 2)

Vervolg van tekst:

Exxon's overname van Mobil

Drie maanden na de BP-Amoco-overname maakte Exxon bekend dat ze van plan was met Mobil samen te gaan met een deal van 80 miljard dollar en zo 's werelds grootste energiebedrijf te worden. Deze overeenkomst leidde tot een bedrijf met een marktwaarde van 244 miljard dollar, een vermogen van 164 miljard dollar, oliereserves goed voor 21 miljard vaten en 130.0000 arbeiders in dienst, en markeerde de top van de industrie. Als gevolg van deze fusie met Mobil, zal Exxon bovenop een deel van de aardgasmarkten in Noord- Amerika, Europa en Azië een sterke positie hebben in enkele van de rijkste olieregio's van de wereld, waaronder de Kaspische Zee en de kust van West Afrika.

TotalFina slokt Elf op

Kort na de BP-Amoco-overname, op 13 september 1999, maakt het Frans-Belgische TotalFina bekend Elf Equitane over te nemen, hetgeen leidt tot een combinatie van TotalFina's commerciële kunde en de goede technische kwaliteiten van Elf. Met haar overwinning op Elf wordt TotalFina de vierde grootste oliemaatschappij; met reserves en een marktwaarde die half zo groot zijn als de dichtstbijzijnde concurrent Koninklijke Olie/Shell, weliswaar een stuk kleiner dan de top drie. Door deze overname is TotalFina in een gunstige positie om met de grote drie te concurreren in de upstream exploratie- en produktiesector, hetgeen de belangrijkste bron van winst is en was voor de olie-industrie.

Chevron neemt Texaco over

Een jaar later, op 16 oktober 2000, kondigde Chevron aan Texaco over te nemen voor 43 miljard dollar. Hiermee gingen qua grootte de tweede en derde oliemaatschappijen van de VS samen.

Drie zusters

Ten gevolge van de fusies en overnamegolf is in slechts twee jaar (van augustus 1998 tot oktober 2000) de olie-industrie van de voornaamste imperialistische landen meer geconsolideerd geraakt dan ooit te voren, met een supertop van drie oliemaatschappijen; Exxon-Mobil, BP Amoco & Arco en Koninklijke olie/Shell. Deels als gevolg van deze consolidatie, die gepaard ging met agressieve bezuinigingen en een massaal verlies van arbeidsplaatsen, en deels ten gevolge van de stijging van olieprijzen (die verdriedubbelden van 10 dollar per vat aan het eind van 1998 tot 33 dollar per vat aan het eind van 2000) hebben de winsten van de grote oliemonopolies astronomische proporties aangenomen. In het jaar 2000 verdubbelden de winsten van de vier grootste oliemaatschappijen - de drie grote zusters en de relatief arme nicht TotalFina - tot een gecombineerd totaal van 50 miljarddollar.

Deze laatste ronde in de monopolisering van de imperialistische olie-industrie heeft een opvallende omslag bewerkstelligd. Niet alleen is het aantal oliemaatschappijen drastisch gedaald, resulterend in het ontstaan van een supertop van slechts drie oliemaatschappijen (vier, als we TotalFina meetellen) met enorme voorraden, financiële slagkracht en reserves tot hun beschikking, maar ook hun respectievelijke plaats in de toptien van oliemaatschappijen heeft een opmerkelijke verandering ondergaan. Terwijl BP van de tweede divisie omhoogschoot naar de supertop van de drie zusters, verschoof Koninklijke Olie/Shell, afhankelijk van het jaar, van de eerste naar de tweede of derde plaats in de pikorde in termen van omzet, winst en marktwaarde.

De respectievelijke plaatsen die de belangrijkste oliemaatschappijen vóór de bovengenoemde consolidatieronde innamen zijn gegeven in onderstaande tabel met daarin hun inkomsten aan het eind van 1997.

Tabel 1: 's werelds grootste oliemaatschappijen

OliemaatschappijInkomsten in miljard
Koninklijke Olie/Shell128,2
Exxon120,3
BP-Amoco107,0
Mobil65,9
Texaco45,2
Elf Aquitane43,6
Chevron40,6
ENI37,0
Total32,8
Atlantic Richfield19,3

[Bron: Financial Times, 12 augustus 1998]

Een jaar later is het plaatje drastisch veranderd door de overnames van Amoco en Arco door BP en Mobil door Exxon. Dit wordt duidelijk in tabel 2 hieronder, die de plaats van de toptien in marktwaarde (op 26 maart 1999) laat zien. (Dit is weliswaar een andere maatstaf als in tabel 1, maar geeft evenwel een goed inzicht).

Tabel 2:

Een gedetailleerder overzicht van de top van de oliemaatschappijen wordt gegeven in onderstaande tabel 3 (waarin de kleinste twee van de grafiek hierboven - Phillips en Repsol - ontbreken). Naast de marktwaarde laat tabel drie ons de cijfers met betrekking tot winst, omzet en personeelskosten zien.

Tabel 3:

Wereldtop van oliemaatschappijen.
Maatschappij Marktwaarde in miljard £Winst in miljard £Omzet in miljard £Personeelskosten
Exxon-Mobil 14912111130.000
Amoco-Arco 119 5 53115.000
Shell 112 9 88102.000
Chevron 35 3 22 43.000
ENI 32 3 31 81.000
Total/Petrofina 29 2 32 69.100
Elf 32 2 26 85.000
Texaco 19 2 28 28.000

[Bron: Sunday Times, 4 april 1999]

In het jaar 2000 stegen de winsten van de topvijf van oliemaatschappijen - Exxon, Shell, BP, Chevron/Texaco en TotalFina - tot de enorme som van 56 miljard dollar; het dubbele van 1999. De winsten van de drie zusters, die in 2000 gezamenlijk 42,3 miljard dollar bedroegen, zijn weergegeven in tabel 4.

Tabel 4:

Winsten van de Drie Zusters in 2000
Maatschappij Bedrijfswinst miljard $Toename in % t.o.v. 1999
Exxon-Mobil 17,70124
Royal Dutch/Shell12,70 48
BP Amoco 11,90 54

De winstcijfers voor 2001 zullen waarschijnlijk nog hoger zijn. In het eerste kwartaal van 2001 waren de winsten van de drie zusters al: 5,05 miljard $ (Exxon), 3,85 miljard $ (Shell) en 4,126 miljard $.

Direct na de bovengenoemde golf van bedrijfsovernames startte een tweede slag - dit maal voor de volledige suprematie binnen de top drie. Over de winstcijfers van Shell en BP in het tweede kwartaal van 2000 schreef Robert Corzine in Financial Times:

"De bel heeft geklonken in het gevecht voor dominantie tussen de drie zwaargewichten die nu de top van de olie-industrie vormen - Exxon Mobil, Koninklijke Olie/Shell en BP Amoco".

"Maar de directies gaven toe dat de resultaten [winstcijfers per kwartaal] in toenemende mate het gevoel zullen geven van een schoonheidswedstrijd waarbij ieder probeert de ander te overtreffen" (Oil giants vow to punch their weight, 8 augustus 2000).

Nauwelijks was de inkt van de bovengenoemde deals droog toen, op 18 november 2001, de Amerikaanse bedrijven Conoco en Phillips een fusie ter waarde van 35 miljard dollar aankondigden, die vooral voor Phillips voordelig was. Deze grootste deal is een voortzetting van de trend naar consolidatie in de olie- en gasindustrie.

Archie Dunham, voorzitter en directeur van Conoco heeft tijdens de recente consolidatie van de olie-industrie benadrukt dat de omvang van een bedrijf onbelangrijk is; het komt aan op sluwheid, snelheid en agressiviteit. Zijn daden echter spreken meer dan zijn woorden.

Na recentelijk Gulf Canadia over te hebben genomen voor 6,2 miljard dollar (de grootste olie- en gasdeal in de geschiedenis van Canada) haastte Conoco zich om samen te gaan met Phillips. Bedrijfsomvang doet er wel degelijk toe en de middelgrote oliemaatschappijen zijn zich pijnlijk bewust van dit langetermijn perspectief; zij hebben nieuwe voorraden van olie en gas nodig, hetgeen vereist dat deze bedrijven een zekere omvang nodig hebben om te kunnen concurreren met deze voorraden. (wordt vervolgd)