Onderwijsvernieuwing

Door Ron Verhoef

Onderwijsvernieuwing is de laatste jaren een toverwoord geworden om alle problemen in het onderwijs op te lossen. Projectonderwijs, probleem gestuurd onderwijs(PGO), jenaplanonderwijs, studiehuis, etc. Twee dingen hebben ze allemaal gemeen ze pretenderen beter te zijn dan het klassieke klassikale onderwijs en voor geen van deze vormen is aangetoond dat dat ook daadwerkelijk zo is.

Sterker nog recent wetenschappelijk onderzoek door een aantal Europese universiteiten toont juist aan dat het klassikale onderwijs veel beter scoort, zowel op het gebied van kennis als op het gebied van vaardigheden.

Wat is dan eigenlijk de achtergrond achter al deze vormen van vernieuwing (als we even voorbijgaan aan het algemeen bekende gegeven dat iedere nieuwe directeur of minister weer zijn eigen stempel wil drukken op het beleid)? Eigenlijk heeft dit drie achtergronden.

De eerste achtergrond is de ordeproblemen die zich bij klassikaal lesgeven voordoen. Deze worden toegeschreven aan de moderne jeugd en zijn dus niet op te lossen binnen het klassikaal onderwijsmodel. De vraag is natuurlijk of dat ook waar is. Het is zeker waar dat er veel ordeproblemen zijn op bepaalde scholen. Natuurlijk zijn het de leerlingen die de orde verstoren en de leraar die de orde niet kan handhaven maar daarmee is de kous niet af. Het probleem van de leraar is namelijk dat hij steeds minder middelen heeft om de ordehandhaving af te dwingen. Zo komt een leerling er vaak vanaf met een waarschuwing en een goed gesprek (het zogenaamde knuffelonderwijs). Dit is mede het gevolg van de 'desinteresse' van grote groepen ouders met name in de achterstandswijken. Als we echter eens kijken waar die mensen in de achterstandwijken allemaal mee te maken krijgen dan is het absoluut niet verwonderlijk dat hun hoofd niet voortdurend staat naar de prestaties van hun kind op school. Natuurlijk is dat niet juist maar wel begrijpelijk.

De conclusie van onderwijsvernieuwers luidt daarom dat klassikaal lesgeven niet meer van deze tijd is. Het zou kwalitatief slecht zijn, omdat het niet aansluit bij de competentie van leerlingen, en iets dat jongeren niet willen.

Toch is dit niet de enige achtergrond achter onderwijsvernieuwing. Ordeproblemen doen zich vooral voor in het westen van het land. Zelf geef ik les aan een MBO in het noorden en daar is zeker geen sprake van grote ordeproblemen. Zo gezegd zijn het hier nog 'brave' leerlingen, maar vooral ook betrokken ouders en leraren en dat scheelt veel. Waarom dan toch vernieuwen?

Het lerarentekort is het antwoord. Projectonderwijs en PGO kunnen namelijk gegeven worden met minder docenten. In dit onderwijs krijgen de leerlingen namelijk een project of een probleem voorgelegd dat ze zelf moeten oplossen. Er vindt een beperkt aantal klassikale lessen plaats om de broodnodige theorie te behandelen maar verder zoeken de leerlingen het zelf maar uit onder toeziend oog van een tutor, die geen docent hoeft te zijn. Hierdoor zijn er dus minder docenten nodig. Wel is het zo dat de docenten binnen deze vormen van onderwijs de hele dag bereikbaar moeten zijn omdat hij op elk willekeurig moment verzocht kan worden de opdrachten te controleren. Dit moment wordt niet meer bepaald door de leraar maar door de leerling (dat heet flexibele toetsing).

In weer andere vormen verdwijnt de klassikale les door zelfstudie. De docent is dan een vraagbaak die voor de klas zit en niets doet (of zelfs niet meer voor de klas zit maar op kantoor). Uit ervaring kan ik u meedelen datdit uitermate saai is voor de docent en bovendien blijken de leerlingen zelf nauwelijks iets te doen. Jongeren van rond de 16 hebben nu eenmaal wel andere dingen aan hun hoofd dan zelfstudie. Saai is het dus wel, maar makkelijk natuurlijk ook want tijdens deze lessen kun je weer mooi lessen voorbereiden voor andere klassen die via projectonderwijs of PGO werken en toetsen corrigeren.

De derde reden is natuurlijk dat die projecten en problemen gericht zijn op het bedrijfsleven. In het slechtste geval levert het bedrijfsleven alleen maar theoretische problemen aan, maar als het meezit kunnen de leerlingen projecten ontwikkelen en problemen oplossen in de praktijk. Zo verworden ze tot goedkope arbeidskrachten. Maar goed, over de invloed van de commercie in het onderwijs vertelde ik u al eerder. Het duurt niet lang meer voordat een school een commercieel bedrijf is. Sterker nog vrijwel alle scholen hebben al commerciële afdelingen. Dit zijn afdelingen van scholen waar bedrijven onderwijs in kunnen kopen. Helaas is voor dit zogenaamde contractonderwijs meer aandacht dan voor het regulier onderwijs. De contracten leveren immers het broodnodige geld op.

Nu we de achtergronden kennen, is het wellicht handig eens te kijken of het ook beter is. De toets- en examenresultaten geven hier een bedroevend beeld. De leerlingen binnen het vernieuwingsonderwijs presteren matig tot slecht in vergelijking tot scholen die niet vernieuwen (het eerdere genoemde jenaplanonderwijs uitgezonderd, hier zijn de resultaten ongeveer gelijk aan het klassieke onderwijs). En wat het studiehuis betreft ook hier blijkt dat de prestaties achterblijven.

Hoe komt dit? Twee dingen springen in het oog. Door het vervallen van klassikaal onderwijs vervalt ook de verwerving van pure theorie. Theorie die nodig is voor verdere verdieping en het verkrijgen van inzicht. Natuurlijk kan een leerling die theorie ook in een boekje lezen maar het is al zeer lang bekend dat mensen dingen die ze horen beter onthouden dan dingen die ze lezen. Vernieuwers werpen tegen dat onze maatschappij een 'opzoek'maatschappij is waarin dus vooral nadruk op 'opzoeken' moet worden gelegd. Daarbij vergeet men dat in het klassieke onderwijs ook aandacht was voor opzoeken en dat parate kennis vooral tijd scheelt (je hoeft niet op te zoeken), een goed gevoel geeft (het is immers prettig te weten dat je iets weet) en in het contact met andere mensen ook ergernissen voorkomt. We willen immers graag iemand voor ons hebben die weet wat hij/zij doet.

Een ander punt is eveneens belangrijk. De weerstand bij studenten en docenten. Zowel bij docenten als ook bij studenten bestaat weerstand tegen de nieuwe vormen van onderwijs. De weerstand van studenten heeft vooral te maken met het wegvallen van de stok achter de deur. Er wordt namelijk niet meer op standaardtijden getoetst. De student moet zelf een tempo bepalen en dus ook zelf bepalen wanneer hij zijn werk bij de docent inlevert en daarbij gebeurt het niet zelden dat een student het totale werk van een schooljaar opspaart tot de laatste schoolweken, niets menselijks is jongeren vreemd. Gevolg is wel dat er door de achterstand veel enen op het rapport verschijnen, we willen immers wel cijfers op het rapport. Dit motiveert de leerling niet, maar ook de docent niet. Je wordt immers geen docent om mensen een één te geven.

Als je de leerlingen dan ook laat kiezen tussen PGO, projectonderwijs of klassikaal onderwijs, kiezen ze massaal voor klassikaal onderwijs. Volgens onderwijsvernieuwers komt dit door de onwennigheid, maar ook leerlingen die al jaren op een vernieuwingsschool zitten kiezen steevast voor klassikaal les. Jammer alleen dat ik het ze wel kan vragen maar niet mag geven, want in het onderwijs is de klant (en voor mij is dat de leerling) nog steeds geen koning. Alleen als je het bedrijfsleven ziet als klant dan is de klant wel koning.

Bij de docenten ontstaat er ook weerstand omdat hun functie totaal verandert. Het aantal contacturen (uren dat de docent contact heeft met leerlingen) wordt namelijk fors teruggedrongen. Daarvoor in de plaats komen dan voorbereidingsuren, PGO-uren (ontwikkelen van opdrachten), coördinatie-uren, etc. En dat is uiteraard niet waarom mensen docent worden. Ik in ieder geval niet. Voor mijzelf heeft het onderwijs vooral aantrekkingskracht juist door het contact met jongeren!

Nu zou het wat te simpel zijn om de onderwijsvernieuwing geheel af te breken. Er zijn wel degelijk goede punten. Het is zeker zo dat het de aansluiting naar werk vergemakkelijkt. Sommige linkse mensen zien onderwijs vaak uitsluitend als zelfontplooiing, maar de realiteit gebiedt te zeggen dat het onderwijs ook een voorbereiding is op de arbeidsmarkt.

Bovendien vergroten projectonderwijs en PGO de solidariteit onder leerlingen. Aangezien ze de projecten of problemen niet alleen kunnen oplossen zijn ze afhankelijk van anderen en daarbij is de saamhorigheid in klassen groter (hetgeen weer leidt tot minder pesten!).

We moeten onderwijsvernieuwing daarom ook niet afschaffen, maar het zeker ook niet omhelzen als de oplossing van alle problemen. In mijn ogen blijft klassikaal lesgeven de beste optie maar wel een optie die aangevuld kan worden met projectonderwijs of PGO, maar dan wel met mate en vooral voor de praktijkvakken.