Gezondheid is een recht van iedereen

Ingezonden

Zowel in mijn persoonlijke leven als in mijn werk als psycholoog hanteer ik de visie dat ieder mens een gelijke kans moet hebben op een volwaardig gezond leven. Ten aanzien van het begrip 'gezondheid' sluit ik me aan bij de definitie die de World Health Organization van gezondheid heeft gegeven in 1984: "Health is a state of complete physical, mental and social well-being and not merely the absence of disease or infirmity." Een gezond leven behelst dus meer dan het hebben van een goede lichamelijke conditie, ook de emotionele gemoedstoestand telt in belangrijke mate mee. Het gaat om een evenwicht waarin lichamelijke, geestelijke en sociale aspecten een rol spelen. Louter 'overleven' is niet voldoende; begrippen als welzijn, kwaliteit van het leven en 'positieve gezondheid' worden van een steeds grotere betekenis.

In 1994 heb ik onderzoek gedaan naar de opvang en begeleiding van jongeren in het voortgezet onderwijs van wie de emotionele gezondheid werd bedreigd door problemen van psychische of sociale aard. In het kader van dit onderzoek raakte ik geïnteresseerd in de inspanningen op mondiaal niveau ten behoeve van jeugdgezondheidszorg. Het programma 'Health for all by the year 2000' dat ontwikkeld is door de Wereldgezondheidsorganisatie stemde me hoopvol. De ideologische basis van het programma wordt als volgt samengevat:

Als ik in die tijd om mij heen keek, nu acht jaar geleden, leek bovenstaande een nobel streven, maar tegelijkertijd een utopie, een fata morgana van een idealistische geest.

Over de grenzen was de ongelijke kans op levenskwaliteit duidelijk zichtbaar. Voor een groot deel van de wereldbevolking waren begrippen als 'welzijn', 'zelfontplooiing', 'emotioneel welbevinden' een verzinsel van de rijke bovenlaag. De strijd om overleven was het enige dat telde en als je bijna stierf van de honger was het een overbodige luxe om je af te vragen of je eigenlijk wel gelukkig was. Maar ook in het welvarende Nederland waren de kansen op een gezond leven ongelijk verdeeld.

Het peil van de somatische gezondheid van de Nederlandse bevolking was weliswaar sterk verbeterd de afgelopen decennia, maar op psychosociaal en emotioneel gebied tekende zich een steeds sterkere problematiek af. Met name bij de jeugd trad een verontrustende stijging van psychische klachten op. Epidemiologische studie liet bijvoorbeeld zien dat er in de laatste dertig jaar sprake was van een duidelijke toename van het percentage jongeren met depressieve stoornissen, die gewoonlijk gepaard gaan met andere emotionele problemen en gedragsproblemen.

'Health for all', het klonk zo mooi en tegelijkertijd zo kinderlijk eenvoudig en eerlijk, dat het toch realiseerbaar moest zijn, maar ik schrok van de harde gegevens die mijn onderzoek opleverde. Hoe kon het mogelijk zijn dat in dit land waarin ik was grootgebracht met de mythe van democratie, rechtvaardigheid en gelijkheid zoveel jongeren toch weggleden door de mazen van ons sociale vangnet...?

Inmiddels, nu acht jaar later, begeleid ik zelf, tezamen met mijn collega's, jongeren die vastlopen in het contact met hun leeftijdsgenoten. Onze doelgroep bestaat uit kleine kinderen en tieners die psychisch erg beschadigd kunnen zijn als gevolg van langdurige pesterijen. Het kan gaan om geestelijke intimidatie, waardoor systematisch het zelfvertrouwen van een jongen of meisje wordt ondermijnd. Maar ook is sprake van lichamelijk geweld als door stenen worden bekogeld, 'opgewacht' worden na schooltijd, met een mes worden bedreigd, omsingeld worden door een groep, met je hoofd in de wc worden gehangen etc. Regelmatig komt het voor dat kinderen met hun rug tegen de muur staan, omdat omstanders, ook volwassenen, zwijgend toezien naar het onrecht, soms zelfs onder het mom dat het slachtoffer de pesterijen zelf uitlokt. Zo versterkt de omgeving de gedachte van het gepeste kind dat de fysieke of psychische vernederingen waaraan het is blootgesteld zijn of haar eigen schuld zijn.

"Victim blaming is a tendency which relates not only to health and illness, but is at the heart of many social phenomena such as crime, poverty and racism. Victim blaming can be seen as an ideological process which serves to justify inequalities in society, including inequalities in health." (Tones and Tilford, 1992; Health Education)

In mijn werk zie ik de schaduwzijde van hetgeen zich 'buiten' afspeelt, maar toch kan ik me niet onttrekken aan het idee dat ik moet roeien tegen een maatschappelijke stroom die verre van gezondmakend is. Terwijl ik kinderen leer dat hun eigenwaarde niet afhangt van hetgeen zij presteren op school en het sportveld, van hun uiterlijk en van het inkomen van hun ouder(s), hetgeen bepaalt of zij wel of geen merkkleding, computerspelletjes, uitstapjes e.d. kunnen bekostigen en bovendien structureel laat terugkomen in de lessen dat het hebben van een grote mond geen teken van werkelijke kracht is, maar een zwaktebod, gelden in de praktijk van hun dagelijks leven andere wetten. Oprechtheid, spontaniteit en solidariteit zijn op de keper beschouwd mooie eigenschappen, maar een gevoelig kind dat vol vertrouwen de wereld inkijkt kan een harde les verwachten.

Vertrouwen krijg je niet op basis van je goede karakter en integriteit, maar moet verdiend worden op grond van je sociale status en image. Dat betekent: geen kick geven als je wordt vernederd of geslagen, trots zijn op wat je hebt in plaats van op wie je bent en niet opkomen voor een vriendje of vriendinnetje dat gepest wordt, anders ben je zelf de pineut.

Het spreekt voor zich dat er ook veel gelukkige kinderen in Nederland zijn. Bovendien vind ik het een gunstige ontwikkeling dat jongeren mondiger zijn geworden en zelf aan kunnen geven wat zij willen of wat hen dwarszit, maar toch... Elke keer dat een jongen of meisje van soms nog geen 10 jaar oud fluistert in het kringgesprek van de weerbaarheidscursus, of soms gewoonweg schreeuwt door de groep 'ik zou liever dood willen', vraag ik me af of het wel allemaal zo goed is geregeld met dat zogenaamde sociale vangnet in ons

land. In andere landen huilen kinderen van de pijn dat hun leven wordt bedreigd door honger, oorlog of ziekte en hier zijn steeds meer kinderen die de zin van het leven niet meer inzien, ook al ontbreekt het hen nergens aan in materieel opzicht. Hoe rijk zijn we hier dan eigenlijk....

Marian Eikelhof, Rotterdam.