Drie zusters en een arme nicht - de consolidatie van de olie-industrie

Boek van Harpal Brar

Door Harpal Brar

De NCPN bestaat in november 10 jaar en organiseert in dat kader op zondag 17 november een openbare discussiebijeenkomst over het thema 'Het Midden-Oosten en olie; Palestina en Irak slachtoffer van imperialisme'. De bijeenkomst begint om 11.00 uur, gebouw EMCEMO (Euro Mediterraans Centrum voor Migratie en Ontwikkeling), 2de Oosterparkstraat 77, Amsterdam-Oost. Inleiders op deze openbare bijeenkomst zijn Jamal Ftieh, Platform Stop de Oorlog tegen de Palestijnen/voorzitter KMAN (Komité Marokkaanse Arbeiders in Nederland) en Harpal Brar, bekend communistisch wetenschapper uit Engeland. Zijn inleiding zal in het Nederlands op een scherm te lezen zijn. Hij publiceerde kortgeleden zijn nieuwste boek: "Imperialism in the Middle East". Manifest zal de komende periode stukken uit het boek publiceren.

We beginnen met een bijlage over de drie zusters, de grootste oliemaatschappijen. (deel 4)

Dit alleen verklaart de strijd over routes van olie- en gaspijpleidingen, de Machiavelliaanse tactieken die de verschillende oliemaatschappijen en -staten gebruiken in de strijd om energiebronnen te verwerven en anderen te weren, en als laatste en belangrijkste; de imperialistische oorlogen in het Midden-Oosten en de Balkan, en de huidige oorlog in Afghanistan. Bourgeoisschrijvers, die met hun onwetendheid en vooroordelen het leninisme haten, zijn het in dit opzicht helemaal eens met het Leninisme - natuurlijk zonder zich hiervan bewust te zijn. In de Sunday Times van 29 maart 1998 schreef David Smith:

"Olie is zo uniek dat naties mannen sturen om te sterven om verzekerd te zijn van een ongehinderde stroom van het spul. Ze sturen zelfs mannen die sterven, alleen om te zorgen dat de prijs goed is - en niet zonder reden". Deze enkele zin, met alle missers in z'n formulering, verklaart meer over de oorlogen waarnaar in de vorige paragraaf verwezen werd, dan de misselijk makende onzin over soevereiniteit van naties, humaniteit, democratie en de kruistocht tegen terrorisme die massamedia van de imperialistische landen laten zien. Deze enkele zin geeft antwoord op de vraag waarom zo'n enorm deel van de defensiebudgetten van de verschillende imperialistische landen, met name de VS, gaat naar het beschermen van de toevoer van olie tegen potentiële onstabiele en explosieve regio's zoals in het Midden- Oosten.

Een andere schrijver, Robert Corzine, die verslag deed van de overname van Amoco door BP toen deze net plaatsgevonden had, beschreef de ratio achter deze deal in de volgende correcte termen:

"De wereldwijde zoektocht naar reserves van hoge kwaliteit is een obsessie van de leidende bedrijven in de sector geworden. Traditioneel hebben zelfs de grootste oliemaatschappijen slechts een handvol voorraden gehad die als 'company builders' beschouwd worden. Dit zijn de rijke en langblijvende olievelden die grote winsten genereren en de constante - en fenomenaal dure - zoektocht naar andere olievoorraden financieren". Meneer Corzine vervolgt:

"... het zijn over het algemeen de oliemaatschappijen met voorraden die met de laagste kosten gedolven kunnen worden (lowest-cost assets) die het het beste doen tijdens cyclische neergangen [van de economie, vert.]. Zij kunnen ook sneller reageren op mogelijkheden wanneer de markt begint te herstellen."

"Grote bedrijven kunnen ook hun risico's beter spreiden. De nieuwe groep zal de financiële kracht hebben om de meest risicovolle langetermijn ontwikkelingsprojecten in de verre delen van de wereld te kunnen ondernemen" (Into the Superleage, Financial Times, 12 augustus, 1998)

Hij trekt zijn conclusie door het cruciale belang te benadrukken van omvang in de voortgaande jacht van het monopoliekapitaal op maximale winst, waartegen relatief klein kapitaal machteloos is, in de volgende termen:

"Welke acties kleinere bedrijven ook mogen overwegen en ondernemen, geen van hen zal het onbereikbare voordeel 'de eerste' zijn kunnen binnenhalen. Voor alles laat de deal van gisteren zien dat Sir John bereid is om te handelen volgens zijn meest gekoesterde zakenprincipe: dat de grootste winsten naar de dappersten gaan."

Dit is echter enkel een gecodeerde manier van zeggen dat de grootste winsten gaan naar de genieën van financiële manipulatie die de mogelijkheden hebben hun rivalen een stap voor te zijn door ze te overstijgen.

Concurrentie van staats-oliemaatschappijen

De gigantische oliemonopolies die tot nog toe de wereld voor zichzelf hadden op het meest lucratieve gebied van zowel upstream exploitatie en productie, als downstream raffinage en marketing, worden plotseling geconfronteerd met competitie van staats-oliemaatschappijen, zoals het Maleisische Petronas en de Chinese National Petroleum Corporation CNPC. Beide hebben onder de wieken geschoten van de oliegiganten van de imperialistische landen en hebben oliemaatschappijen opgekocht van Zuid-Afrika tot Kazachstan. In de zomer van 1997 kocht CNPC een belang van 60 procent in het Aktyubinsk-olieveld van Kazachstan. CNPC betaalde hiervoor 325 miljoen dollar plus de toezegging de komende 20 jaar nog eens 4 miljard dollar te investeren - voornamelijk in pijpleidingen naar het oosten. CNPC kaapte ook het alleenrecht om te onderhandelen over een contract voor het ontwikkelen van het gigantische Uzen olieveld in Kazachstan voor de neus weg van een Amerikaans consortium, destijds geleid door Amoco. Rond dezelfde tijd versloeg CNPN verschillende Westerse oliemaatschappijen met de investering van 358 miljoen dollar voor de ontwikkeling van twee olievelden in Venezuela. CNPN heeft ook een contract van 1,3 miljard dollar afgesloten met Irak voor de ontwikkeling van het Al Ahdabveld zodra de VN-sancties worden opgeheven.

Hoewel China 's werelds derde grootste olieproducent is (3,28 miljoen vaten per dag) wordt de mogelijkheid van CNPC om met nieuwe reserves de uitgeputte velden aan te vullen ingehaald door de snelle ontwikkeling van de Chinese economie. Er is voorspeld dat in 2015 China genoodzaakt kan zijn om wel 4 miljoen vaten per dag te importeren - dit komt overeen met de helft van de productie van Saoedi-Arabië, 's werelds grootste producent.

De opkomst van gigantische staatsbedrijven zoals de CNPC jagen de 'drie zusters', die exclusief hebben kunnen genieten van de fabuleuze winsten van hun upstream exploitatie en productie-activiteiten, enorme schrik aan. Om een idee te krijgen van de fortuinen die de grote drie binnenhalen; in de meeste jaren maken ze 20 procent winst op geïnvesteerd kapitaal. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de westerse oliemaatschappijen zo'n 115 miljard dollar per jaar spenderen aan exploratie. De CNPC, met een reserve van 16,5 miljard vaten olie en een jaarlijkse winst van bijna 7 miljard dollar, is de vierde grootste oliemaatschappij en staat in de top-15 van de US Fortune 500 (gerangschikt naar winst). Tegelijkertijd is het Venezolaanse staats-oliebedrijf Petrolos de Venezuela de grootste verkoper geworden van olieproducten in de VS.

Race naar de eindstreep

In de haast om de wereldwijde oliereserves te monopoliseren, handelden de oliegiganten als in het Tsjechische gezegde: "Degene die als eerste bij de boom is, plukt de pruim". De angst een laatkomer te zijn drijft ze tot wanhopige pogingen alle mogelijke rivalen te verslaan. In hun pogingen de oliereserves binnen te halen is er geen misdaad die deze reuzen schuwen - van het inzetten van paramilitaire schurken om hun zaken te beschermen (zoals BP in Colombia doet) tot het huren van diensten van het leger, met de bijbehorende wreedheden, om hun installaties te beschermen (zoals Shell doet in Nigeria, waar zij 500.000 dollar winst maakt op de 800.000 vaten die per dag uit het land geperst worden), tot het omverwerpen van regeringen die beschouwd worden als vijandig tegenover de oliemaatschappijen (BP en de omverwerping van het nationalistische Mossadeq-regime in Iran). (wordt vervolgd)

Vertaling Herwin Sap.