De ongerijmdheid van de economische crisis

Door Jos van Bergen

De problemen in de economie worden steeds groter. Wat begon als een zogenaamde tijdelijke "dip" in het jaar 2000 duurt inmiddels ruim twee jaar. De optimistische geluiden verstommen en maken plaats voor sombere vooruitzichten. De werkloosheid zal dit jaar flink oplopen. Door de neerwaarts bijgestelde groeiverwachting zal een nieuw kabinet nogmaals extra op de begroting moeten bezuinigen terwijl het overheidstekort zal oplopen.

De economie was een van de thema's in de afgelopen verkiezingscampagne. Zonder uitzondering waren de partijen somber over de vooruitzichten en stelden zij loonmatiging en draconische bezuinigingen bij de overheid in het vooruitzicht. Opvallend hierbij was de eensgezindheid in deze standpunten en de vanzelfsprekendheid waarmee zij geponeerd werden. Kennelijk vinden de gevestigde partijen het de normaalste zaak van de wereld dat al het opgebouwde in korte tijd weer wordt afgebroken. Crisis in de economie lijken zij vanzelfsprekend te vinden evenals de afbraak van publieke voorzieningen, lonen, uitkeringen en democratische rechten. Na de zeven vette jaren volgen de zeven magere, zo is dat nu eenmaal. Daar zullen we gewoon mee moeten leven en we kunnen alleen maar hopen dat de crisis snel weer achter de rug zal zijn.

Periodieke crisis

Maar is dit allemaal wel zo vanzelfsprekend? Zijn de wetten van de natuur, waarin regen en zonneschijn, licht en donker elkaar afwisselen, wel van toepassing op onze economie? Als we kijken naar de geschiedenis van het kapitalisme moeten we vaststellen dat de economische crisis inderdaad al zo lang bestaat als het kapitalisme zelf. Rond het begin van de 19e eeuw traden de eerste crises in Engeland op in afzonderlijke industrietakken. De eerste crisis in de gehele Engelse industrie brak in 1825 uit. De crisis in 1836 in Engeland breidde zich uit naar de Verenigde Staten en de crisis van 1847-1848 was de eerste wereldcrisis. Om de acht tot twaalf jaar bleek er crisis op te treden in de kapitalistische economie. De crisis van 1929-1933, die begon met de beurskrach in New York gevolgd door de "Great Depression", en die van 1937-1938 mondden uiteindelijk uit in de Tweede Wereldoorlog. En ook na de oorlog kennen we de regelmatige terugkerende crisis waarvan ook nu weer sprake is. De economische crisis is dus onlosmakelijk verbonden met de economie onder kapitalistische verhoudingen. Er bestaat geen kapitalisme zonder regelmatig weerkerende economische crisis.

Verarming en kapitaalvernietiging

De crisis maakt deel uit van de cyclus in de kapitalistische economie die bestaat uit crisis, depressie, opleving en bloei. De basis voor de crisis wordt gelegd in de bloeifase waarin de productie en handel tot ver boven de grenzen van de koopkrachtige vraag worden uitgebreid. Als gevolg hiervan komt in de crisis de overproductie tevoorschijn. Producten kunnen niet langer verkocht worden, de productie wordt gereduceerd, winsten dalen en de aandelenbeurzen zakken in, bedrijven gaan failliet, mensen worden ontslagen, de werkloosheid stijgt en de inkomens dalen omdat de koopkrachtige vraag van de bevolking achtergebleven is bij de toegenomen productie. De bevolking ontvangt onvoldoende inkomen om de gehele productie te kunnen kopen. Of andersom, er is meer geproduceerd dan de bevolking kan kopen. Daarom wordt de economische crisis ook wel de crisis van overproductie genoemd. Daarachter verschuilt zich de overcapaciteit in de industrie, die afgebouwd moet worden om in overeenstemming te komen met de gedaalde omzetten. Het stilzetten van machines, het sluiten van hele fabrieken betekent dat het geïnvesteerde kapitaal verloren gaat. Enerzijds is er dus sprake van kapitaalvernietiging, anderzijds van uitstoot van mensen uit het productieproces die leidt tot verarming van de bevolking.

Tekort door overschot

Grote nood onder de bevolking kwam vóór het ontstaan van het kapitalisme voor als gevolg van grote maatschappelijke problemen of een natuurramp, door een epidemie, door langdurige droogte of door overstromingen bijvoorbeeld. Door de laag ontwikkelde productie werden soms hele volkeren door hongersnood en de dood bedreigd. Maar het kapitalisme kenmerkt zich juist door de relatief hoog ontwikkelde productie. In de kapitalistische crisis wordt de nood onder de bevolking niet veroorzaakt door een tekort aan producten, maar juist door een relatief overschot. Terwijl de voorraden zich opstapelen verarmt de mens zienderogen. Niet als gevolg van gebrek, maar als gevolg van overvloed. Dat is de schrijnende ongerijmdheid van de kapitalistische crisis: de overvloed is de bron van nood en gebrek.

Private eigendom

Hoe is het mogelijk dat de producten zich opstapelen terwijl de mensen juist grote behoefte hebben aan die producten? Hoe is het mogelijk dat die producten dan niet bij die mensen terechtkomen? Het antwoord is te vinden in de tegenstelling tussen het maatschappelijke karakter van de productie en de private eigendom van de productiemiddelen en van het resultaat van de productie. Kort gezegd door de productie onder kapitalistische verhoudingen voor de winst. Een bedrijf dat alleen maar verlies maakt gaat ten onder. Andersom komt het bij niemand in zijn hoofd op een bedrijf te beginnen als er geen vooruitzicht bestaat op het maken van winst. Particulier kapitaal wordt dus alleen geïnvesteerd als er winst mee te maken is, als er meer kapitaal voor terugkomt. Voor de producten moet dan een prijs worden betaald die door de verarmde mensen niet langer betaald kan worden. Daarom blijven de producten liggen en heeft de bevolking niets.

Uitbuiting

Het kapitalisme kenmerkt zich door het grote aantal mensen dat niets anders dan zijn arbeidskracht bezit zodat hij zijn arbeidskracht moet verkopen om te kunnen leven. Een bedrijf dat die arbeidskracht koopt wordt de tijdelijke eigenaar ervan en zet die arbeidskracht in het arbeidsproces in om meer waarde te creëren dan hij kost. Tevens wordt het de eigenaar van het resultaat, van het kant-en-klare product. Bij verkoop van dit resultaat worden niet alleen de gemaakte kosten terugverdiend, maar wordt ook de zogenaamde meerwaarde gerealiseerd, in het dagelijks leven beter bekend als de winst. Die winst wordt dus geproduceerd door de verkoper van de arbeidskracht (de werknemer) en toegeëigend door de koper (de werkgever) ervan. De een verrijkt zich op kosten van de ander, vandaar de term 'uitbuiting' en vrijwel iedereen in onze maatschappij vindt dat de normaalste zaak van de wereld.

Stagnerende omzet

Zolang alle producten verkocht worden is het kringetje rond. Maar als de verkoop stagneert, wordt het geïnvesteerde kapitaal niet meer terugverdiend omdat het gevangen zit in de onverkochte voorraad. De omzet daalt, de winst keldert, er is te veel geproduceerd voor de markt, dus overproductie. Snel besluit het bedrijf de productie terug te schroeven en de voorraad in de uitverkoop te doen. Maar als het bedrijf op halve kracht draait hebben medewerkers de helft minder te doen terwijl het volle loon doorbetaald moet worden. Dat levert verlies op, dus moeten er mensen ontslagen worden. Verder zal er op van alles en nog wat bezuinigd worden, behalve op de vastekosten zoals de afschrijvingen op machines en gebouwen. Als de omzet zo ver gedaald is dat ook die niet langer terugverdiend kan worden komt het bedrijf echt goed in de problemen, dat wil zeggen in de onontkoombare verliezen.

Loonmatiging

Meer afzet is dan de enige oplossing. Het bedrijf gaat op zoek naar nieuwe markten. Als die er in het binnenland niet zijn dan wijkt het uit naar het buitenland. Een heftige strijd om die nieuwe markten ontstaat dan, want dit bedrijf is niet het enige dat in problemen verkeert. De toenemende concurrentie maakt lage prijzen noodzakelijk. Die worden bereikt door verder op de kosten te bezuinigen, met name op loonkosten en op de kosten voor grondstoffen. Vandaar het gepraat over loonmatiging. Maar de concurrentie doet natuurlijk niet anders, die bezuinigt net zo hard, zo niet harder. Wie dat het beste kan wint de strijd, maar wel ten koste van een ander. De uitbuiting neemt toe door verzwaring van de werkdruk en loonsverlaging in een concurrentiestrijd die veel slachtoffers maakt. In die strijd delven veel bedrijven het onderspit, verarmt de bevolking en komen staten in de problemen door achterblijvende belastinginkomsten. Dit leidt vervolgens tot zware concurrentie tussen nationale economieën onderling en uiteindelijk tot handelsoorlog en militaire oorlog.

Afschaffen uitbuiting

De kapitalistische productiewijze, die gebaseerd is op uitbuiting, veroorzaakt door de interne tegenstellingen dus onvermijdelijk economische crisis en oorlog. Twee keer eerder is de strijd uitgelopen op een wereldoorlog. De enige mogelijkheid om daar van af te komen is door de uitbuiting af te schaffen. Dan wordt er niet langer geproduceerd voor de winst, maar voor de maatschappelijke behoefte. Dan is ook de interne oorzaak van de economische crisis opgeheven zodat de mens kan bouwen aan een toekomst zonder oorlog en zonder voortdurend teruggeworpen te worden in zijn economische ontwikkeling. De vanzelfsprekendheid van de periodieke crisis is daarmee van de baan omdat de mens zich dan niet langer laat beheersen door de economie, maar andersom, zelf de economie beheerst.