China en de porseleinkast

Door Dirk Nimmegeers

Sommige linkse waarnemers verwijten de Chinese regering een te grote terughoudendheid inzake het Midden-Oosten. Zo zegt China niet openlijk dat Israël moet worden bestreden omwille van de bezetting van Palestina, bezit van massavernietigingswapens, en schendingen van de mensenrechten. Grote anti-oorlogsdemonstraties zijn er ook al niet geweest in Beijing omdat de autoriteiten ze op allerlei manieren hebben ontraden. China doet telkens mee met het verzet tegen de VS van andere leden van de veiligheidsraad, maar neemt niet openlijk het voortouw.

Is China zo voorzichtig omdat het land zich illusies maakt dat de VS het uit dankbaarheid niet zal aanvallen of het zal betrekken bij 'het bestuur van de wereld'? Integendeel, de Chinese leiders zijn er zich meer dan de meeste mensen (ook linksen), van bewust dat het Amerikaanse regime niet 'arrogant' is maar misdadig, en bovendien zeer machtig op vele terreinen. Ze hebben gekozen voor een economische ontwikkeling die hun de duurzame steun oplevert van brede lagen van de bevolking. Ook militaire hervormingen die het hun mogelijk moeten maken de Amerikaanse agressie te weerstaan worden niet uit het oog verloren. Alleen is het een feit dat China op dit ogenblik nog een (andere) lange mars heeft te gaan.

De Chinese regering geeft leiding aan een land dat in vele opzichten nog erg arm is. Ze moet in vele gebieden op de eerste plaats een einde maken aan de armoede. China stelt als staat nu liever geen eisen op het internationale toneel waarvoor geen sterk front te vormen valt. De potentiële of schijnbare bondgenoten onder de dominerende landen zijn onbetrouwbaar (het is bijvoorbeeld nog maar afwachten wat Duitsland, Rusland en Frankrijk de komende maanden gaan doen inzake Irak). De andere overgebleven socialistische landen zijn zwakker dan China zelf. De komende jaren zal China hen moeten ondersteunen in plaats van dat het veel wezenlijke steun kan verwachten. De derdewereldlanden zijn onderling verdeeld: het feit dat Koerden, Turken, Irakezen en Iraniërs elkaar bestrijden is één van de successen van het Amerikaanse imperialisme (ongetwijfeld zouden de VS de Uiguren, de Tibetanen en de Han-Chinezen graag hetzelfde zien doen).

Er zijn twee goede redenen waarom de Chinese regering op dit ogenblik niet gesteld is op grote demonstraties. Ze wil niet het risico lopen dat demonstraties misbruikt worden voor interne beroering en ze wil laten zien dat zij het is die China's standpunt uitwerkt en naar voren brengt. Iedereen weet dat de grote meerderheid van de Chinezen tegen de oorlog en de bezetting van Irak is. Het Amerikaanse regime zal meer onder de indruk zijn van het feit dat de Communistische Partij van China de situatie meester blijkt te zijn dan van de vaststelling dat er ook in Beijing duizenden demonstranten door de straten lopen.

Natuurlijk is het mogelijk dat de CPC zich vergist. Het is goed dat communisten en andere linksgezinden van over de hele wereld China met een kritisch oog volgen. Wat er de afgelopen maanden en weken is gebeurd maakt echter een ding duidelijk. De beste garantie voor een derdewereldland om in staat te zijn zich te verdedigen tegen de Amerikaanse agressie is de leiding van een communistische partij en het vasthouden aan het socialistische systeem, hoe onvolkomen dit op dit moment ook (onvermijdelijk?) is.