De Tsjechen staan voor een nieuwe politieke crisis

Van redactie buitenland

De Tsjechische Republiek wordt in een nieuwe politieke crisis gedompeld door de 'links-rechtse' coalitieregering, die geleid wordt door de sociaal-democraten. Haar door de EU opgelegde poging de algemene financiën te hervormen, heeft al geleid tot protesten van de vakbeweging en een sociaal-democratisch lid van de Tweede Kamer (Kamer van Afgevaardigden) is uit de sociaal-democratische fractie gestapt.

Dit betekent dat de regering bestaande uit: sociaal-democraten, centrumrechtse christen-democraten en de rechtervleugel van de Vrijheid Unie-Democratische Unie, de toch al minimale meerderheid van een zetel in de Kamer is kwijtgeraakt. Het zorgt er ook voor dat het succes van de regering, om op 24 juli de eerste behandeling van een pakket van 11 wetten er doorheen te jagen, nu een lege huls is. De wetten zijn er alle op gericht om de openbare uitgaven te verminderen en dat in een tijd dat de werkloosheid in Tsjechië een recordbrekend niveau dreigt te bereiken en er verwacht wordt dat het aantal werklozen aan het eind van het jaar de 10 procent zal passeren.

Eind juli waren er 520.366 mensen zonder werk - 9,9 procent van het totaal aantal banen. Econoom Vaclav Vertelar wees er op 9 augustus in Halo Noviny, het dagblad van de Tsjechische Communisten op, dat het werklozencijfer nu zelfs hoger is dan tijdens de grote kapitalistische crisis in de dertiger jaren, met nu meer dan een miljoen werklozen in de Tsjechische Republiek en in Slowakije. Dit in vergelijking met de 39.000 werklozen in 1990, net een jaar na de zogenaamde 'Fluwelen Revolutie' van Havel.

Een verkiezingsonderzoek van eind juni toont de ernst van de crisis en de ongeloofwaardigheid van de regering. De steun voor alle drie de coalitiepartners kwam op een onthutsend laag peil, waarbij er één waarschijnlijk zelfs alle zetels in de kamer zal verliezen. Bij het onderzoek van het Public Opinion Research Centre kwam de oppositiepartij van de burger-democraten op de eerste plaats met 28,5 procent, gevolgd door de sociaal-democraten met 15,5 procent (een achteruitgang van bijna de helft vergeleken met de uitslag van de algemene verkiezingen van vorig jaar), de Communistische Partij van Bohemen en Moravië kreeg 11,5 procent, de christen-democraten 8,5 procent en de Vrijheid Unie-Democratische Unie 3 procent.

Allebei de grootste Tsjechische Vakcentrales en de Tsjechische Confederatie Van Vakbonden, die door de sociaal-democraten wordt geleid, hebben eerder deze zomer strijdlustige demonstraties tegen de voorgenomen hervormingen gehouden. Josef Hojdar, de afgevaardigde die uit de sociaal-democratische fractie is gestapt, heeft de regering opgeroepen om de aanvallen op ziekengelden en pensioenen te verminderen, maar zijn oproep zal niet populair zijn bij de afgevaardigden van de Vrijheid Unie-Democratische Unie, waarvan er een al tegen de coalitieovereenkomst van de VU-DU met de sociaal-democraten was.

De belangrijkste reden voor de coalitieovereenkomst was dat alle betrokken partijen Tsjechië zo snel mogelijk in de EU wilden krijgen. Nu dit in feite bereikt is, zijn er speculaties dat de VU-DU 'rebel' Hana Marvanova nu anders is gaan denken over het ten val brengen van de regering.

Maar omdat het toetreden tot de EU nog de nodige aanvallen, na het referendum, op de soevereiniteit van de Tsjechische Republiek en op de levensstandaard van de Tsjechische werkende bevolking vraagt, zal zij waarschijnlijk nog wel meegaan en indirecte steun geven aan de plannen voor de hervorming van de publieke uitgaven. Tenslotte redde zij ook al eerder de regering door in het debat tegen de rijksbegroting voor 2003 te zijn om daarna dekamer te verlaten vlak voor de stemming erover!

De Tsjechische Communistische Partij beschouwt de pro-NAVO en pro-EU-sociaal-democraten als mogelijke linkervleugel-bondgenoten in binnenlandse aangelegenheden. Als de 11 wetten in september voor een tweede behandeling weer in de Kamer komen, doet zij een beroep op de sociaal-democraten om achter hun progressieve manifest te blijven staan, waarmee zij de Kamerverkiezingen in 2002 hebben gewonnen en om niet verder grond prijs te geven aan de partijen van de rechtervleugel.

Bron: Ken Biggs, 9 augustus, vertaling Cas Hilvers.