Verenig en heers 2: dialektiek

Door Cas Hilvers

Soms blijkt dat iets, bijvoorbeeld een discussiebijdrage of een artikel, juist kan zijn en er tegelijk naast kan zitten. De postbode was op 22 augustus de straat nog niet uit of de schrijver van de al eerder genoemde brief belde mij al op.

Hij was het met de inhoud van het artikel: 'Verenig en heers', volkomen eens, natuurlijk! De bedoeling van zijn opmerking was zeker niet om onderscheid te maken tussen groepen werkenden, zoals ik eruit had opgemaakt. Het ging erom de zogenaamde 'omgekeerde solidariteit' aan de orde te stellen. In het eindloonpensioen kan een promotie met een (flinke) salarisverhoging tegen het eind van iemands diensttijd zorgen voor een flink hoger pensioen. "Lager betaalden leveren nu een bovenmatige bijdrage aan het pensioen van een steile carrièremaker", zegt de bondssecretaris van de ABVAKABO, Peter Gortzak. "Het middelloonpensioen maakt een eind aan deze omgekeerde solidariteit."

Laatbloeiers en wilde haren

In veel pensioenregelingen met een eindloonsysteem wordt de invloed van dergelijke late promoties op iemands pensioen al voorkomen, omdat bepaald is dat individuele salarisverhogingen na een bepaalde leeftijd, bijvoorbeeld 60 jaar, geen pensioensverhogingen meer opleveren. Deze eindloonregelingen zijn dan gemitigeerd (gematigd). Hierdoor worden de door de schrijver bedoelde 'pensioenpromoties' dus voorkomen. Trouwens ook de invloed van algemene loonsverhogingen op de pensioenen kan worden beperkt tot een bepaald maximum. In een middelloonregeling moet het carrièrepatroon niet aan het eind maar juist aan het begin van het arbeidsleven een steil verloop hebben. Latere verbeteringen in de lonen en salarissen dragen bij een middelloonregeling veel minder bij aan een uiteindelijk pensioen dan bij de eindloonregelingen. Laatbloeiers en mensen met 'wilde haren' in hun jeugd zullen dat in hun pensioen voelen.

'Omgekeerde solidariteit'

Pensioenaanpassingen, zoals onder andere bij algemene loonsverhogingen, individuele promoties en indexatie, worden gefinancierd uit de beleggingsopbrengsten. Het door de premieopbrengsten gevormde kapitaal wordt door een pensioenfonds belegd in bijvoorbeeld vastgoed, obligaties en aandelen. Men gaat er daarbij vanuit dat de beleggingen een bepaald rendement zullen opleveren. De premiehoogte wordt onder andere vastgesteld door uit te gaan van een te verwachten beleggingsopbrengst van 4 procent. Een hogere opbrengst wordt gebruikt voor de financiering van de pensioenaanpassingen. Wat wordt er precies bedoeld met het idee van de 'omgekeerde solidariteit' en het gehanteerde argument dat de 'omgekeerde solidariteit' niet een molshoop is waarvan nu een berg wordt gemaakt?

Ik kom daar later op terug.