Sharon is het obstakel naar de vrede, niet Arafat

Israël en de VS twee handen op één buik.

Door Avi Shlaim

De beslissing van het Israëlische kabinet om Yasser Arafat te verbannen en de dreigementen om hem te vermoorden, hebben een storm van internationaal protest teweeggebracht. Alleen een veto van de VS zorgde ervoor dat een resolutie van de VN-veiligheidsraad, die Israël opriep af te zien van de deportatie of het in gevaar brengen van Arafat, het niet haalde.

Vice-premier Ehud Olmert verklaarde tegenover Israël Radio dat het vermoorden van Arafat "zeker een van de opties is" die de regering overweegt. De discussie in de regering gaat er dus niet over of Arafat gedeporteerd moet worden, maar of hij gedeporteerd of vermoord moet worden. Het risico bestaat dat het Amerikaanse veto in de veiligheidsraad door de Israëlische ministers opgevat wordt als een stilzwijgende goedkeuring aan het plan om tegen de belegerde Palestijnse leider op te treden.

Voor de kenners van het Arabisch-Israëlische conflict zijn het misdadig optreden van Israël's leiders en de Amerikaanse medeplichtigheid daaraan niet nieuw. In de archieven van het Public Record Office smeult nog steeds iets na van de Britse wrok tegen de Verenigde Staten. In een memo aan de minister van Buitenlandse Zaken, Ernest Bevin (2 juni 1948), hield Sir John Troutbeck de Amerikanen verantwoordelijk voor het scheppen van een gangsterstaat met een "stelletje uiterst gewetenloze leiders" aan het hoofd.

Sharon, man van oorlog

Vandaag de dag heerst er wereldwijd een gelijkaardig gevoel van morele verontwaardiging over de rechtse regering van premier Ariel Sharon, maar natuurlijk niet bij de regering Bush. President George W. Bush persoonlijk

omschreef Ariel Sharon zelfs als een "man van de vrede", en hij heeft geen noemenswaardige inspanningen gedaan om Sharon in de meedogenloze oorlog, die hij sinds zijn aantreden tweeënhalf jaar geleden tegen het Palestijnse volk voert, in te tomen.

In de nasleep van de aanslagen van 11 september lijkt Bush Sharon's bewering dat Israël's strijd tegen de Palestijnen deel uitmaakt van Amerika's mondiale oorlog tegen het terrorisme, geaccepteerd te hebben. Zodoende is Bush niet alleen een handlanger maar een actieve partner in Sharon's campagne om Arafat, de democratisch gekozen Palestijnse leider te marginaliseren, te isoleren en te ondermijnen.

De voornaamste beschuldiging tegen Arafat is dat hij een obstakel voor de vrede is. Sharon noemde de Palestijnse president een "moordenaar" en vergeleek hem zelfs met Osama bin Laden. In een kabinetsverklaring werd Arafat omschreven als een "onoverkomelijk obstakel voor elk proces van verzoening tussen Israël en de Palestijnen", en er werd beloofd dat Israël zou werken aan "het verwijderen van dit obstakel op een manier en op een tijdstip die het land verkiest".

Arafat is geen toonbeeld van deugd. Hij heeft ernstige fouten gemaakt en evenals Sharon heeft hij het bloed van ontelbare onschuldige burgers aan zijn handen. Niettemin heeft Arafat sinds 1988 een consequente gematigder houding ingenomen toen hij de Palestijnse Nationale Raad ertoe overhaalde Israël te erkennen, alle relevante VN-resoluties te accepteren, en te streven naar een oplossing van twee staten.

Tien jaar geleden, in 1993, ondertekende Arafat de Oslo-akkoorden en bezegelde hij de overeenkomst met de historische handdruk met premier Yitzhak Rabin op het gazon van het Witte Huis. Op weg naar de vrede bewees de vroegere guerrillaleider een betrouwbare en constructieve partner voor Israël te zijn. De samenwerking tussen de twee partijen op het gebied van de veiligheid maakte de weg vrij voor vooruitgang op het politieke front.

Het mislukken van de Oslo-akkoorden begon met de moord op Rabin en het aan de macht komen van de Likud-regering onder Benjamin Netanyahu. Likud beschouwde de Oslo-akkoorden als onverenigbaar met Israël's veiligheid en met "het historisch recht van het joodse volk" op het gehele Israëlische grondgebied. Netanyahu wijdde de drie jaar die hij aan de macht was grotendeels aan succesvolle pogingen om het proces van Oslo te laten ontsporen en aan het zwartmaken van de voornaamste Palestijnse architect ervan.

Dubbelhartige strategie

Israël heeft een opmerkelijke reputatie als het gaat om het ondermijnen van vredesvoorstellen die het in theorie aanvaardt. Het meest recente slachtoffer van deze dubbelhartige strategie is de "routekaart" naar de vrede waartoe de VS, de Verenigde Naties, de Europese Unie en Rusland op 1 mei het initiatief namen. De Palestijnse Autoriteit omarmde de routekaart en maakte een aanvang met de uitvoering ervan mee nog voor ze openbaar was.

Sharon kreeg van Bush gedaan dat de openbaarmaking van de routekaart drie keer werd uitgesteld en diende vervolgens veertien amendementen, met als doel het plan te torpederen, in.

De weg die Sharon volgt is niet de weg die door de routekaart beschreven wordt. Hij heeft een afslag genomen die gemarkeerd wordt door uitdijende nederzettingen, een veiligheidsmuur die diep doordringt in het Palestijnse territorium op de West Bank, en gerichte aanvallen op Palestijnse leiders. Deze acties, vooral de aanslagen op de leiders van Hamas, houden de geweldspiraal in stand en maken het onmogelijk de routekaart naar de vrede uit te voeren.

Het echte obstakel op weg naar de vrede tussen Israël en de Palestijnen is Ariel Sharon, niet Yasser Arafat. Het vermoorden van Arafat zou geen vrede bewerkstelligen maar het einde betekenen van de Palestijnse gematigdheid. Het zou ook een ernstige smet zijn op het blazoen van het land dat zich erop voor laat staan de "enige democratie in het Midden-Oosten" te zijn.

In 1948 nam Yitzhak Shamir, die later de leider van Likud en premier werd, met andere leden van de 'Stern Gang' deel aan een samenzwering om de VN-onderhandelaar, graaf Folke Bernadotte, in Jeruzalem te vermoorden. Likud geniet zodoende de dubieuze eer iemand onder haar leiders te tellen die de moord op een VN-vredesgezant op zijn geweten heeft. Met de moord op de enige democratisch gekozen leider in de Arabische wereld kan de partij op deze reputatie voortbouwen.

Bron: IHT, woensdag 24 september 2003, vertaling Frans Willems.

(*) De schrijver is professor in de internationale betrekkingen aan de Universiteit van Oxford en auteur van "The Iron Wall: Israël and the Arab World".