Realisme en overdrijving


 

Door Anna Ioannatou

Is de straat opgaan, betogen en staken uit de tijd? Dat proberen sommige politici bij tijd en wijle het volk wijs te maken in een poging de Griekse samenleving 'bij te stellen' in Europese richting, zoals dat heet. De ontwikkelingen stuwen echter in een heel andere richting.

Het nieuwe regeringsprogramma plus de consensus van de nu in de 'oppositie' zittende Pasok, de besluiten van de Europese Top van 25-26 maart jl., de weigering van de Bond van Griekse Industriëlen om ook maar in het minst toe te geven maar integendeel hun vastbeslotenheid om de arbeidskosten nog verder te drukken, luiden een periode in van hernieuwde aanvallen op het inkomen en de sociale verworvenheden van de werkende klassen.

In extreme gevallen wordt het zelfs een kwestie van leven en dood, zoals het schering en inslag is geworden bij de Olympische bouwwerken met hun trieste balans van 14 doden (de niet officieel geregistreerden niet meegerekend) tot midden maart. De officiële gegevens vanaf begin jaren '70 geven een algemeen gemiddelde te zien van 150 sterfgevallen op de werkplek per jaar! Geen of ontoereikende veiligheidsmaatregelen (die natuurlijk kosten met zich meebrengen), onbeperkt lange werkdagen en niet of nauwelijks overheidscontrole op dit alles verklaren genoeg. Toch vindt de Bond van Griekse Industriëlen, dat de arbeidskosten nog verder gedrukt moeten worden en deze 'misdaad zonder boete' gaat dus gewoon door.

Wat te doen?

De algehele werkstaking over het hele land van 31 maart jl., aangekondigd door de Algemene Confederatie van Griekse Werknemers (GSEE), maar voorbereid en uitgevoerd door het Militante Arbeiders Front (PAME) was de eerste landelijke actie sinds de verkiezingen van 7 maart. Uit bovengenoemde gegevens mag blijken dat het om veel meer gaat dan een pakket eisen als minimumloon, sociale verzekeringen enz. De staking van 31 maart had een breder sociaal en politiek karakter. Aan de ene kant het aaneengesloten antiwerknemersfront van de Bond van Griekse Industriëlen plus regering plus politiek van de Europese Unie (EU), aan de andere kant de werkende klassen. Er is duidelijk sprake van een escalatie in deze tegengestelde belangen en dus ook van een groeiende klassenconfrontatie.

Volgens Dimos Theodorou, voorzitter van de Federatie van Werknemers in de Textiel, Kleding en Leer, was het eisenpakket waarmee de GSEE kwam ondergeschikt gemaakt aan het inkomensbeleid van de regering en de wensen van het grote kapitaal. Het eisenpakket van de PAME daarentegen vormde een realistisch antwoord op de huidige problemen, die voortvloeien uit de door regering en EU gesteunde agressie van de grote werkgevers. Afgezien van concrete minimumeisen als 1.100 euro minimumloon, een 35-urige werkweek (dus 5 dagen van 7 uur per week en niet het 'flexibele' Franse model!), een pensioengerechtigde leeftijd van 60 jaar voor mannen en 55 voor vrouwen (voor ongezond en zwaar werk 55 en 50), gezondheidszorg en onderwijs - als fundamentele mensenrechten - gratis voor iedereen, om maar een greep te doen, wijst het PAME met nadruk op de behoefte aan meer politieke bewustwording, zodat de werkende bevolking een krachtige tegenpool kan gaan vormen tegen het gezamelijke front van werkgevers, regering en EU.

Toch waren sommigen er al gauw bij het PAME van overdrijvingen te beschuldigen.

Al diegenen die de werkende bevolking en de hele arbeidersbeweging willen 'inpakken', aldus Dimos Theodorou, komen met een eisenpakket waarmee de grote werkgevers nog meer winsten kunnen maken en beschrijven dan onze eisen, die tegemoetkomen aan de reële behoeftes van de werkende bevolking, als 'overdreven'.

Aan de oproep van het PAME is in het hele land gehoor gegeven en de betoging in het centrum van Athene op 31 maart was dusdanig massaal, dat optimisme - ondanks de toenemende crisis - in elk geval niet overdreven is.