Een ongehoorzaam referendum


...toen het westen er nog van uitging dat er 'gewoon' 'JA' zou worden gestemd. Grieks- Turks-Cypriotische leiders schudden handen onder het toeziend oog van de VN-zetbaas voor westerse belangen Kofi Anan.  

Door Anna Ioannatou

Zo'n 50 jaar geleden zetten Grieks- en Turks-Cyprioten zich gezamenlijk in voor de bevrijding van het Engelse koloniale juk, onder meer door het gebruik van bommen, en werden daarvoor terroristen genoemd. Aldus lezen wij in een tekst met de kop 'Terroristen' gedateerd op 23 april 1955 in de krant 'Kathimerini'. Op 24 april 2004, 49 jaar later, bleek het referendum over het plan Anan een nieuwe bom te zijn!

"De Britten hebben het moeilijk op Cyprus". Dat is de conclusie die men zou kunnen trekken uit het artikel in de Daily Herald, van haar correspondent in Nicosia. "De over het hele eiland verspreid wonende gezinnen van Britse ambtenaren en militairen vragen zich af waar de volgende bom zal barsten. Tot nu toe berokkenden deze bomaanslagen 600.000 pond sterling schade. De terroristen", aldus de correspondent, "proberen de Britse autoriteiten te dwingen de nieuwe basis in het Midden-Oosten te verlaten, waarvoor 50 miljoen pond uitgegeven zal worden. De in elkaar geflanste bommen beogen het moreel van de Britse gezinnen te breken."

Eveneens zo'n 50 jaar geleden had Jorgos Papandreou (grootvader van de huidige kersverse Pasok-leider) gezegd: "Griekenland ademt door een Engelse en een Amerikaanse long en kan daarom niet riskeren te stikken vanwege de Cyprus-kwestie!"

De Pasok (leiding) verklaarde zich officieel vóór het plan Anan, de regerende Nea Dimokratia (leiding) ook, maar iets genuanceerder (in een poging de nee-stemming in eigen partij te sussen), het plan zou meer positiefs dan negatiefs bevatten. De Synaspismos (klein liberaal burgerlijk links) zei ook 'ja' en zo bleef alleen de KKE (Communistische Partij) over met een onverdeeld 'nee.' De opiniepeilingen gaven hardnekkig aan, dat zeker 60 procent van de Grieken tegen het plan Anan was (zie Manifest 4, 26-2-2004, artikel van Evren Madran voor de inhoud van dit plan). En aangezien de KKE bij de laatste verkiezingen een stempercentage van bijna 6 procent boekte, betekent dit dat talloze kiezers in deze kwestie niet achter hun partijen stonden. Ook sommige Grieks-Cypriotische partijen zaten met de zich duidelijk aftekenende volksafkeer plus de verdeeldheid in eigen gelederen in hun maag. De KKE vertegenwoordigde in dit geval de meerderheid van de bevolking in Griekenland en op Cyprus, zo werd van diverse zijden toegegeven. Op 24 april jl. stemde 76 procent van de Grieks-Cyprioten en 35 procent van de Turks-Cyprioten tegen het plan Anan.

Een streep door de rekening

De Grieks-Cyprioten stuurden dus op 24 april even de imperialistische plannen in de war. Na de referendumuitslag zijn er weliswaar nieuwe problemen, maar ook nieuwe mogelijkheden en nieuwe kansen voor dit strategisch zo belangrijke eiland, dat door het imperialisme altijd al gezien werd als een "niet tot zinken te brengen vliegdekschip voor de politionele controle op het hele Oosten" (aldus een speciaal adviseur voor het Nabije Oosten van het State Department).

De 65 procent Turks-Cypriotische (18% van de totale bevolking) ja-stemmers in het bezette deel van het eiland stemde niet zozeer vóór het plan Anan, maar had het volgende dilemma voor ogen: of een leven van onderdrukking onder de despoot Denktash in een bezet vaderland (het noorden is sinds 1974 door Turkse troepen bezet), of een andere toekomst, die niet per se met Anan's plan samenvalt.

De 76 procent Grieks-Cypriotische (82% van de totale bevolking) nee-stemmers biedt een nieuwe kans om de Cyprus-kwestie weer internationaal te maken, niet op basis van de driedeling met als hoogste instantie Engelse en Amerikaanse rechters (het plan Anan), maar één onafhankelijke Cypriotische staat met twee zones en twee gemeenschappen, de Griekse en de Turkse.

De wijd verbreide voorstelling van zaken als zouden de Cyprioten alleen voor of tegen de hereniging van hun eiland te stemmen hebben, is uiterst tendentieus en plaatste al bij voorbaat het voor het imperialistische 'Westen' ongewenste 'nee' van de Grieks-Cyprioten, dat ondanks alle druk onafwendbaar bleek, in een kwaad daglicht. Zeker, een deel van de - vooral jonge - kiezers stemde een nationalistisch 'nee', resultaat van de propaganda, dat de Cyprus-kwestie een samenlevingsprobleem zou zijn. En dat houdt in, dat je buurman de vijand is en dat een vreemde als rechter de oplossing brengt. Dezelfde reactionaire opvattingen heersten ook in de leidende kringen van het ja-kamp. Een 'ja', dat tot nog meer afhankelijkheid van de vreemde grootmachten zou leiden, iets wat op zijn beurt weer meer nationalisme aan de basis teweeg zou brengen.

Al met al moet politiek progressief Cyprus nog flink werken aan de bewustmaking wie de ware schuldige is, waar in sovjet-tijden duidelijk naar verwezen werd door Cyprus, maar sindsdien danig verdoezeld.