Pensioen wordt onbetaalbaar

Door Jos van Bergen

Werknemers in de bedrijfstakken zorg en welzijn kunnen hun borst natmaken. Nadat de pensioenpremie tussen 1999 en 2003 is verdubbeld, gaat de premie tot 2006 met nog eens 70 procent omhoog. Dat wil zeggen als de financiële markten het niet af laten weten, want anders zou het nog wel eens veel meer kunnen worden.

PGGM, na het ABP het tweede pensioenfonds in Nederland en goed voor 53 miljard euro aan belegd vermogen, gaf in de jaren negentig aan zijn klanten, werkgevers en werknemers in de zorg en welzijnssector, steeds meer korting op de pensioenpremie. Door de enorme stijgingen op de aandelenbeurzen stegen de reserves van het fonds met sprongen waardoor lagere premies niet alleen mogelijk werden, maar zelfs door de politiek aangemoedigd werden. De overheid dreigde namelijk de zogenaamde overtollige reserves te gaan belasten, eufemistisch "afromen" genoemd. Bovendien stond het bestuur, dat gevormd wordt door werkgevers en vakbonden, onder grote maatschappelijke druk om met premieverlaging de kostenstijgingen in de zorg af te remmen.

Reserves verdampt

Aan de koersstijgingen op de beurzen kwam echter een einde. De zogenaamde "nieuwe economie" bleek niet te bestaan. Door de dalende aandelenkoersen verdwenen de grote reserves als sneeuw voor de zon, zodat het fonds eind 2002 nog maar net voldoende vermogen had om aan alle pensioenverplichtingen te voldoen. Het gevolg was dat PGGM een herstelplan bij toezichthouder Pensioen- en Verzekeringskamer (PVK) moest indienen met vervelende maatregelen om de reserves tot twintig procent op te krikken, of anders gezegd, de dekkingsgraad te verhogen tot 120 procent. Het pensioen werd niet langer gekoppeld aan het laatstverdiende loon, maar aan het gemiddelde loon. Bovendien is de pensioenpremie verdubbeld en de stijging is nog lang niet over. Inmiddels is de dekkingsgraad per eind 2003 gestegen tot 105 procent. De aandelenbeurzen zijn weer wat aangetrokken. De beleggingen in aandelen, obligaties en vastgoed leverden een rendement op van 7,4 procent, en het afdekken van het risico van de daling van de Amerikaanse dollar leverde het fonds nog eens 7,6 procent rendement op. Tegenover 2,3 miljard euro aan pensioenpremies stond in 2003 een totaal rendement op de beleggingen van 6,8 miljard euro.

Ingrijpende verslechteringen

In andere landen, zoals in Italië en Frankrijk, heeft de gehele pensioenproblematiek de gemoederen hoog doen oplaaien. In tegenstelling tot Nederland, waar gespaard kan worden voor de oude dag via een pensioenfonds, bestaat in die landen een zogenaamd omslagstelsel, vergelijkbaar met de AOW. De werkenden van nu betalen het pensioen van de ouderen van nu. Verslechteringen in het stelsel laten zich in die landen dan ook direct voelen. Maar de problemen in Nederland zijn er niet minder om. Alleen al een wijziging als een uitkering op basis van het gemiddelde loon in plaats van het laatstverdiende loon is een ingreep met ernstige gevolgen. Afhankelijk van de inflatie en de loonstijging gedurende vele jaren kan dat betekenen dat de uitkering met de helft daalt. Werknemers betalen nu dus dubbel zo- veel premie om later de helft aan uitkering te ontvangen. En als de inflatie oploopt wordt die verhouding alleen nog maar schever.

Arbeid belang bij kapitaal

Zoals PGGM in de jaren negentig premiekortingen toepaste om de kostenstijgingen in de zorg af te remmen, zo werkt dat in tijden van economischetegenspoed precies omgekeerd. Door de enorme stijging in de pensioenpremies werken de kosten nu dubbel zo hard door in de kosten van de zorg. Dat is één van de redenen waarom een recessie in de Nederlandse economie ernstiger uitpakt dan in de ons omringende landen. Blijft staan dat de arbeidsonrust in Nederland tot nog toe is uitgebleven. Het feit dat de verslechteringen pas op termijn voelbaar worden speelt hier zeker in mee. Ook het feit, dat het kapitaal van de pensioenfondsen op de kapitaalmarkten nog goed rendeert, speelt een rol. Werknemers hebben op deze manier een direct belang bij een goed renderend kapitaal, hoe hard dit kapitaal hen ook een poot uitdraait. Het wordt anders als de economische recessie verder doorzet, want dan zal het rendement nogmaals negatief worden. Bovendien is de kans op een hoge inflatie niet gering zodat van het enorme bedrag van 53 miljard euro al snel niet veel meer overblijft. Wat dat voor gevolgen heeft voor de premies en de uitkeringen laat zich raden.

Productie voor de behoeften

Elke zekerheid in het kapitalisme blijkt een schijnzekerheid te zijn als de kapitalistische economie in crisis verkeert. Niet alleen de arbeidsplaats staat op het spel, maar ook het pensioen. Werknemers van het Amerikaanse bedrijf Enron waren in één klap alles kwijt. Het speculeren is het bedrijf noodlottig geworden. De Nederlandse pensioenfondsen vergaren hun rendementen in toenemende mate eveneens met speculeren. Het lot van de arbeidersklasse hangt daarmee des te meer af van het wel en wee van de economie, waarin niet voor de behoeften, maar voor de winst wordt geproduceerd. Blijft de winst uit dan stopt de productie, hoe groot de behoeften ook zijn. Een toenemende hoeveelheid kapitaal drukt de rendementen tot zij uiteindelijk in tijden van crisis voor veel bedrijven negatief worden, zodat zij prompt op de fles gaan. Weg arbeidsplaats, weg pensioen. Dat kan alleen ondervangen worden als niet langer voor de winst, maar voor de behoeften wordt geproduceerd.