Ideologische versterking NCPN omwille van de politiek-ideologische strijd


De politie wordt steeds vaker ingezet om vreedzame demonstraties te beletten. In Nederland wordt een beleid van centralisatie van de politie doorgevoerd om repressietaken makkelijker uitvoerbaar te maken.

 

Door Jos Lensink

Manifest plaatst hieronder de inleiding die Jos Lensink hield op de zitting van het partijbestuur op 5 juni 2004.

Wat is het verband tussen a) de VVD-er van Aartsen, die zegt dat het zogenaamde polder-model, en daarmee wil hij zeggen de vakbeweging, zijn langste tijd heeft gehad, b) een regering die met een verkapte loonmaatregel de CAO's niet meer als bindend wil verklaren, ze dus wil ontkrachten en afschaffen, c) een Femke Halsema die in haar eigen partijblad verklaart dat Groenlinks zich (nu) definiëert en profileert als links-liberale partij, d) een SP die in het Europese parlement zichzelf beperkt en degradeert tot de rol van waakhond, zonder helder en duidelijk te zijn vóór, dat wil zeggen, ten behoeve van wie en tégen wie ze precies gaat blaffen, e) een sociaal-progressieve mevrouw Gandhi die in India een klinkende verkiezingsoverwinning behaalt, maar deze niet in regeringsmacht kan omzetten omdat ze die (zo goed als zeker) direct met haar leven zou hebben moeten betalen, f) de VN-gezant in Irak die openlijk verklaart dat Paul Bremer als dictator van Irak functioneert, etc.?

Vragend naar het verband, de grotere samenhang tussen deze punten, vragen we eigenlijk hoe de wereld op dit moment in elkaar steekt, hoe en in welke richting ze zich ontwikkelt. In welk tegenstrijdig proces bevinden we ons in deze wereldhistorische overgangssituatie? Hoe zit het in dat kader met de krachtsverhoudingen, verhoudingen die beslissend zullen zijn voor de tendens en richting waarin we ons bewegen?

Maar, zo vragen velen van ons zich misschien af, hebben we dan als communistische partij niet reeds een duidelijk, helder en adequaat antwoord op deze vragen? Vragen we, met andere woorden, niet naar de althans voor ons bekende, dus overbodige weg? En moeten we de beperkte tijd en energie waarover we beschikken, wel zo uitvoerig besteden aan weliswaar interessante, maar voor onze praktische politiek nu geen urgente vraagstukken? Is het niet beter en belangrijker om gewoon praktisch aan de slag te gaan of te blijven, actief en activerend, en gewoon onze standpunten en opvattingen naar buiten te brengen?

Theorie moet praktisch handelen versterken

Mijn antwoord op deze begrijpelijke tegenwerping is ja en nee. Ja, omdat theoretische activering inderdaad nimmer ten koste mag gaan van praktisch politiek optreden, overigens ook niet ten koste behoeft te gaan van praktische activiteit. Integendeel: alleen indien theoretische verdieping per saldo in functie blijft staan van ons praktisch handelen (en niet omgekeerd!), kunnen theorie en politieke praktijk elkaar stimuleren en versterken. Ja ook, omdat we inderdaad al het nodige weten en begrijpen, kunnen verklaren hoe en waardoor de wereld zich beweegt en ontwikkelt. We hebben het toch over (economische, politieke en culturele) globalisering van het kapitalisme op basis waarvan een neo-liberale politieke koers is ingezet. En we begrijpen al heel lang dat de grondslag, dat wil zeggen, én uitgangspunt én doel van dit neoliberale globaliseringsproces de zogenaamde 'nieuwe wereldorde' is. Dus globalisering, neoliberalisering en nieuwe wereldorde vormen de sleutelwoorden waarmee we de wereld van vandaag voldoende denken te begrijpen en te doorzien. Niettemin is mijn antwoord ook nee, want
  1. a) wat betekent (economische) globalisering precies? En als we haar moeten karakteriseren als de overgang van staatsmonopolie naar transnationaalmonopoliekapitalisme (van SMK naar TMK), wat is dan de dragende en drijvende kracht van dit proces en op welke wijze moet het zich politiek reorganiseren (supranationale politiek-economische instellingen) om zijn doel te bereiken? En
  2. b) wat betekent neoliberalisering precies? Beseffen we en realiseren we ons bij voorbeeld in voldoende mate dat neoliberalisering niet alleen privatisering (daarmee verslechteringen en veelal afbraak) van de publieke sector, van collectieve en sociale voorzieningen betekent, maar ook voor een kwalitatief ander samenlevingsmodel staat: onder nog steeds dezelfde kapitalistische verhoudingen wordt de samenleving nu zonder reserve en zonder schaamte opgevat en politiek georganiseerd als niet meer dan een aggregaat van autonome individuen, die geheel en al op zichzelf (kunnen en moeten) staan, (uitsluitend) voor zichzelf moeten instaan, dus waaraan elke vorm van maatschappelijkheid, elke sociale zekerheid, maatschappelijke solidariteit en cohesie ontbreekt. Kortom, een maatschappij van uitsluitend op zichzelf staande, tegenover elkaar staande, met elkaar concurrerende en rivaliserende individuen, een sameneleving waarin eerst en vooral (uitsluitend) het recht van de sterkste geldt. Een samenleving die alleen nog minimale sociale bescherming biedt op het niveau van de particulariteit, dat wil zeggen van de vrijwillige en particuliere dienst- en hulpverlening. En
  3. c) wat wordt verstaan onder de zogenaamde nieuwe wereldorde? De orde die gesuggereerd wordt is er een van vrijheid, democratie, vrede en welvaart, maar kan in wezen geen andere orde zijn dan een orde van toenemende repressie, van globale en regionale dictatuur van de kapitalistenklasse, van (preventieve) oorlogen, van uitbuiting of uitsluiting en armoede voor het merendeel van de mensheid. En wie werpt zich op als de drager van deze nieuwe orde? Zijn dat de VS met hun vooral militaire hegemonie? En in hoeverre zullen en kunnen andere imperialistische mogendheden - die zonder hegemoniale aanspraken niet zullen overleven - de mondiale hegemonie van de VS accepteren?

De antwoorden die we op dit soort vragen nog moeten uitwerken, zijn van groot belang en hebben consequenties voor onze partij: de aard van het klassenkarakter van de hedendaagse wereld bepaalt in welke zin het terecht is om (tegenover de kapitalistenklasse) van arbeidersklasse te spreken en wat we daarmee bedoelen, bepaalt vervolgens ook of en hoe we ons als partij kunnen en moeten definiëren. Als we terecht moeten spreken van een nieuwe fase in het imperialistische stadium - de fase van het transnationale monopoliekapitalisme - wat betekent dat dan voor het bestaan, de invulling, de rol van de arbeidersklasse op internationaal, Europees en nationaal niveau?

Taken programcommissie

De programcommissie van de partij, die haar taak, het schrijven van een volwaardig partijprogramma, sinds vorig jaar weer heeft opgepakt, heeft in het licht van wat ik zo-even heb gezegd de structuur, opzet van het programma en ook de ordening van de diverse onderdelen vrij ingrijpend gewijzigd. In plaats van te beginnen met de partij en haar ideologische grondslag, beginselen en uitgangspunten, om vervolgens de doelstelling, taakstelling en organisatie van de partij te behandelen en daarna pas de ontwikkeling van het kapitalisme en de teloorgang van het socialisme te bespreken, heeft deze commissie de opzet omgegooid: we beginnen eerst met een hoofdstuk over het kapitalisme aan het begin van de 21ste eeuw, vervolgens een hoofdstuk over het socialisme als alternatief, daarna gaat het over de krachten die de wereld kunnen en moeten veranderen en pas dan volgt het hoofdstuk over grondslag, uitgangspunten, taakstelling en organisatie vande partij. De eerste drie hoofdstukken moeten namelijk naar ons idee eerst de noodzaak en kansen van een communistische partij laten zien alvorens we de rol en betekenis van de partij kunnen uitwerken.

De programcommissie wil aldus een (belangrijke) bijdrage leveren aan het congres in 2005, door in ieder geval de eerste twee hoofdstukken, zo mogelijk ook het derde hoofdstuk, eerst aan de partijleden zelf en daarna aan het congres ter bespreking voor te leggen.