KLASSIEK, en ACTUEEL

(...) De vrijheid van de egoïstische mens, alsmede de erkenning van deze vrijheid, is echter veeleer de erkenning van de teugeloze beweging van de geestelijke en materiële elementen, die zijn levensinhoud vormen. De mens werd daarom niet van de religie bevrijd, hij verkreeg de vrijheid van religie. Hij werd niet van de eigendom bevrijd. Hij kreeg de vrijheid van eigendom. Hij werd niet van het egoïsme van het bedrijf bevrijd, hij kreeg de vrijheid van bedrijf. De constitutie van de politieke staat en de ontbinding van de burgerlijke maatschappij in de onafhankelijke individuen - wier verhouding het recht is, zoals de verhouding van de stands- en gildemensen het privilege was - voltrekken zich in een en dezelfde daad. De mens als lid van de burgerlijke maatschappij, de onpolitieke mens, verschijnt echter noodzakelijk als de natuurlijke mens. De mensenrechten verschijnen als natuurlijke rechten, want de zelfbewuste activiteit concentreert zich op de politieke daad. De egoïistische mens is het passieve, slechts aangetroffen resultaat van de ontbonden maatschappij, voorwerp van directe zekerheid, dus natuurlijk voorwerp. De politieke revolutie ontbindt het burgerlijke leven in zijn bestanddelen, zonder deze bestanddelen zelf te revolutioneren en aan kritiek te onderwerpen.(...)

Uit een artikel uit de 'Deutsch-Französische Jahrbücher', 1844, Karl Marx.