Cuba breekt met Panama

Van redactie buitenland

Op donderdag jl. verbrak Cuba officieel de betrekkingen met Panama nadat de president van Panama gratie verleende aan de vier Cubaans-Amerikanen, door het Caribische land beschuldigd van een poging tot moord op president Fidel Castro.

Een officieel communiqué in Havana luidt: "De betrekkingen tussen de republiek Cuba en de republiek Panama zullen voor onbepaalde tijd verbroken zijn omdat de laatste onbekwaam bleek de monsterlijke actie tegen het volk van Cuba te verhinderen."

Het communiqué hekelde de schandelijke werkwijze van de Panamese president Mireya Moscoso die vrijspraak verleende aan de vier VS-burgers met een lange lijst misdaden tegen het eiland: "In een complot met de VS-regering en de terroristische Miami-maffia betekent deze laatste daad van president Moscoso, één week voor het verstrijken van haar termijn, een absoluut dieptepunt in het proces tegen het anti-Cubaterrorisme". Moscoso staat op het punt het presidentschap per 1 september over te dragen aan Martin Torrijos.

Op zondag daaraan voorafgaande dreigde Cuba onmiddellijk de betrekkingen met Panama te beëindigen in geval Moscoso gratie zou verlenen aan de vier ballingen. Als antwoord op Cuba's klachten riep Moscoso deze week haar ambassadeur van het eiland terug en gaf de Cubaanse ambassadeur opdracht te vertrekken.

De gratie, verleend enkele uren na deze uitwijzing, werd door Havana betiteld als "een manoeuvre om de weg te banen tot vrijlating van de terroristen."

Terroristen op vrije voeten

De vrijgesproken anti-Castroterroristen zijn Louis Posada, Gaspar Jimenez, Pedro Remon en Guillermo Novo. Zij zijn door Cuba beschuldigd van poging tot moord op Fidel Castro in november 2000 bij gelegenheid van een topconferentie in Panama. Havana beschuldigde Posada ook nog van medeplichtigheid aan het opblazen in 1971 van een Cubaans burger-verkeerstoestel - 73 slachtoffers - aan het beramen van bombardementen op Cubaanse hotels en aan meerdere moordpogingen op Castro.

Posada heeft betrokkenheid ontkend aan de explosie van het vliegtuig, maar heeft het beramen van aanslagen op hotels toegegeven.

Volgens Havana begon de gratieprocedure in april 2001, toen Moscoso Cuba's verzoek om uitlevering van de schuldigen voor een proces op het eiland verwierp. Volgens het communiqué "herhaalt Cuba dat de door Moscoso verleende gratie niet alleen een schending is van de Panamese wetgeving, maar ook van internationale verdragen tegen terrorisme, door Panama ondertekend."

"Het betekent een belediging jegens de slachtoffers en hun families en het maakt de president van Panama medeplichtig aan terrorisme en verantwoordelijk voor het feit dat de vier moordenaars ongestraft blijven".

"De president van Panama zal de historische verantwoordelijkheid meedragen voor deze daad en zal eveneens verantwoordelijk zijn voor de volgende misdaden die deze moordenaars in de toekomst zullen bedrijven", aldus hetCubaanse communiqué.

Havana, 26 augustus, vertaling Thomas Janssen.