Hoe kon Bush deze verkiezingen winnen?


Na zijn herverkiezing gaat Bush brutaler dan ooit door met zijn moordpraktijken.


In Fallujah vielen inmiddels honderden burgerslachtoffers in het door de Amerikanen aangerichte bloedbad.  

Peter Franssen (*)

Toen de Republikeinen in augustus op hun partijconventie George W. Bush aanduidden als hun presidentskandidaat, betoogden buiten op straat 400.000 mensen tegen de oorlog in Irak en tegen het antisociale beleid. Deze mensen hebben het op 2 november in het stemhokje net niet gehaald. Wat te denken van die nederlaag?

In de VS gingen 115 miljoen kiezers naar de stembus. Vier jaar eerder waren er dat slechts 103 miljoen. De opkomst is bijna 70 procent, dat is vergelijkbaar met de opkomst in 1968 toen het verzet tegen de oorlog in Vietnam een massakarakter begon te krijgen. Dinsdag 2-11 hebben tienduizenden mensen vier, vijf en in Ohio zelfs zes uur in de rij gestaan om te kunnen gaan stemmen. Soms in regen en wind. De Amerikanen kennen geen stemplicht. Toch schoven ze stapje voor stapje aan. Journalisten vroegen hen: "Waarom doet u dat?" Het antwoord luidde bijna altijd: "Omdat ik wil dat mijn stem telt."

Tientallen miljoenen kiezers zijn steeds meer met politiek bezig. Ze discussiëren over de oorlog in Irak en de meer dan 1.000 Amerikaanse en 100.000 Iraakse doden; over het eigengereid optreden van Bush zonder respect voor de 'oude' Amerikaanse bondgenoten en zonder respect voor de internationale rechtsregels; over de leugens waarmee Bush deze oorlog begon; over de werkloosheid en het verlies van 1,6 miljoen banen onder Bush; over de sociale zekerheid en over het feit dat onder Bush nog eens 5 miljoen mensen geen ziekteverzekering meer hebben, wat hun totaal nu op 45 miljoen brengt; over het feit dat het gebrek aan ziekteverzekering tijdens de eerste vier jaar van George W. Bush 18.000 mensen het leven heeft gekost; over zijn weigering het klimaatverdrag van Kyoto te ondertekenen.

De politiek van de angst

De uitslag van de verkiezingen is een graadmeter voor het bewustzijn rond deze thema's. Miljoenen Amerikaanse kiezers hebben de afgelopen maanden gediscussieerd en gedebatteerd over de essentiële problemen. En toch, hun beweging is te zwak gebleken. Het resultaat: Bush kreeg 59 miljoen stemmen, Kerry 54 miljoen. Bijna de helft van de kiezers verwerpt uitdrukkelijk de aanpak van Bush. Maar die heeft wel de andere helft kunnen overtuigen. Hoe was dat mogelijk?

Tien dagen voor de verkiezingen zei Bush voor een grote menigte in Pennsylvania: "De Amerikanen zullen naar de stembus trekken in oorlogstijd. Ons land wordt voortdurend bedreigd. De vijand die duizenden onschuldigen vermoord heeft, is nog altijd gevaarlijk en is vastbesloten ons opnieuw aan te vallen."(1)

Op de dag van de verkiezingen zei 72 procent van alle ondervraagden, in een opiniepeiling van Gallup, er zeker van te zijn dat "terroristen binnen afzienbare tijd in de Verenigde Staten zullen toeslaan". De boodschap van Bush kreeg dus gehoor. Dat was alleen mogelijk omdat de politieke klasse sinds 11 september 2001 aanhoudend een klimaat van angst gecreëerd heeft. De inperking van de burgerrechten, de instelling van militaire rechtbanken voor het vonnissen van burgers, het voor onbeperkte tijd gevangenzetten van onschuldigen, het verschijnen van militairen in het straatbeeld voor 'de orde en de veiligheid', de scherpere controle op de burgers... het was allemaal mogelijk 'omdat dit land bedreigd wordt'.

Uiteraard heeft niemand een betere positie dan Bush om het land tegen 'de dreiging' te beschermen. In het tweede debat met Kerry op 8 oktober zei Bush: "Ik zie niet in hoe senator Kerry dit land in tijd van oorlog kan leiden want hij is een man die voortdurend van mening verandert." En inderdaad: midden oktober zei 62 procent van de ondervraagden in een opiniepeiling van CNN dat Bush de beste man is om 'het probleem van de veiligheid van het land' aan te pakken. Om dat percentage nog op te drijven, lanceerde de campagneleiding van Bush in de week voor de verkiezingen een tv-spotje waarin je een troep wolven ziet die in een bos liggen. Op het ogenblik dat de groep zich opricht om zijn prooi aan te vallen, zegt een commentaarstem: "Zwakheid trekt degenen aan die Amerika willen aanvallen."

Naast de politiek van de angst waren de 'morele waarden' het tweede wapen van Bush. In juni vorig jaar zei Bush: "God zei me Al-Qaeda te verslaan en ik versloeg hem. Dan vroeg Hij me Saddam aan te pakken, wat ik deed. Nu heb ik de opdracht gekregen de problemen in het Midden-Oosten op te lossen."(2) Je kunt daar vanuit Europa om lachen, maar in de Verenigde Staten zegt 42 procent van alle Amerikanen boven de 16 jaar van zichzelf dat ze evangelisch of herboren christenen zijn.(3) Bij het verlaten van de kieslokalen op 2 november zei 78 procent van de mensen die voor Bush gestemd hebben, dat ze "de morele waarden van de president een beslissende factor" vinden om voor hem te kiezen. Met 'morele waarden' wordt bedoeld: de strijd tegen het recht op abortus, de hetze tegen het homohuwelijk.

Bush zamelde bij ondernemers, bankiers en rijken een half miljard dollar in om zijn rechts-radicale boodschap maandenlang in het hoofd van de mensen te rammen.(4) (Maar vergeleken met de periode na 11 september is zijn populariteit aanzienlijk gedaald, red. Manifest)

Het alternatief ligt op straat

Daar tegenover stond John F. Kerry. Hij is er niet in geslaagd de harten en geesten te veroveren. Logisch eigenlijk. Kerry wil het Amerikaanse leger versterken met 40.000 nieuwe rekruten. Hij wil méér troepen naar Irak sturen. Hij heeft met vuur gepleit voor de Patriot Act en voor de oprichting van het Home Security Office, een mammoetministerie van openbare veiligheid dat de controle op de staatsburgers verscherpt. Hij heeft gedreigd met oorlog tegen Iran en Noord-Korea als die landen niet willen luisteren naar de bevelen uit Washington. Zijn adviseurs hebben Rusland en China "potentiële gevaren voor Amerika's nationale veiligheid" genoemd. (En hij heeft bedreigingen geuit richting Chávez en Castro, red. Manifest)

Als alternatief voor George W. Bush was John F. Kerry geen knip voor de neus waard. Het alternatief ligt dan ook niet bij de Democraten. Het ligt letterlijk op straat. Nog nooit hebben de Republikeinen of de Democraten een oorlog uit eigen beweging stopgezet. De Republikein Nixon heeft de oorlog tegen Vietnam moeten stoppen omdat het verzet in Vietnam en in eigen land veel te groot was. Nog nooit hebben de Democraten en de Republikeinen serieuze sociale toegevingen gedaan uit eigen beweging. De afschaffing van de kinderarbeid in de fabrieken, het stemrecht voor vrouwen, de gelijkberechtiging van zwarten, de 40-urige werkweek, de vakbondsrechten... al deze verworvenheden zijn van de Democraten en de Republikeinen afgedwongen door de volksbeweging in de straat. Daarom is de betoging van 400.000 mensen tegen de Republikeinse Conventie de belangrijkste gebeurtenis van de afgelopen kiesperiode. Daar ligt het begin van de echte verandering.

Grote groepen worden actief

De vredesbeweging was nog te zwak om Bush te verjagen. Maar ze is vandaag wel sterker dan de beweging tegen de oorlog in Vietnam in 1968, toen president Richard Nixon gekozen werd. De vredesbeweging is de mobilisatie begonnen één dag na 11 september 2001 met een betoging in San Francisco. Ze is sindsdien onophoudelijk gegroeid zowel in omvang als in analysevermogen. Ze zal de strijd niet opgeven. Eén van deze vredesactivisten schreef daags na de verkiezingen: "Het afgelopen jaar zijn grote groepen Amerikanen zich voor het eerst gaan bezighouden met politiek. Ik heb heel wat vrienden die zelf zeggen dat ze onder Bush senior en onder Clinton totaal inactief waren op het politieke vlak. Nu zijn ze ervan overtuigd dat massabewegingen de politiek kunnen beïnvloeden. Zij denken nu dat als je niet oppast, een man als Bush ongestraft moorden kan plegen." (5)

De vredesbeweging heeft sinds de inval in Irak in maart 2003 de versterking gekregen van delen van de vakbeweging. Ook dat is een bijzonder belangrijk element, want als de vredesbeweging en de strijd voor werk, loon en sociale zekerheid één worden duwen zij Bush tegen de muur, net als Nixon in 1973, één jaar na zijn herverkiezing.

Het Amerikaanse volk en de hele wereld staan nu tegenover een president die niet alleen de verkiezingen gewonnen heeft, maar wiens partij nu een nog grotere meerderheid heeft in het Amerikaanse parlement. Bush zal zijn binnen- en buitenlandse politiek met nog meer brutaliteit willen doorzetten.

Dat is het eerst merkbaar geworden in Irak. Amerikaanse troepen zijn begonnen met een moordend grondoffensief tegen verscheidene Iraakse steden die onder controle van het verzet staan. Eerste doelwit is de stad Fallujah. Maar het Amerikaanse leger zal zichzelf daarmee dieper in de problemen werken. Zelfs minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell moest toegeven: "Het verzet is de oorlog in Irak aan het winnen".(6) De situatie op de grond in Irak zal de vredesbeweging in de Verenigde Staten doen groeien.

  1. President Bush in his own words, The New York Times, 23 oktober 2004
  2. Chris Floyd, The Revelation of St. George, Counterpunch, 30 juni 2003
  3. Pepe Escobar, Damn politics, let's dance, Asia Times Online, 3 november 2004
  4. Ward Harkavy, The Best Votes Money Can Buy, Village Voice, 2 november 2004
  5. Henry Porter, Demonic nonsense, The Guardian, 3 november 2004
  6. Rod Nordland, Babak Dehghanpisheh en Michael Hirsh, Hell to Pay, Newsweek, 8 november 2004.

Peter Franssen is journalist bij Solidair en schreef onder meer "11 september, waarom de kapers vrij spel kregen".