De mensenrechtenreputatie van de Verenigde Staten in 2003


Ook in de VS zelf neemt het verzet tegen de sociale afbraak en uitholling van democratische rechten aanzienlijk toe.

 

Informatievoorziening van de Staatsraad van de Volksrepubliek China
1 maart 2004

Op 25 februari bracht het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken het Verslag inzake de Mensenrechten over 2003 uit (voortaan 'het verslag'). Net zoals in voorgaande jaren stelt de VS zich op als dé bewaker van de mensenrechten wereldwijd waarbij de mensenrechtensituatie in meer dan 190 landen over de hele wereld, waaronder China, verkeerd weergegeven en bekritiseerd wordt. En zoals gewoonlijk verzuimden de Verenigde Staten in het verslag openheid van zaken te geven over hun eigen aloude nalatigheden en problemen omtrent de mensenrechten. (deel 2)

Vandaar dat wij zoals voorheen de Verenigde Staten moeten helpen om hun reputatie op het gebied van de mensenrechten eer aan te doen.

Na de aanvallen van 11 september vaardigden de Verenigde Staten de Patriot Act uit, in naam van de staatsveiligheid en het antiterrorisme. Deze wet leidde tot het schenden van de rechten en de vrijheden van de burgers, met name van die van de etnische minderheden. In het kader van de Patriot Act mag de overheid telefoongesprekken van de burgers afluisteren, het internetverkeer nagaan, e-mails en ook gewone post lezen. De FBI heeft zelfs de toestemming gekregen te controleren wát de mensen lezen. De lijsten van boeken die mensen lenen van bibliotheken worden ingezien om na te gaan of ze zich laten beïnvloeden door het terrorisme. In de stad Cambridge in Massachusettes werd een resolutie aangenomen waarin uitdrukkelijk stond dat de Patriot Act de burgerrechten van de Amerikaanse bevolking in gevaar brengt, en de Sun eiste het recht op de "leesvrijheid" op (zie Sun, 18 augustus 2003).

De Verenigde Staten werpen zich op als een paradijs voor de vrije mens, maar het percentage gevangenen in de VS blijft het hoogste ter wereld. Het aantal gedetineerden in het land oversteeg in 2002 de 2,1 miljoen, volgens cijfers van het ministerie van Justitie betekende dit een stijging van 2,6 procent in vergelijking met het voorgaande jaar. Landelijk verwelkomen de Amerikaanse gevangenissen elke week 700 nieuwe gedetineerden. Van elke 100.000 Amerikanen bevinden zich er 701 in de gevangenis (zie Washington Post, 28 juli 2003).

In de overvolle gevangenissen worden de gedetineerden onmenselijk behandeld. Volgens een verslag in de International Herald Tribune hebben de staten Virginia, North Carolina, Minnesota, Iowa, Texas en Arizona de standaard voedselvoorziening van de gevangenen omlaag gebracht om het hoge overheidstekort te verkleinen. Ze brachten het aantal calorieën per maaltijd omlaag en hebben het aantal maaltijden in het weekend en op feestdagen teruggebracht van drie naar twee. Volgens een rapport van Amnesty International bevinden 700.000 gevangenen zich in zwaarbeveiligde inrichtingen, waar zij minstens 23 uur per dag op hun afdeling moeten doorbrengen en waar zij blootgesteld worden aan een wrede en onmenselijke behandeling en aan vernederingen. Vorig jaar werden tenminste drie gevangenen door bewakers gedood met stenguns, waarmee gevangenen met stroomstoten in bedwang kunnen worden gehouden (verslag 2003: United States of America, Amnesty International, www.amnestyusa.org).

Seksuele intimidatie en ongewenste intimiteiten zijn heel gewoon in de Amerikaanse gevangenissen. Volgens een rapport van Human Rights Watch uit september 2003 heeft een op de vijf gevangenen in de VS te maken gekregenmet gedwongen seksueel contact en een op de tien werd verkracht. Wat de vrouwen betreft, zij worden vooral seksueel lastiggevallen door hun bewakers. In een aantal gevangenissen wordt een kwart van de vrouwen seksueel misbruikt (zie Doing Something about Prison Rape, http://www.hrw.org, 26 september 2003).

Negen meisjes in een jeugdinrichting van de staat Alabama beschuldigden hun bewakers van aanranding, verkrachting en gedwongen abortus. Ook zeiden ze dat mannelijke bewakers hen bekeken als ze een bad namen en dat ze zich moesten uitkleden, zogezegd om gefouilleerd te worden. Om een betere behandeling te krijgen, of voor bijvoorbeeld een blikje cola, moesten ze naar bed gaan met deze bewakers.

Volgens een ander verslag van Human Rights Watch leidt een van de zes Amerikaanse gevangenen aan een psychische stoornis. Velen van hen leiden aan schizofrenie, zijn manisch depressief of anderszins zwaar depressief. Het aantal mensen in de gevangenis met psychische aandoeningen is driemaal hoger dan dat daarbuiten (zie: United States: Mentally ill Mistreated in Prison, www.hrw.org/2003/10/US102203).

Het aantal van deze patiënten bedraagt twee- tot driehonderdduizend. "Gevangenissen zijn de grootste geestelijke gezondheidscentra van het land geworden", aldus Human Rights Watch. De gevangenen met psychische aandoeningen zijn gemakkelijke prooien: ze worden getreiterd, geestelijk en lichamelijk misbruikt en gemanipuleerd door medegevangenen. Zo werd een vrouwelijke gevangene, Georgia, die verstandelijk gehandicapt is én aan een psychische aandoening lijdt, herhaaldelijk verkracht in ruil voor onbenulligheden als sigaretten en koffie.

Over politieke rechten en vrijheid

De presidentsverkiezingen waarvan men vaak zegt dat ze symbool staan voor de Amerikaanse democratie zijn in feite een spel en een wedstrijd voor de rijken. De kandidaten moeten overal vandaan hun geld bijeenbrengen voor hun peperdure campagnes en de meeste donoren zijn grote bedrijven en miljonairs. Voor hun vorige campagne in 2000 hadden president George W. Bush en vice-president Dick Cheney 113 miljard dollar bijeengebracht, een record in de geschiedenis van de VS. Voor de herverkiezingscampagne van dit jaar verwacht men 200 miljard dollar op te halen (zie The Independent, 20 januari 2004).

Cijfers van het Center for Responsive Politics tonen aan dat Lockheed Martin, de grootste wapenproducent van het land, de belangrijkste politieke geldschieter is. Het bedrijf doneerde in 1999 en 2000 10,6 miljard dollar voor politieke campagnes en was de belangrijkste donor van de commissie voor de 'Armed Services' en een van de tien belangrijkste geldschieters van de toewijzingscommissie.

De zogenaamde 'persvrijheid' in de Verenigde Staten is onder grote druk komen te staan. Volgens een onderzoeksrapport van de Sonoma State University bevinden de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in de VS zich in een crisis. Een groeiend aantal Amerikaanse mediaorganisaties bezondigt zich aan valse berichtgeving en raakt betrokken bij oplichtingschandalen. Op 5 juni 2003 namen twee hoofdredacteuren van de New York Times ontslag nadat hun rol in een plagiaatkwestie aan het licht was gekomen. Volgens John Barrie, het hoofd van Plagiarism.org in Oakland ontbreekt het "alle kranten in dit land aan zorgvuldigheid" en kampt "iedereen met dit probleem."

De nieuwsmedia staan intussen onder strenge controle van de Amerikaanse overheid, en deze situatie nam extreme vormen aan tijdens de oorlog tegen Irak in 2003. Tijdens deze oorlog benutte de Amerikaanse regering alle middelen die voorhanden waren om te verhinderen dat de pers beschikte over tijdige en juiste informatie en alle macht werd aangewend om het journalistieke principe van "betrouwbare en onafhankelijke verslaggeving" met voeten te treden. Peter Arnett, een oudgediende van het televisiestation NBC, werd ontslagen omdat hij zo nu en dan zijn persoonlijke inzichten over de oorlog tegen Irak te kennen gaf. Ook de verslaggeving van de internationale media viel ten prooi aan het Amerikaanse optreden. De internationale journalistenorganisatie Reporters Zonder Grenzen (RSF) beschuldigde de Amerikaanse troepen meer dan eens van "journalisten in Irak ervan te weerhouden hun werk te doen", en het aantal aanvallen op de persvrijheid noemde RSF "alarmerend" (zie Reuters, 20 oktober 2003).

Tussen 28 maart 2003 en 27 februari 2004 verbood de door de VS ingestelde Iraakse regeringsraad de televisiezender Al Jazeera om verslag te doen van de activiteiten van de raadsleden, omdat de zender te nauwe banden zou hebben met Al Qaeda. Vijftien Amerikaanse journalisten hebben een boek geschreven, 'Black List', waarin ervoor gewaarschuwd wordt dat de persvrijheid in de VS gevaar loopt. Een van de auteurs, Kristina Borjesson, die voorheen verslaggever was bij CBS en CNN, zegt in een interview met de Franse krant Le Figaro dat de Amerikaanse overheid alle informatie die de media verspreiden controleren en dat de journalisten verworden zijn tot stenografen van de regering (zie Le Figaro, 8 mei 2003).

In Irak hebben de Verenigde Staten herhaaldelijk mediaorganisaties en journalisten aangevallen. Tijdens een van deze aanvallen op 8 april 2003 werd het agentschap van een Arabische televisiezender in Bagdad gebombardeerd waarbij een cameraman om het leven kwam. (wordt vervolgd)

People's Daily Online, vertaling Frans Willems.