Invasie in Irak was kolossale misdaad


Iraakse verkiezingsmedewerkers in verkiezingsbureaus in Teheran (Iran) en de Jordaanse hoofdstad Amman. De definitieve uitslag wordt pas na een dag of tien verwacht.
Foto Xinhua

 

Scott Ritter

De bevestiging van het Witte Huis van vorige maand dat de Verenigde Staten officieel gestopt zijn met hun speurtocht naar massavernietigingswapens in Irak heeft een eind gemaakt aan het meest verwoestende internationale bedrog van de moderne geschiedenis.

Het besluit werd een maand na een verhitte verkiezingscampagne, waarin de massavernietigingswapens en Irak een centrale rol speelden, genomen. In de aanloop tot de invasie en ook in de nasleep ervan was president Bush niet van zijn overtuiging af te brengen dat Irak massavernietigingswapens bezat en dat dit een dreiging inhield voor de VS en de wereld. Het uitblijven van de vondst van massavernietigingswapens zou Bush' achilleshiel geweest moeten zijn, maar zijn Democratische uitdager John Kerry twijfelde en veranderde zijn standpunt met betrekking tot de massavernietigingswapens in Irak vele malen.

Ironisch genoeg was het uitgerekend John Kerry die de regering Bush ertoe bracht te bevestigen dat massavernietigingswapens de enige reden vormden om een militaire actie tegen Irak te rechtvaardigen. In 2002 antwoordde de minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell voor de Senaat op een vraag van Kerry over wat er zou gebeuren als de VN-wapeninspecteurs in Irak zouden mogen terugkeren en zij zouden constateren dat het land zich ontwapend had: "Als Irak zich ontwapend had als gevolg van inspecties die ons en de Veiligheidsraad vertrouwen zouden schenken denk ik dat het onwaarschijnlijk is dat we een reden hadden om ten strijde te trekken."

Als we naar Irak kijken kan de huidige situatie - een voorheen seculiere samenleving die nu het centrum is van een wereldwijde anti-Amerikaanse jihad, tienduizenden burgerslachtoffers, een uitzichtloze oorlog die bijna 3,2 miljard pond per maand kost, democratische basisprincipes die geschonden worden tijdens een verkiezingsproces dat gepaard gaat met excessief geweld - alleen maar gerechtvaardigd worden door de gedachte dat de reden tot de invasie de prijs die ervoor betaald is waard was.

De bedreiging die de Iraakse massavernietigingswapens vormden voor de internationale vrede en veiligheid leek deze reden te zijn. Nu weten we dat er geen massavernietigingswapens waren en dus ook geen rechtvaardiging voor de oorlog. Toch blijft dit zonder gevolgen.

De aansprakelijkheid voor de oorlog valt terug te voeren tot dezelfde hoorzittingen in de Senaat in 2002, toen Colin Powell zei: "We kunnen nu wel redetwisten over de grootte van de voorraden maar aan twee dingen hoeven we niet te twijfelen. Op de eerste plaats schendt Irak de resoluties; en op de tweede plaats heeft het land nog steeds de intentie om over deze massavernietigingswapens te beschikken."

Politici, de voornaamste media en het publiek slikten deze argumenteringen kritiekloos en zo werd alles in gang gezet voor een onwettige oorlog.

De wapeninspecties van de Verenigde Naties hebben nooit een eerlijke kans gekregen. Nadat de regering Clinton de inspecteurs in 1998 opdracht gaf Irak te verlaten hebben de VS zich denigrerend uitgelaten over de effectiviteit van hun werk. Dit beleid werd ingezet door Clinton maar geperfectioneerd door Bush in de aanloop tot de oorlog. In oktober 2002, een maand nadat Saddam Hoessein akkoord ging met een onbelemmerde hervatting van dewapeninspecties, poneerde het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken het bestaan van geheime productiefaciliteiten die zodanig verborgen waren dat ze voor de inspecteurs niet te vinden zouden zijn. Als de wapeninspecteurs bij hun terugkeer geen massavernietigingswapens zouden aantreffen hoefde dat dus nog niets te betekenen.

De inspecteurs keerden terug en vonden niets. Irak legde een uitgebreid overzicht voor over de voorraad massavernietigingswapens maar die werd door de Britse regering afgedaan als een verzameling leugens. Iedereen leek dit afwijzen van de feiten te accepteren. De inlichtingendiensten werden onfeilbaar geacht, maar zij belazerden de boel.

De regering Bush heeft nooit een serieuze poging ondernomen om massavernietigingswapens in Irak te vinden. Voor de invasie vormde het VS-leger een artilleriebrigade om tot "speciale verkenningseenheid" om gaandeweg de invasie massavernietigingswapens op te sporen.

In de praktijk diende deze eenheid alleen maar als chauffeur voor de journalist Judith Miller van de New York Times, die ingezet was om de vervalste informatie van Ahmed Chalabi en het Iraaks Nationaal Congres te recycleren (in een nieuw jasje te steken) en te voorzien van dramatische inhoudsloze krantenkoppen. Toen heel Irak bezet was werd Miller naar huis gestuurd en de speciale eenheid ontbonden.

Er werd een nieuwe organisatie in het leven geroepen, de door de CIA geleide Iraq Survey Group (ISG), bestuurd door David Kay. Zijn doel was niet het vinden van massavernietigingswapens maar het verdraaien van informatie ten voordele van het Witte Huis. Hij verwees naar spectaculaire vondsten maar veranderde van koers na de gevangenneming van Saddam Hoessein. Kay vertelde ons dat iedereen ernaast zat voor wat betreft de massavernietigingswapens maar dat dit niemand viel aan te rekenen. Hij werd vervangen door Charles Duelfer wiens taak het was de kwestie van de massavernietigingswapens zolang mogelijk in de doofpot te houden. Hierin was hij zeer bedreven; als voormalig adjunct-hoofd van het VN-team dat de wapeninspecties uitvoerde deed hij al gelijksoortig werk.

Ik was er getuige van dat hij verslagen voor de Veiligheidsraad manipuleerde en alles wat zijn voorbarige conclusie (en die van de Amerikaanse regering) niet onderbouwde schrapte.

Als hoofd van de ISG werd hij opnieuw ingehuurd om gegevens te manipuleren. Aangezien het onmogelijk was om massavernietigingswapens te voorschijn te toveren, omdat ze er niet waren, koos hij voor de op één na beste optie. Hij herbevestigde Colin Powell's bewering van voor de oorlog dat Irak de intentie had om weer over massavernietigingswapens te beschikken. Duelfer leverde geen bewijs om deze veronderstelling te staven. De beschikbare bewijzen leken de vermeende intentie van Irak zelfs tegen te spreken. Helaas slaagden politici, de voornaamste media en het grootste deel van het publiek er weer niet in de feiten te scheiden van de beweringen.

De ISG had zijn missie volbracht, niet de speurtocht naar massavernietigingswapens maar het verzinnen van een goed excuus. De ISG sloop er geruisloos vandoor en werd in het voorbijgaan nauwelijks opgemerkt door politici, de media en het publiek die maar al te graag wilden doen alsof er geen misdaad begaan was.

Met de invasie van Irak is echter een misdaad van kolossale omvang begaan. Als de geschiedenis ons iets geleerd heeft dan is het dat er niet alleen streng geoordeeld zal worden over de individuen en de samenleving die de misdaad daadwerkelijk begingen maar ook voor hen die zich doof en blind hielden toen hij begaan werd.

Scott Ritter was tussen 1991 en 1998 wapeninspecteur in Irak. Hij is de auteur van 'Frontier Justice: Weapons of Mass Destruction and the Bushwhacking of America.'

The Guardian, Arab News, 28 januari 2005, vertaling Frans Willems.