De eerste 100 dagen van de regering 'Sby -Yusuf Kalla'

Indonesië ten tijde van de tsunami-ramp


 


Schade in Banda Atjeh door tsunami 


STORT UW BIJDRAGE OP GIRONUMMER 1022573 van stg. HOC, o.v.v. 'tsunami'. UW HULP IS NOG ALTIJD DRINGEND NODIG!!!!  


'SBY' heeft veel beloofd, maar maakt weinig waar  


 


 

In september 2004 werden voor het eerst sinds het bestaan van de 'Republik Indonesia' rechtstreekse presidentsverkiezingen gehouden. Deze verkiezingen werden gewonnen door het duo Bambang Susilo Yudhoyono (president) en M. Yusuf Kalla (vice-president). Hoe is de situatie na 100 dagen? Hoe reageert de regering op de tsunami-ramp?

Het opmerkelijke was dat dit duo niet kandidaat gesteld werd door de grote partijen zoals de GOLKAR (de dominerende partij sinds president Soeharto) en de PDIP (de Indonesische Democratische Partij van Megawati Soekarnoputri), maar door enkele kleine partijen, waaronder de nieuw opgerichte partij Partai Demokrat van Susilo Bambang Yudhoyono (vaak afgekort als SBY).

Dit duo won meer dan 60 procent van de uitgebrachte stemmen. Deze uitslag betekende in feite dat de kiezers de oude partijen beu waren en een wezenlijke verandering wensten in de maatschappelijke situatie van Indonesië. Dit was het hoofdthema van de verkiezingscampagne van het duo SBY-Kalla, dat het als zijn missie zag om tijdens de komende regeerperiode "een veilig, vreedzaam, rechtvaardig, democratisch en welvarender Indonesië" te kunnen opbouwen. Maar in het parlement heeft het duo geen meerderheid. De meerderheid wordt gevormd door de Golkar en de PDIP, de twee grootste partijen die de parlementsverkiezingen hebben gewonnen.

Slechte voortekenen werden al zichtbaar bij de vorming van het nieuwe regeringskabinet, dat lang op zich liet wachten. Het kabinet, het grootste sinds de regering Soekarno, bestaat uit 38 ministers. De regering noemt dit kabinet - uiteindelijk gevormd via vele compromissen met de verschillende politieke partijen en ministers met soms uiteenlopende meningen - 'het Kabinet van Verenigd Indonesië' (Kabinet Indonesia Bersatu). Behalve vertegenwoordigers van een aantal kleine partijen zijn vijf ex-generaals van de politie en strijdkrachten benoemd als minister waaronder één op de belangrijke post van minister van Binnenlandse Zaken. De ministersposten voor Economie, Financiën en Nationale Planning zijn ingenomen door grootondernemers en mensen die erom bekendstaan voorstander te zijn van: de rol van het IMF, de Wereldbank en Asian Development Bank en marktwerking en neo-liberalisering in de economische ontwikkeling van Indonesië.

In deze situatie werd uitgezien naar het programma dat de regering SBY-Kalla zou bepalen voor de eerste 100 dagen van haar bewind. De regering omschreef het als 'consolidatie, verzoening en daden' (konsolidatie, konsiliasi, aksi). Hoewel het natuurlijk niet mogelijk is de problemen van het land in 100 dagen op te lossen, moest wel duidelijk gemaakt worden welke concrete doelen zij nastreefde, die onmiddellijk of op korte termijn aangepakt moesten worden.

De eerste honderd dagen

Wat kunnen wij constateren nu de 100 dagen op 28 januari jl. zijn verlopen? Op de, begin januari gehouden, ontmoeting van de CGI (Consultative Group on Indonesia) zal Indonesië een nieuwe lening krijgen van 3,4 miljard VS-dollar en 1,7 miljard VS-dollar als hulp en wederopbouw van de door de tsunami-ramp getroffen gebieden van Atjeh en Noord-Sumatra. Een moratorium (uitstel van betaling van schulden) op de uitstaande buitenlandse schulden werd tot veler verbazing door Indonesië afgewezen. De nieuwe lening zal o.a. gebruikt worden om het tekort in de staatsbegroting te vullen. Dit betekent feitelijk een nieuw gat graven om het oude te dichten. Deze regering verlengt dus haar economische afhankelijkheid van de imperialistische machten die Indonesië tot een neokolonie maken.

Op een tweedaagse bijeenkomst van een zgn. 'Infrastructure Summit' heeft de regering een plan uiteengezet (de 'Jakarta Declaration) met het doel zoveel mogelijk particuliere investeringen van buitenlandse bedrijven binnen te halen. Dit plan is sterk bekritiseerd omdat helemaal geen aandacht is besteed aan de noodzaak van het scheppen van banen ter bestrijding van de werkloosheid. De regering is juist van plan de prijzen van brandstoffen te verhogen, een maatregel die vooral de arme lagen van de bevolking zwaar zal treffen. Hiertegen zijn al verschillende protestacties georganiseerd.

Een fabriek van woorden

Een belangrijk programmapunt van de regering is de bestrijding van de corruptie. Corruptie is onder het Soeharto-bewind een 'cultuur' geworden en heeft verschillende lagen van de maatschappij aangetast. Inderdaad zijn verschillende hoge bewindslieden aangehouden op beschuldiging van corruptie, w.o. de gouverneur van Atjeh en de provincie Banten. Maar bij geen van deze corruptiezaken is het tot nu toe tot een rechtszaak gekomen en relatief vaak betreft het 'kleinere' gevallen. De zaak van Soeharto is nooit aangepakt. Zijn dochter Tutut (Siti Hardiyanti Rukmana) betrokken bij een schandaal van verduistering van honderd miljard dollar blijft buiten schot. Met recht oordeelde de vice-coördinator van 'Indonesia Corruption Watch' Lucky Djani dat "de regering-SBY alleen maar verklaringen produceert, een fabriek van woorden. Terwijl bestrijding van corruptie zichtbaar moet zijn in die gevallen waarbij het tot een proces komt."

De schending van de mensenrechten, waarop het regime van Soeharto was gevestigd, is helaas tot op heden nog aan de orde. In een verslag van de mensenrechtenorganisatie ELSAM, gepubliceerd bij het verstrijken van de 100 dagen van SBY, wordt geconstateerd dat de regering-SBY duidelijk geen strategie en visie bezit om de gevallen van schending van mensenrechten aan te pakken en in de toekomst de situatie van mensenrechten te verbeteren. Straffeloosheid (impunity) is nog steeds van toepassing, zowel t.o.v. schending van mensenrechten in het verleden als in het heden.

Een recent geval is die van de mensenrechtenactivist Munir, overleden tijdens zijn vliegreis naar Nederland in september 2004. De autopsie heeft duidelijk bewezen dat hij is overleden door arsenicumvergiftiging. President SBY had toegezegd dat hij alles zou doen om deze zaak tot klaarheid te brengen. Er zou een onafhankelijk onderzoek gedaan worden. Maar het 'fact-finding team' gevormd door de regering is door de familie en vrienden van Munir afgewezen omdat de samenstelling en de taken van het team niet de onafhankelijkheid van het onderzoek waarborgen. Tot nu toe zijn geen bevredigende resultaten geboekt.

Groeiende onderlinge rivaliteit

Ondertussen zijn de tegenstellingen en rivaliteit tussen president SBY en zijn vice-president Yusuf Kalla steeds duidelijker zichtbaar. Ten eerste bestond er al verschil van mening over de vraag aan wie de belangrijke post van coördinerend minister van Economische Zaken en Financiën zou worden toegewezen. Uiteindelijk werd het de vertrouwensman van Kalla, nl. Aburizal Bakrie, ex-voorzitter van de Indonesische Kamer van Koophandel en groot ondernemer (bezitter van een economisch conglomeraat). Ten tweede, bij het regelen van problemen i.v.m. de ramp in Atjeh, vaardigde Kalla een vice-presidentieel besluit uit (Kepwapres), terwijl volgens de grondwet alleen de president presidentiële besluiten kan nemen. Ten derde, stelde Yusuf Kalla zich heel onverwacht kandidaat voor het algemeen voorzitterschap van de GOLKAR-partij en werd als zodanig gekozen door het GOLKAR-partijcongres, waarbij de oud-voorzitter Akbar Tanjung opzij werd gezet.

Dit heeft de verhouding tussen regering en parlement grondig veranderd. De GOLKAR-partij onder Akbar Tanjung werkte samen met de PDIP van Megawati en kon, eventueel samen met de PDIP, oppositie voeren. De GOLKAR onder Yusuf Kalla is een regeringspartij geworden met sterke steun in het parlement. Dit lijkt op 'twee kapiteins op één schip'. Men vraagt zich af wat de regering nu is: een regering met SBY als president en Yusuf Kalla vice-president, of een Yusuf Kalla als minister-president?

Deze tegenstellingen zullen zeker op het te volgen regeringsbeleid van invloed zijn, doordat de grootondernemers (de Indonesische grootbourgeoisie) domineren. Aan de andere kant heeft SBY de steun van de militairen, die eropuit zijn de democratische rechten zoveel mogelijk in te perken. Een teken hiervan is o.a. het voornemen een wet in te voeren om de politie en strijdkrachten weer samen te voegen. Dit zou betekenen dat het leger en niet de politie weer verantwoordelijk wordt voor de handhaving van 'orde en rust'.

Op het gebied van terroristenbestrijding is geen vooruitgang geboekt. De twee hoofdverdachten Dr. Azahari (de maker van de bom bij de Australische ambassade) en Noordin M. Top (beiden van Maleisische nationaliteit) zijn nog altijd voortvluchtig.

Tsunami

Tijdens de periode van 100 dagen werd Indonesië getroffen door een vreselijke natuurramp. Op tweede Kerstdag 26 december 2004 trof een zeebeving met een kracht van 9 op de schaal van Richter de kusten van Zuid-Azië. Deze beving veroorzaakte een vloedgolf - de tsunami - tot tientallen meters hoog die het land overspoelde en delen van de bewoonde kusten letterlijk wegspoelde. Indonesië, met name de autonome provincie Atjeh en delen van Noord-Sumatra, in het bijzonder het eiland Nias, ondervond een niet te beschrijven verlies aan mensen en materiaal. Volgens de schattingen van de Nationale Coördinerende Raad (Bakornas) van de rampgebieden bedroeg het aantal doden in Atjeh en Noord Sumatra 115.155, werden 126.641 mensen vermist en honderdduizend mensen gedwongen te vluchten of te evacueren. Het leed is onbeschrijfelijk en tot op de dag van vandaag komen er nog nieuwe berichten over de ontstane vernietiging.

Na deze ramp met zijn desastreuze gevolgen heeft de Indonesische bevolking uit alle delen van het land haar solidariteit getoond door fondsen te verzamelen en vrijwilligers te sturen naar de getroffen gebieden. Ook internationaal hebben heel veel landen hulp gestuurd, zowel regeringen als particuliere organisaties. De wederopbouw van Atjeh en de andere getroffen gebieden zal zeker nog vier jaar vergen. Het is nu zaak dat al deze hulp, het materiaal en de fondsen efficiënt besteed worden voor de noden van het volk en niet verdwijnen in de zakken van de profiteurs. De kritiek hierover op de regering is hard en zij zal zich daarover moeten verantwoorden.

President SBY heeft erkend zich bewust te zijn van de vele tekortkomingen en dat hij hard zal moeten werken om die te overwinnen. De toekomst zal tonen of hij daartoe de kracht, de moed en de wil heeft.

Huidige situatie

De GOLKAR-partij, de grootste partij die de verkiezingen van 2004 heeft gewonnen, is nu feitelijk een regeringspartij die de belangen vertegenwoordigt van de grote bourgeoisie en de bureaucratie die samenwerkt met het internationaal grootkapitaal. Het is niet te verwachten dat GOLKAR Indonesië kan losmaken uit de greep van dit grootkapitaal en een werkelijk onafhankelijk democratisch en rechtvaardig Indonesië kan verwezenlijken.

De andere grote partij is de PDIP (de Indonesische Democratische Partij van de Strijd), waarvan de meerderheid van de kiezers bestaat uit de kleine bourgeoisie, kleinburgers van de grote steden en plattelandsbevolking. De PDIP zet zich in voor de ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf, wat ook de officiële doelstelling is van het regeerprogramma, maar niet wordt uitgevoerd. De PDIP zal haar congres houden eind maart - begin april. Volgens Megawati, nu nog algemeen-voorzitter van de PDIP, zal de partij zich opstellen als een oppositiepartij. Het is zeer te betwijfelen of de PDIP de kracht, de moed en de wil zal hebben om werkelijk de belangen van het werkende volk te behartigen en niet te vervallen in corruptie en compromissen.

Buiten deze partijen is er de massa van de bevolking, vooral de boeren en de arbeiders, die niet door deze regering of parlement worden vertegenwoordigd. Maar deze massa is niet passief. Op het platteland vinden dagelijks conflicten over het gebruik en het bezit van grond plaats. De boeren binden de strijd aan tegen plantagebezitters, bosbeheerders en plaatselijke overheden die het land van de boeren hebben afgenomen. De boeren strijden om land te kunnen bebouwen en te overleven. In veel districten hebben zij hun eigen organisaties opgericht. Deze zijn plaatselijk en hebben landelijk weinig invloed. Maar uiteindelijk zullen zij zich ontwikkelen, sterker worden en ook landelijk moeten worden erkend. Tot nu toe vormt de plattelandsbevolking de meerderheid van de Indonesische bevolking.

De arbeiders in de steden zijn ook bezig te vechten voor een beter bestaan, voor hogere lonen en rechtszekerheid. Er is nu niet één overheidsvakbond, maar er zijn honderden vakbonden die actief zijn in hun bedrijven. Sinds enkele jaren vormen verschillende vakbonden één front voor de viering van 1 mei. De repressie door het Soeharto-regime heeft de arbeidersbeweging vernietigd, waardoor zij helemaal opnieuw opgebouwd moet worden. Maar nieuwe ontwikkelingen zijn waar te nemen die hoop geven voor de toekomst.