De verloren miljarden van Irak


De oorlog in Irak en Afghanistan draait om ondernemersbelangen en bedrijfswinsten (Foto Solidair)  

James Ridgeway

Het lijkt er niet op dat Ibrahim Jaafari, de aanstaande premier van Irak, de winstgevende oliewinning in handen zal geven van buitenlandse bedrijven. Maar hij zal niet in staat zijn veel te betekenen voor de rest van de Iraakse economie, die door het hoofd van de Coalition Provisional Authority (CPA) met behulp van een groot aantal regels en bepalingen in een wurggreep werd genomen ten bate van het westerse bedrijfsleven.

Een paar van deze regels, die stammen uit de bezettingsperiode van Bremer, die vorig jaar verzameld werden door het onafhankelijke onderzoeksbureau Foreign Policy in Focus uit Washington:

Bepaling 39: De privatisering van de 200 staatsbedrijven, toestaan dat Iraakse bedrijven voor 100 procent in buitenlandse handen komen, toestaan van een complete belastingvrije terugvloeiing van de winsten. Geen verplichting tot herinvestering, inhuren van lokale arbeid of voorzien in openbare diensten. Arbeidsrechten bestaan niet.

Bepaling 40: Buitenlandse banken kunnen zich begeven op de Iraakse markt met een belang van 50 procent in voormalige staatsbanken.

Bepaling 49: Verlaging van de bedrijfsbelasting van 40 naar 15 procent. De inkomstenbelasting wordt beperkt tot 15 procent.

Bepaling 12: Opschorting van alle tarieven, douaneheffingen, invoerbelastingen, vergunningskosten en dergelijke toeslagen voor goederen die Irak binnenkomen of verlaten en van alle andere handelsbeperkingen die van toepassing kunnen zijn op deze goederen, met als resultaat een grote golf goedkope geïmporteerde goederen die de lokaal gemaakte producten verdrijven.

Bepaling 17: Beveiligingsfirma's krijgen volledige immuniteit; de Iraakse wet is niet op hen van toepassing.

Bremer zette een Hoge Toezichtsraad op en benoemde hiervoor een pro-Amerikaanse voorzitter en pro-Amerikaanse assistenten om toezicht te houden op inspecteurs op alle ministeries, die op hun beurt weer toezien op overheidscontracten en geheime programma's.

Nadat dit geregeld was, in het kader van de blijvende Amerikaans/Westerse controle op de Irakezen, van wie bekend is dat de machthebbers ook hebzuchtig en corrupt zijn, speelde Bremer's team het klaar om negen miljard dollar aan olie-inkomsten die bestemd waren voor humanitaire hulp en de wederopbouw van het land kwijt te raken.

Vorige week meldde de zeer ervaren journalist Helen Thomas dat deze negen miljard overhandigdwaren aan Iraakse ministeries, alwaar ze verloren zouden zijn gegaan. Stuart W. Bowen, de speciale toezichthouder voor de wederopbouw van Irak die benoemd werd door de Amerikaanse bezettingsautoriteiten, meldde deze verdwijning pas in januari.

De Democratische Beleidscommissie in het Congres organiseerde een paar weken geleden hoorzittingen en ontdekte dat er 'veel dinars en Amerikaanse dollars' rondzwerven. Het geld was opgeslagen in de kelder van het CPAhoofdkwartier en werd van tijd tot tijd besteed aan aannemers. De Democraten willen dat Alberto Gomes, de nieuwe minister van Justitie, de grand jury een onderzoek laat instellen. Zoals men zich kan voorstellen zal dit onderzoek plaatsvinden als pasen en pinksteren op één dag vallen.

Het kwijtraken van de miljarden vond plaats in de periode (mei 2003-juni 2004) dat de VS de controle hadden over de Iraakse oliewinsten. Volgens het Democratische Congreslid Dennis Kucinich uit Cleveland kon Bowen's toezichtsraad over 'geen enkele cent van de 9 miljard dollar' verantwoording afleggen.

Bremer viel Bowen's toezichtsraad aan en zei dat deze 'niet voldoet aan de maatstaven die de Amerikanen ervan konden verwachten' en dat er sprake was van 'wijdverbreide fouten'. Bremer, die de procedures heeft vastgesteld die de Amerikaanse regelgeving garanderen, zegt nu dat de Toezichtsraad niet onderkent hoe moeilijk het is om tijdens oorlogstijd op Westerse wijze een controlesysteem op te zetten. Hij en de medewerkers van het ministerie van Defensie halen hun schouders op over het verlies en laten weten dat Irakezen toch wel aan corruptie gewend zijn.

Bron: Village Voice, New York, 4 maart 2005, vertaling Frans Willems.