Mooie Woorden

Anticommunistische 'wetenschap' en de werkhanden van de Eerste Mei


 

Rinze Visser

Een aantal jaren geleden was er een scriptie (of proefschrift?) van twee jonge wetenschappers in het nieuws. Het wetenschappelijk-historisch onderzoek was gegaan over de Februaristaking van 1941. Uit de toen veelvuldige publicaties erover en commentaren erop was op te maken dat een belangrijke drijfveer van de jonge wetenschappers was geweest het ontzenuwen van het door communisten geclaimde alleenrecht op deze staking tegen de Duitse fascistische bezetters van ons land en hun vaderlandse helpers.

Hier deed zich iets voor dat in de politiek en ook in polemieken niet onbekend is: het nemen van een uitgangspunt als vaststaand gegeven en daar dan kritisch onderzoek op los te laten. En nog iets: gedwongen worden tot verweer tegen onterechte insinuaties, waardoor gemakkelijk de indruk kan worden gewekt en verbreid dat men een zaak wil monopoliseren ten koste van anderen. Mensen en groepen mensen in een kwaad daglicht stellen komt veel voor. Het is niet moeilijk en in de journalistiek gebeurt het dagelijks.

Het gaat in dit geval dus om de Februaristaking van 1941. De illegale Communistische Partij van Nederland (CPN) speelde bij de aanzet en de organisatie van de staking een belangrijke rol. In het kader van de anticommunistische politiek en propaganda van de naoorlogse jaren, waarbij alles wat communisten en de CPN door hun houding in de oorlog aan sympathie bij de bevolking hadden opgewekt tenietgedaan moest worden en in een kwaad daglicht gesteld, werden de communisten er in feite toe gedwongen hun rol in die beroemd geworden staking extra te benadrukken. Dat werd door de vijandige pers dan weer uitgelegd als zijnde pogingen de Februaristaking voor zichzelf te willen monopoliseren en de rol van de niet-communistische antifascisten te marginaliseren of te ontkennen. Zo werkten die dingen in die dagen, zo werken die dingen nog steeds in déze dagen.

De jonggeleerden vermeden ook platvloerse ongerijmdheden niet om de slechtheid van communisten in het verzet te onderstrepen; dat daarmee met zware legerlaarzen op de zielen van communistische oorlogsslachtoffers en hun nabestaanden werd getrapt werd zeker ingecalculeerd als toelaatbaar voor 'het goede doel'... Het zou de communisten niet gegaan zijn om voor de joodse slachtoffers van het fascisme op te komen; het zou hen gegaan zijn om eigen eer en glorie, in een soort van concurrentiestrijd met de landverraderspartij de NSB. Zinnen als "de communisten liepen voorop, het gewone volk mocht er achteraan lopen", waren daar voorbeelden van.

Destijds schreef ik in een reactie op een bespreking van dat 'wetenschappelijk werk' een ingezonden brief naar de krant waarin dat stond. Daarin vroeg ik mij af hoe het kon bestaan dat een door de bezetter verboden partij - in een tijd waarin op activiteiten voor die partij de doodstraf stond - zó openlijk, zichtbaar voor haar doodsvijanden een door haar misleide menigte kon aanvoeren. Je mag je dan in gemoede afvragen waarom het nodig is dat communisten zich ook nog tegen de meest vulgaire absurditeiten moeten verdedigen.

Zo herinner ik mij nog dat ik een aantal dagen na plaatsing van het ingezonden stuk een telefoontje kreeg. Na het noemen van elkaars namen vroeg de beller mij hoe oud ik was, wat, na later bleek, was om te kunnen vaststellen dat ik de Tweede Wereldoorlog niet bewust kon hebben meegemaakt en als driejarig kind zeker niet een leidende rol bij de Februaristaking konhebben gespeeld. Hij wel, natuurlijk... Alles zag ik verkeerd. Het was niet de CPN geweest die een belangrijke rol speelde bij de Februaristaking, het was de Raad van Verzet geweest, een organisatie van verzetsgroepen, waaronder de CPN. Bij zoveel haatdragende brutaliteit heb ik maar nagelaten te melden dat genoemde organisatie toen nog niet op het verzetstoneel was verschenen. Ik was toen immers nog maar een kind.

Dat gesprek heb ik toen dus afgekapt. Met mensen die van communisten die de oorlog niet als volwassenen hebben beleefd geen woord willen aannemen en van een generatie jongere mensen - alleen omdat ze gestudeerd hebben en anticommunistisch zijn - alles aannemen, is geen discussie mogelijk. Wat ik hiermee wil zeggen is dat de haat zo diep kan zitten dat elk waarneembaar of op te zoeken feit genegeerd wordt en niet bestaande, de haat versterkende feiten in de strijd worden geworpen. Dat is nu eenmaal het lot van mensen die de bestaande situatie willen bestrijden en deze willen veranderen.

Dat is in de geschiedenis nooit anders geweest. En voor communisten geldt dat zeer zeker. En tot slot (ik kon het weer niet laten) nog even wat. In een zaterdagbijvoegsel van een krant van april jl. zag ik, in het kader van 1 mei, Dag van de Arbeid, een hommage aan de werkers met de handen. Er werden de handen getoond van een hypnotiseur, een handmodel (wat dat ook moge zijn) behorend bij een pianist en bij meer of minder tot de verbeelding sprekende beroepen. Er waren ook de handen bij van die ene boer; deze waren zeker niet getoond als hij niet enige bekendheid had gekregen door deelname aan het televisieprogramma 'Boer zoekt vrouw'.