De getemde vakbeweging


Het onderhandelaarsakkoord is nog niet bekend. Of de demonstrerende politie tevreden zal zijn met de resultaten, valt nog te bezien.  


Ook vandaag nog zijn de havenarbeiders strijdbaar. Voor hun is de maat in dit land allang vol. Op de foto Niek Stam bestuurder FNV Bondgenoten.  

Jan Ilsink en Maarten Muis

Op 3 september vond in het kader van de havendagen in Rotterdam en het 100-jarig bestaan van de FNV een symposium plaats in de Kamer van Koophandel onder de titel 'Kranen voor de wal'. Onderwerp was de havenstaking van 1970, de '400 gulden staking'.

Verschillende sprekers waren uitgenodigd om herinneringen op te halen en een oordeel te geven over deze havenstaking, die tot gevolg had dat iedereen in Nederland er eenmalig f 400,- netto bij kreeg. Voorwaar een voorbeeld van een voorhoedestrijd die in één klap de achterlopende loonontwikkeling in Nederland corrigeerde.

Strijd ten voorbeeld

Opvallend was dat geen enkele spreker deze olievlekwerking memoreerde. Het bleef bij anekdotes over deze staking. Alleen Sjaak van der Velden, stakingshistoricus verbonden aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, plaatste deze staking in een algemeen historisch kader van stakingen in Nederland. De gidsfunctie van de strijdbare havenwerkers bleef totaal buiten beschouwing. Daarmee spiegelde deze bijeenkomst de actuele situatie in de vakbeweging. Evenals in 1970 heeft de FNV-leiding nu gekozen voor een afwachtende en lijdzame houding. Toen tegenover de stijgende kosten van levensonderhoud, nu tegen voortgaande verslechteringen van arbeidsvoorwaarden, die werkgevers met ondersteuning van het kabinet van plan zijn door te voeren. De FNV-leiding denkt wellicht met deze 'constructieve houding' vanzelf de cadeautjes binnen te halen, die het kabinet in het jaar voorafgaande aan de Tweede kamerverkiezingen van plan is uit te delen. Maar de kans is groot dat de FNV-leiding bedrogen zal uitkomen. De kosten van levensonderhoud rijzen, evenals dat eind zestiger jaren het geval was, de pan uit met stijgende energieprijzen en premies. De havenstaking van 1970 is voor de werkende bevolking daarom een voorbeeld om niet af te wachten maar in strijd te gaan en de vakbondsleiding te dwingen actief en strijdbaar voor de belangen op te komen.

Knokken noodzakelijk voor belangen werkers

Foeke Kuiper, oud werkgeversonderhandelaar Scheepvaart Vereniging Zuid, gaf nu toe dat de staking van 1970 terecht was. De lonen hadden al veel eerder aangepast moeten worden. Maar de havenbaronnen hadden het - ook toen al - te druk met fusies, concentraties en automatisering in de haven. De arbeidsomstandigheden en -voorwaarden van de dockers waren verre ondergeschikt aan deze sores van de havenondernemers. Achteraf had aan de eisen makkelijk kunnen worden toegegeven. Een paar jaar later zouden immers de havenwerkers in het stukgoed massaal op straat worden gezet toen containers de hele stukgoedsector gingen vervangen.

Belangen eisen internationale samenwerking

Kees Marges, nu werkzaam als adviseur werknemersstrategieën maar jarenlang actief in de haven als vakbondsbestuurder, benadrukte de noodzaak van internationale samenwerking tussen bonden. Met de globalisering, die in de zeventiger jaren al inzette gezien de sores van de havenbaronnen toen, kunnen vakbonden niet meer serieus in één land voor de belangen van hun leden opkomen. De dockers hebben hierin opnieuw een voorbeeldfunctie. Zij zijn het immers, als één van de weinige georganiseerde werknemers, die de Europese neoliberale richtlijnen weerstaan, hun eigen werk beschermen en dat niet voor de zwijnen van koppelbazen en andere snelle geldverdieners werpen. Hiermee is niet alleen veiligheid gediend. Het lossen van schepenis immers een vak, zoals de leus 'Proud to be a docker' al aangeeft. Maar met dit strijdbare standpunt van de dockers worden ook de schepelingen beschermd. Volgens de plannen van Neelie Kroes en trawanten, zouden die immers na in de haven gearriveerd te zijn, ook nog even het schip moeten lossen en laden.

Kees betrok de stelling dat internationalisering van productie, handel en transport, gecombineerd met liberalisering, deregulering en privatisering leidt tot grotere, internationale druk op arbeidskosten. Hiertegen is alleen internationale belangenbehartiging het antwoord. Dus vakbonden en bestuurders die niet bereid zijn de belangen van de leden ook op internationaal niveau te behartigen zijn onbekwaam en lichten eigenlijk hun leden op.

Terecht kritiseerde Kees de opvatting van Henk v.d. Kolk, voorzitter van FNV Bondgenoten, dat het nu niet meer om poen, maar om werk, zou gaan. Volgens Marges is het helemaal afhankelijk van plaats en tijd of de werkers looneisen of behoud van werkgelegenheid eisen. In feite is 'poen of werk' een valse tegenstelling. Beide zijn deel van het eisenpakket van de werkers.

Democratisering vakbeweging nodig

Maar Henk van der Kolk, voorzitter van FNV Bondgenoten, pakte de toegeworpen handschoen van Marges niet op. Hij erkende niet de valse tegenstelling tussen 'poen en werk'. Evenmin sloot hij aan bij de oproep van Marges tot internationalisering van de vakbeweging. Jammer, want Kees Marges eiste weliswaar internationale belangenbehartiging van werknemers, maar hij ging niet in op de hiermee eveneens noodzakelijke internationale democratisering van de vakbeweging. Dat had juist Henk van der Kolk, een huidige vakbondsvoorzitter, wel kunnen en moeten doen. Want de internationale vakbeweging komt immers tot stand door dubbel getrapte democratie. Geen enkel vakbondslid heeft daar direct invloed op. De activiteiten van de internationale vakbeweging zijn vooral gericht op lobby bij internationale politieke instellingen en vertonen geen enkele strijdbaarheid. Ze is door het ontbreken van directe democratische controle speelbal van politiek gekonkel en handjeklap.

Geen tegenstelling eenheid en individualisering

Nee, Henk gaf er de voorkeur aan zich te begeven in het moeras van de Cafetaria CAO: de CAO met individuele keuzemogelijkheden. In feite ook een valse tegenstelling. Het gaat niet om een CAO waarin individuele keuzes mogelijk zijn, of een CAO waarin geen enkele rek en persoonlijke interpretatie zit. Het gaat om een CAO met goede algemene arbeidsvoorwaarden, waarvoor iedereen in actie wil komen. Een CAO, die uiteraard maatwerk naar persoonlijke omstandigheden van de individuele werknemer mogelijk moet maken.

De terugloop van leden, de geringe aantrekkingskracht van de vakbonden op jongeren, heeft kennelijk de deuren bij de topbestuurders opengezet voor een prioriteit bij een marktgerichte, populistische aanpak om leden te winnen. De Cafetaria CAO is daarvoor kennelijk een oplossing. Maar het is voor een strijdorganisatie als de vakbeweging een heilloze weg om zich op het glibberige terrein van klantenwerving en individuele behoeftebevrediging te begeven. Daar zijn juist de tegenstanders, degenen voor wie niet de behoefte centraal staat maar de verkoopbaarheid, veel beter in. De vakbeweging moet zich niet op vijandelijk terrein laten lokken maar een thuiswedstrijd spelen door te onderzoeken welke (in tijd en plaats) de gezamenlijke belangen van de werkers zijn, om die vervolgens te vertolken en concreet uit te werken tegenover de belangen van de ondernemers, de kapitaalbezitters. Benadrukt moet worden dat deze gezamenlijke belangen absoluut nietstrijdig zijn met individuele uitwerkingen naar persoonlijke omstandigheden en behoeften.

Zolang de vakbeweging zich niet laat leiden en inspireren door de gezamenlijke belangen van werkers tegen ondernemers blijven ze in de ban van 'marktwerking' en lopen ze aan de ideologische leiband van het kapitaal: de getemde vakbeweging!