Alarm: De Bolkestein-richtlijn dreigt wet te worden


Dekker en Bolkestein voeren neoliberale Lissabon-agenda uit, gericht op sloop van de collectieve sector en winstvermeerdering voor de ondernemers middels liberalisering en privatisering. (Foto Manifest: demonstratie KhT)

Georg Polikeit

De zogenaamde 'Bolkestein-richtlijn' voor liberalisering van de dienstverlening in de EU zal op 21 en 22 november opnieuw in de Europese Commissie besproken worden en daarna in een plenaire vergadering van het parlement in de vergaderweek van 16-19 januari 2006 aangenomen worden.

Wie na de protestacties in het voorjaar geloofde dat het voorstel van tafel was, komt bedrogen uit. De Europese vakbonden en de kritische globaliseringsbewegingen hebben er op 19 maart in Brussel met een grote demonstratie tegen geprotesteerd. Vanwege de enorme weerstand zagen de staats- en regeringsleiders zich genoodzaakt om op hun topconferentie van 22 en 23 maart amendementen in te dienen. Toen al wezen wij er in 'Unsere Zeit' op dat het uiterst neoliberale Bolkestein-ontwerp niet teruggenomen werd, maar dat uitdrukkelijk aan zijn grondbeginselen vastgehouden werd. Er zouden slechts enige veranderingen doorgevoerd moeten worden, om het makkelijker te maken het ontwerp in te voeren.

Tijdens de zomermaanden werd er achter de coulissen ijverig aan gewerkt. De verantwoordelijkheid lag bij de Commissie voor Interne Markt en Consumentenbescherming van het Europees Parlement onder leiding van de Duitse sociaal-democrate Evelyn Gebhard. Zij schreef, zonder het oorspronkelijke Bolkesteinontwerp in twijfel te trekken, een rapport, waarin een reeks amendementen voorgesteld wordt. De Commissie Interne Markt zou hier op 4 oktober een definitief advies over geven, en 25 en 26 oktober zou het volledige parlement zijn goedkeuring geven. Maar plotseling stelden de conservatieve en liberale rechtse partijen, die in het Europees Parlement een meerderheid vormen, een serie van veranderingen voor die de sociaal-democratische wijzigingsvoorstellen praktisch herhaalden. Het resultaat was dat de al vastgestelde stemming door de Commissie Interne Markt zes weken uitgesteld werd, om tijd te krijgen verdere compromissen te vinden.

Ontoereikende 'afzwakkingspogingen'

Daarnaast had het sociaal-democratische voorstel geen algemene afwijzing van de neoliberale oriëntatie van het oorspronkelijke ontwerp op het oog. Het adviseerde slechts verandering op twee punten: in de eerste plaats zou het handhaven van de richtlijn moeten worden beperkt tot "zuiver commerciële dienstverlening". "Dienstverlening in het algemeen belang" daarentegen zou hier van buitengesloten moeten worden, voor zover dat nog niet gebeurd is, en later door een aparte richtlijn 'geregeld' worden.

Daarbij bleef volledig onverklaard wat "dienstverlening in het algemeen belang" is. Een definitie die in de hele EU gehandhaafd zou moeten worden is er niet. Een positieve of negatieve lijst van wat wel of niet onder de richtlijn valt wordt door mevrouw Gebhard nadrukkelijk als "verkeerd begin" verworpen. In plaats hiervan meldde zij in haar verklaring: "Het geven van een precieze definitie wordt overgelaten aan de lidstaten". Het zou ook aan de individuele regeringen (tegenwoordig veelvuldig onder leiding van de rechtse partijen!) overgelaten worden, welke richtlijnen zij willen laten gelden. In het Gebhard-rapport wordt slechts gezegd dat de handhaving van de richtlijn tot "dienstverlening tegen vergoeding van de gemaakte kosten" respectievelijk "commerciële dienstverlening met puur financiële doeleinden" beperkt zal blijven. Maar of bijvoorbeeld therapeutische- en verplegende diensten, watervoorzieningen, verkeersondernemingen, onderwijs en culturele faciliteiten die 'van algemeen belang' zijn, maar niettemin vaak als "commerciële dienstverlening tegen betaling" uitgevoerd worden, onderde richtlijn vallen of niet, wordt opengelaten.

Het 'principe van het land van herkomst' via de achterdeur

Ten tweede wil het Gebhard-rapport het belangrijkste onderdeel van de Bolkestein-richtlijn, namelijk het zogenaamde 'principe van het land van herkomst', waar het protest zich vooral op richtte, deels ontkrachten door een gehaaide nieuwe regeling.

Volgens het 'principe van het land van herkomst' zullen firma's die dienstverlening in een ander EU-land bieden, wat betreft de toelatingsregelingen en de sociale- en arbeidsrechtelijke bepalingen, ook bij lonen en werktijden, aan de bepalingen van het land van afkomst onderworpen zijn en niet aan de bepalingen van het land waar zij actief zijn. Een uit Polen of Tsjechië afkomstige firma (waarvoor een bureau of alleen maar een brievenbus aldaar voldoende zou zijn) zou bijvoorbeeld ook in Duitsland of Frankrijk aan de slag kunnen, maar voor de daar ingezette, en/of de in het doelland geworven arbeidskrachten, moeten zij de lonen en bijdragen voor sociale voorzieningen volgens de wetgeving van het herkomstland betalen.

Het Gebhard-rapport stelt voor het 'land van herkomstprincipe' niet algemeen te laten gelden, maar het door een ander principe, namelijk het 'principe van de wederzijdse erkenning' te vervangen. Volgens dit principe komen de afzonderlijke EU-lidstaten overeen om de in hun landen geldende regels wederzijds te erkennen, ook waar het grensoverschrijdende economische activiteiten betreft. In een mededeling van de EU-commisie werd het zo gezegd: "Het principe van wederzijdse erkenning verzekert het vrije verkeer van goederen en dienstverlening, zonder dat het noodzakelijk zou zijn de nationale wetgeving te harmoniseren" (dus gelijk te stellen aan elkaar). In het algemeen zijn het bij aanwending van dit principe "de regels van de lidstaat van herkomst die gelden".

Dat wil zeggen dat het 'principe van wederzijdse erkenning' praktisch dezelfde werking heeft als het 'principe van land van herkomst'. Het gaat feitelijk om zijn behoud, slechts onder een andere noemer en misschien in een enigszins afgezwakte juridische vorm, omdat individuele lidstaten in enkele gevallen de wederzijdse erkenning kunnen weigeren.

Mobilisatie is vereist

Maar zelfs deze volstrekt ontoereikende amendementen van het Gebhard-rapport gingen de rechtsconservatief-liberale meerderheid in het Europees Parlement al te ver. Het reële gevaar bestaat, dat de meerderheid van het Europees Parlement een 'dienstverleningsrichtlijn' goedkeurt die afgezien van minimale formuleringsverschillen de oorspronkelijke Bolkestein-richtlijn officieel tot wet maakt. Dit zou voor alle lidstaten een verplichtende EU-richtlijn betekenen die de neoliberale vernieling van de loontarieven en wettelijke arbeids- en sociaalrechtelijke zowel als de ecologische- en consumentenbeschermende verordeningen op het gebied van de dienstverlening weer een grote stap verder brengt, en afbraak van het loon- en sociale stelsel tot algemene regel stelt. Dit dwingt vakbonden en sociale bewegingen praktisch in dezelfde situatie als in het voorjaar.

De tijd tot en met de goedkeuring van het voorstel door het Europees Parlement kan in elk geval nog benut worden om het door vakbonds- en andere buitenparlementaire acties stop te zetten. De vakbonden en sociale bewegingen hebben alle reden ogenblikkelijk opnieuw actief te worden op alle niveaus, in het bijzonder rond 21 en 22 november, de geplande data voor het commissieoverleg en bij de parlementszitting in januari, om het protest tegen het asociale plan openbaar zichtbaar te maken. Het parool van de vakbondenblijft van toepassing en moet opnieuw in de openbaarheid gebracht en actief ondersteund worden: "Nee tegen de Bolkestein-richtlijn (en al zijn varianten!) - Europa mag geen lagelonenzone worden - Nee tegen het principe van het land van herkomst - Nee tegen sociale- en loondumping!"

Bron: Unsere Zeit, orgaan van de DKP, vertaling Elize van Reenen.