Pat Robertson is een gesubsidieerde crimineel


Robertson en vriend Bush hebben een onderonsje.

Frans Willems

Net zoals in de Nederlandse politiek bevinden zich ook aan de rechterzijde van het politieke spectrum in de Verenigde Staten zelfverklaarde profeten die vinden dat ze niet genoeg gehoor vinden bij het publiek en denken de aandacht wel te kunnen krijgen door steeds harder te gaan schreeuwen.

Het meest uitgesproken voorbeeld hiervan is de Amerikaanse televisiedominee Pat Robertson, die ooit nog een gooi deed naar het presidentschap namens de Republikeinse Partij en een vriend en vurig bewonderaar is van George Bush.

Na zijn oproep om de democratisch verkozen president van Venezuela Hugo Chávez te vermoorden waarvoor hij zich met een 'sorry!' probeerde te verontschuldigen overtreft hij zichzelf, voorlopig, met spectaculaire beschuldigingen aan het adres van dezelfde Hugo Chávez: "Hij is in onderhandeling met Iran om nucleair materiaal te bemachtigen en na de aanslagen van 11 september heeft hij 1,2 miljoen dollar cash naar Osama Bin Laden gestuurd", zo zei hij in het CNN-programma 'Late Edition'.

Blijkbaar bestaan er gemakkelijker manieren om Bin Laden op te sporen dan de inzet van de best georganiseerde inlichtingendiensten ter wereld die gebruikmaken van de meest geavanceerde technologieën en speciaal hiervoor opgeleide militairen. Het volstaat om een koffer met geld geadresseerd aan 'Osama Bin Laden, Tora Bora, Afghanistan' te sturen.

Robertson beschuldigt Chávez ervan contacten te onderhouden met terroristen terwijl hij zelf sinds lang vriendschappelijke banden heeft met lieden die in het beste geval 'dubieus' genoemd kunnen worden. In Nicaragua steunde hij de Contra's die volgens alle mensenrechtenorganisaties de mensenrechten met voeten traden. Hij steunde de rechtse dictatuur in El Salvador die dood en verderf zaaide met haar doodseskaders. In Afrika omarmde hij omwille van zijn investeringen in diamant- en goudmijnen de regimes van de Zaïrese dictator Mobutu en de Liberiaanse president Charles Taylor, die door de VN beschuldigd wordt van oorlogsmisdaden en van wie bekend werd dat hij leden van Al Qaeda onderdak bood. Robertson zou er dus beter aan doen Bin Laden in zijn eigen kennissenkring te zoeken dan in die van Hugo Chávez.

Chávez reageerde sereen en laconiek op Robertson's oproep om hem te vermoorden, zei niet te weten wie Robertson was en dat hij maling aan hem had. Het is de vraag in hoeverre deze nonchalance, gespeeld of niet, op zijn plaats is. Over de invloed van Robertson en de groeiende groep extreem- rechtse fundamentalistische christenen in de VS die hij vertegenwoordigt wordt verschillend gedacht. Enerzijds lijkt deze beperkt. Er wordt op gewezen dat de Amerikaanse presidentsverkiezingen in 2000 en 2004 mogelijk beslist werden door de stemmen van de rechts-religieuze Amerikanen maar tegelijkertijd blijft de echte macht in handen van de kapitalistische bourgeosie, die Robertson's volgelingen wel naar de mond praat om hun stemmen te krijgen, maar daar vervolgens niets voor teruggeeft.

Anderzijds vindt Robertson's oproep wel navolging in bepaalde invloedrijke kringen. Een voormalige legerkolonel, David Hunt, zei in het radioprogramma 'Morning in America' dat het ombrengen van Chávez "bespreekbaar" zou moeten zijn en de vroegere CIA-medewerker, Wayne Simmons, zei in de talkshow 'Hannity and Holmes' van FOX dat Chávez al "lang geleden uit de weg geruimd had moeten worden." Felix Rodriguez, een andere ex-CIA-medewerker, liet wetendat de Verenigde Staten zeker een 'plan voor onvoorziene gebeurtenissen in Venezuela' hebben klaarliggen. Dit plan zou niet alleen economische maatregelen betreffen maar ook een militaire ingreep. Dat die Chávez' dood als bijkomende schade tot gevolg zou kunnen hebben spreekt vanzelf.

De Amerikaanse autoriteiten hebben, bij monde van minister van Defensie David Rumsfeld, afstand genomen van Robertson's oproep. "Ons ministerie houdt zich niet met dergelijke dingen bezig", verklaarde hij. Genoeg voorbeelden uit het verleden maken duidelijk dat dit een lachertje is en ook het mogelijke doodsvonnis voor Saddam Hoessein toont aan dat de christelijke Verenigde Staten zich weinig aan het zesde gebod gelegen laten liggen.

Al lang voor Robertson's wilde beschuldigingen aan het adres van Hugo Chávez had Venezuela bijzonder slechte ervaringen met Amerikaanse christelijke bewegingen. In 1946 vestigde de New Tribes Mission, een Amerikaanse fundamentalistische protestantse sekte, zich al in het land. In de tientallen jaren dat deze sekte in het Amazonegebied actief was richtte ze er als het ware een staat binnen een staat op, met eigen wetten, een infrastructuur en vliegvelden. Ze hield zich meer bezig met de exploitatie van de mineralen in de regio, met gedwongen bekeringen, de vernietiging van de inheemse cultuur en spionage dan met menslievend werk.

Hoewel New Tribes nog steeds actief is in Venezuela werden er in het verleden vaker pogingen ondernomen de invloed ervan tegen te gaan, in de jaren '80 vooral door het toenmalige parlementslid Jose Vicente Rangel. Tegenwoordig is Rangel vice-president van Venezuela en het is begrijpelijk dat hij, uit ervaring wijs geworden, zich niet lovend uitlaat over Robertson: "Deze man is op zijn zachtst gezegd krankzinnig. Sommige politici in het noorden vragen erom hen niet te kenmerken door middel van politieke analyse. Daar is een heel team van psychiaters, psychologen en sjamanen voor nodig."

De ironie wil dat dankzij Hugo Chávez' persvrijheid Pat Robertson's televisieprogramma's ook in Venezuela te zien zijn. In Venezuela maken de protestanten slechts twee procent van de bevolking uit. Robertson's doelgroep, zo die daar al bestaat, zal verwaarloosbaar zijn. Dat is in andere Zuid-Amerikaanse en Midden-Amerikaanse landen niet het geval, daar groeit de aanhang snel. In de Verenigde Staten worden zijn shows ook door tientallen miljoenen mensen bekeken en in het kader van George Bush' beleidsprogramma, waarbij religieuze organisaties voor het verkrijgen van subsidies voorrang krijgen boven onafhankelijke instellingen, ontvangt Robertson bakken overheidsgeld. Het merendeel hiervan blijft aan de eigen strijkstok hangen en de rest wordt grotendeels oneigenlijk gebruikt, namelijk voor zijn eigen investeringen en voor zijn televisieprogramma's die hem een platform bieden voor zijn antidemocratische en misdadige uitlatingen.

"Er moeten maatregelen genomen worden om te voorkomen dat dit soort malloten een platform krijgt." Helaas is dat geen uitspraak van de Amerikaanse minister van Justitie, maar van de Nederlandse, naar aanleiding van de uitgelokte en niet eens strafbare uitspraken van Abdul Jabbar van de Ven over Geert Wilders. In de Verenigde Staten woedt een dergelijke discussie blijkbaar niet. Programmamakers worden er door de overheid zelfs voor betaald.