Conferentie DKP-geschiedeniscommissie


Jan Ilsink houdt een inleiding op de conferentie in Leverkusen.  

Job Pruijser, Jan Ilsink

Op uitnodiging van de Geschiedeniscommissie van de DKP hebben op zaterdag 19 en zondag 20 november vertegenwoordigingen van een tiental communistische partijen van Europa deelgenomen aan een conferentie in de Karl Liebknecht Schule in Leverkusen. Onderwerp van bespreking was de actuele stand van de discussies binnen de communistische partijen van Europa over hun doelen, vastgelegd in hun programma's.

De bijdragen vanuit de verschillende partijen gingen daarbij vooral over de politiek-economische situatie in de verschillende landen, de ontwikkelingen van en binnen de communistische partijen en noodzaak van en mogelijkheden tot toekomstige samenwerking. De toelichtingen op de ontwikkeling van de partij begonnen soms bij de oprichting van de partij, soms bij de legalisering na verdrijving van fascistische regiems of vanaf de problemen sinds de ineenstorting van de socialistische staten in Europa. Op de conferentie werden bijdragen verwelkomd over de ontwikkeling van de partijen van Griekenland, Portugal, Duitsland, Tsjechië, Frankrijk, Italië, Spanje, Ierland en Nederland. Met de bijdragen en discussie werd de gecompliceerdheid van de ontwikkeling van communistische partijen nog eens onderstreept.

Spanje

Spanje bijvoorbeeld, waar na de val van het Franco-regiem een monarchie werd ingeplant als extra beveiliging en nationaal netwerk voor de bourgeoisie. Spanje, waar de autonomie van de afzonderlijke provincies sterk leeft en een tendens bestaat tot vorming van communistische partijen per regio: Cataluña, Baskenland, Galicië, Andalusië, enz.

Portugal

Portugal, waar na verdrijving van het fascistische regiem van Salazar/Caetano een socialistische revolutie werd ingezet, die vooral door openlijke en sluipende interventies van de EU is teruggedraaid. Portugal, dat nog steeds een grondwet heeft waarin socialistische principes van een vredesleger zonder interventies in het buitenland, nationalisatie van de basisindustrieën, gratis onderwijs, enz. zijn vastgelegd.

Ierland

Ierland waar er één partij is voor in feite twee landen: Noord-Ierland, een industrieel land met scheepsbouw, vliegtuigbouw en textielnijverheid die nu goeddeels zijn gesloten, met een werkloosheidspercentage van ca. 30 procent en deel uitmakend van het Verenigd Koninkrijk, met als munt het Britse pond. En de Republiek Ierland zelf, met de euro als betaalmiddel, een tot voor kort bijna feodaal land waar de kerk het voor het zeggen heeft, abortus door een ruime parlementaire meerderheid blijft afgewezen. Een land waar een minderheid - profiterend van EU-steun voor nieuwe economische digitale bedrijvigheid - zich tot een welvarende middenklasse heeft opgewerkt, maar waar tegelijk de armoede op het platteland voortduurt. Ook hier heerst een gemiddelde werkloosheid van ca. 30 procent.

Duitsland

In Duitsland is de DKP, de partij in de Bondsrepubliek die na het verbod destijds van de KPD balanceert op de rand van illegaliteit, na de hereniging in feite samengegaan met een deel van de SED uit de DDR. De SED is na de hereniging uiteengevallen in een kleine groep die zich heeft aangesloten bij de DKP en een grote groep die de PDS heeft gevormd (Een klein deel vormde in Oost-Duitsland de KPD, red. M.). De PDS is nu onderdeel van deLinkspartei, maar op langere termijn waarschijnlijk op weg naar integratie in de SPD.

Vier landen met ogenschijnlijk totaal verschillende ontwikkelingen, maar in de kern allemaal worstelend met de agressiviteit en dynamiek van het monopolie-kapitalisme. En dan zijn we nog niet eens ingegaan op de situatie in Griekenland, Italië, Frankrijk en Tsjechië.

Nederland

In de bijdrage vanuit de NCPN is vooral nadruk gelegd op de noodzaak van samenwerking van partijen tegen het grensoverschrijdende, globaliserende kapitaal. Gekritiseerd werd de praktijk in de jaren zeventig in de CPN, die voortkwam uit de wens de autonomie van de partij binnen de internationale communistische beweging te onderstrepen, dat voor lidmaatschap feitelijk een Nederlands paspoort nodig was. Hierdoor werd echter een deel van de werkende klasse in Nederland, die met contracten door ondernemers naar Nederland was gelokt of voor onderdrukking door fascistische regiems naar Nederland gevlucht, buitengesloten. Op hun beurt vormden deze 'allochtone' delen van de arbeidersklasse in Nederland afdelingen van hun eigen partijen. In de NCPN bestaat de eis van een Nederlands paspoort niet meer, maar in veel landen van West Europa, waaronder Nederland, hebben allochtone delen van de werkende klasse nog steeds eigen politieke structuren. Deze belemmeren dat deze delen van de werkende klasse zich aansluiten bij de communistische partij in dat land. Deze kritiek leidde op de conferentie tot reacties omdat sommige aanwezige vertegenwoordigers van buitenlandse partijen inderdaad al decennialang in Duitsland werken en wonen. Als verdediging werd door hen beklemtoond dat de activiteiten van hun partij in het buitenland zich beperken tot cultuur en vooral gericht zijn op het moederland.

Marx

Overigens zou op politiek vlak goed worden samengewerkt. Niettemin blijft de indruk bestaan dat door verschillen in nationale 'herkomst' het in een land aanwezige 'communistische potentieel' onvoldoende is geïntegreerd en wordt benut. De Nederlandse delegatie kan zich niet losmaken van de indruk dat deze internationale integratie van communisten beter functioneerde in de tijd van Marx. Hijzelf heeft immers de langste tijd van zijn leven in ballingschap doorgebracht en zijn werk bestaat voor een groot deel uit polemieken met over heel Europa verspreide opponenten. Echter met deze vaststelling wordt eveneens de gecompliceerdheid van de huidige communistische beweging onderstreept.